ECLI:NL:GHSGR:2012:BW3434

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-005150-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit in Vlaardingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 2 april 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1987, werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De feiten vonden plaats in de periode van 14 tot en met 29 september 2008 te Vlaardingen, waar de verdachte in een woning een hennepkwekerij exploiteerde en daarbij elektriciteit ontvreemde van Energiebedrijf Eneco. De verdachte had in totaal 233 hennepplanten en maakte zich schuldig aan het wegnemen van elektrische energie door middel van braak.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, met de mogelijkheid van 50 dagen hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, evenals zijn eerdere veroordelingen. De verdachte had eerder al een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd gekregen, maar het hof besloot de vordering tot tenuitvoerlegging van deze straf af te wijzen, gezien de gedateerdheid van de feiten en het ontbreken van een verband met de huidige zaak.

De uitspraak benadrukt de ernst van de delicten en de risico's die verbonden zijn aan de teelt van hennep en diefstal van elektriciteit, zowel voor de volksgezondheid als voor de rechtsorde. Het hof heeft de overtuiging dat de verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde feiten en heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd, om opnieuw recht te doen in deze zaak.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005150-11
Parketnummers: 10-612086-09 en 10-612820-07 (TUL)
Datum uitspraak: 2 april 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 6 november 2009 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1987,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 2 april 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering na voorwaardelijke veroordeling, als nader in het vonnis waarvan beroep is omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 september 2008 tot en met 29 september 2008 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de van [adres]) ongeveer tweehonderddrieendertig (233) hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 14 september 2008 tot en met 29 september 2008 te Vlaardingen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen hoeveelheden electrische energie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Energiebedrijf Eneco, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak, verbreking en / of inklimming, te weten door de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast te verbreken.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 14 september 2008 tot en met 29 september 2008 te Vlaardingen opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de van [adres]) 199 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 14 september 2008 tot en met 29 september 2008 te Vlaardingen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen elektrische energie, toebehorende aan Energiebedrijf Eneco, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, te weten door de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast te verbreken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met uitzondering van de beslissing omtrent de vordering na voorwaardelijke veroordeling, met dien verstande dat de ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden omgezet in een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 dagen, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een hennepkwekerij in een woning geëxploiteerd en zich daarbij tevens schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit. Door aldus te handelen heeft de verdachte doelbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd en daarmee inbreuk op de rechtsorde gemaakt, met veronachtzaming van de ernstige risico's die dergelijke delicten voor de volksgezondheid opleveren. Voorts brengt diefstal naast overlast, doorgaans ergernis en financiële schade voor de benadeelde met zich mee.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 maart 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 18 oktober 2007 onder parketnummer 10-612820-07 is de verdachte, voor zover hier van belang, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep - in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf - gevorderd dat de ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden omgezet in een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
Naar het oordeel van het hof zijn er, gelet op de gedateerdheid van de ten laste gelegde feiten, het ontbreken van enig verband tussen deze feiten en die, naar aanleiding waarvan de tenuitvoerlegging wordt gevorderd, alsmede gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, evenwel geen termen aanwezig voor een last tot tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf.
De daartoe strekkende vordering die in eerste aanleg door de officier van justitie is ingediend en ten aanzien waarvan in hoger beroep de omzetting is gevorderd, zal dan ook worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Rotterdam van 30 september 2009, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 18 oktober 2007, onder parketnummer 10-612820-07, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar,
mr. A.S.M. Horstink en dr. G.J. Fleers, in bijzijn van de griffier mr. N.R. Achterberg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 april 2012.
Dr. G.J. Fleers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.