ECLI:NL:GHSGR:2012:BW3381

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-002484-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Schaar
  • A.S.M. Horstink
  • T.J.P. van Os van den Abeelen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en wapenbezit met recidive als strafverzwarende factor

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 29 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die is beschuldigd van moord en doodslag. De verdachte heeft op 11 februari 2010 in Rotterdam met een geladen vuurwapen op een persoon geschoten, wat resulteerde in de dood van het slachtoffer. In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken van moord, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar voor doodslag. De officier van justitie ging in hoger beroep tegen deze vrijspraak en vorderde een zwaardere straf.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de bedreigingen had gepleegd die hem onder 1 en 2 waren ten laste gelegd. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van deze beschuldigingen. Echter, het hof achtte het onder 3 (doodslag) en 4 (wapenbezit) ten laste gelegde wel bewezen. De verdachte had eerder al gevangenisstraffen ondergaan voor geweldsmisdrijven, wat als recidive werd beschouwd en als strafverzwarende factor werd meegenomen in de beslissing.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door met een vuurwapen te schieten, niet alleen de dood van een jonge man had veroorzaakt, maar ook veel leed en verdriet bij diens nabestaanden had teweeggebracht. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens werd als een ernstige bedreiging voor de samenleving gezien. Het hof besloot uiteindelijk de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van tien jaar, met aftrek van voorarrest, en vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank Rotterdam.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002484-11
Parketnummer(s): 10-700063-10
Datum uitspraak: 29 maart 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 29 april 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortejaar] 1977,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rijnmond, gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 15 maart 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1, 2 en 3 impliciet primair (moord) ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 3 impliciet subsidiair (doodslag) en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 februari 2010 te Rotterdam [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen getoond aan en/of gericht op die [benadeelde partij 1] en/of (daarbij) die [benadeelde partij 1] dreigend de woorden toegevoegd: " Je mag niet praten, dan ga ik je doodmaken" en/of "Als ik vast ga zitten, ga ik je doodmaken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 11 februari 2010 te Rotterdam [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen getoond aan en/of gericht op (het hoofd van) die [benadeelde partij 2] en/of (daarbij) die [benadeelde partij 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Dit is geen grapje, ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 11 februari 2010 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, een persoon genaamd [benadeelde partij 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, met een vuurwapen die [benadeelde partij 2] in/door het hoofd geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [benadeelde partij 2] is overleden terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden heeft ondergaan wegens medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (parketnummer 10-690074-08) en evenmin vijf jaren zijn verlopen sedert de verdachte een gevangenisstraf van 15 maanden heeft ondergaan wegens een poging tot medeplegen van zware mishandeling en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie begaan met betrekking tot een wapen van categorie III en medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (parketnummer 10/641250-05);
4.
hij op of omstreeks 11 februari 2010 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een revolver van het merk Smith & Wesson, model 686, kaliber .357 Magnum en/of (daarbij) voor dat wapen geschikte munitie, voorhanden heeft gehad.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, nu uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep onvoldoende naar voren is gekomen dat het de verdachte is geweest die de onder 1 en 2 ten laste gelegde bedreigingen heeft gepleegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 impliciet subsidiair (doodslag) en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
hij op 11 februari 2010 te Rotterdam opzettelijk, een persoon genaamd [benadeelde partij 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft de verdachte opzettelijk, met een vuurwapen die [benadeelde partij 2] in/door het hoofd geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [benadeelde partij 2] is overleden terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden heeft ondergaan wegens medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (parketnummer 10-690074-08) en evenmin vijf jaren zijn verlopen sedert de verdachte een gevangenisstraf van 15 maanden heeft ondergaan wegens een poging tot medeplegen van zware mishandeling en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie begaan met betrekking tot een wapen van categorie III en medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht (parketnummer 10/641250-05);
4.
hij op 11 februari 2010 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een revolver van het merk Smith & Wesson, model 686, kaliber .357 Magnum en (daarbij) voor dat wapen geschikte munitie, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
doodslag, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 impliciet subsidiair (doodslag) en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft met een geladen vuurwapen op [benadeelde partij 2] geschoten met als gevolg dat deze daaraan is overleden. Door aldus te handelen heeft de verdachte de dood veroorzaakt van een jonge man die midden in het leven stond. Daarmee heeft hij ook onnoemelijk veel leed en verdriet bij diens nabestaanden teweeggebracht. Een dergelijk feit draagt een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter en veroorzaakt daarnaast gevoelens van onrust, angst en onveiligheid in de samenleving.
De verdachte heeft voorts een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving en mede gezien de gevaaraspecten van onbevoegd wapenbezit dient dit streng te worden bestraft.
Het hof heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van geweldsmisdrijven. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is, met het voorbijgaan aan de bewezen verklaarde strafverzwaringsgrond van recidive,mede gelet op de generale en de speciale preventie, in deze van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 43a, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 impliciet subsidiair (doodslag) en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 impliciet subsidiair (doodslag) en 4 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar,
mr. A.S.M. Horstink en mr. T.J.P. van Os van den Abeelen, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 maart 2012.