ECLI:NL:GHSGR:2012:BW3513

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-003087-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het telen van hennepplanten

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 12 april 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van het telen van hennepplanten in een woning en het onrechtmatig afnemen van elektriciteit. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennepplanten, wat in strijd is met de Opiumwet. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met als alternatief 30 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een zwaardere taakstraf van 80 uren, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd voor wat betreft de beschuldiging van het onrechtmatig afnemen van elektriciteit, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging. Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had zich laten leiden door financieel gewin en had geen oog voor de veiligheidsrisico's van het onderhouden van een hennepkwekerij. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van het onrechtmatig afnemen van elektriciteit, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat dit feit was gepleegd. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003087-11
Parketnummer: 09-655590-10
Datum uitspraak: 12 april 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 24 juni 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1979,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek
op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 29 maart 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 22 april 2010 tot en met 14 juni 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1000 gram hennep en/of ongeveer 125, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 22 april 2010 tot en met 14 juni 2010 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid electrische energie, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin Netbeheer BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een of meer verzegeling(en) van de hoofdaansluitkast en/of telwerkhuis van de electriciteitsvoorziening;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 22 april 2010 tot en met 14 juni 2010 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een hoeveelheid electrische energie heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die electrische energie wist althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken, nu de verdachte dit feit heeft ontkend en in de `rapportage diefstal energie' van Stedin Netbeheer BV weliswaar wordt gesteld dat voor Stedin Netbeheer BV door manipulatie van de elektriciteitsmeter nadeel is ontstaan, maar op generlei wijze met feiten en omstandigheden inzichtelijk is gemaakt dat er daadwerkelijk elektrische energie is weggenomen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 22 april 2010 tot en met 14 juni 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep - overeenkomstig zijn overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnotitie - bepleit dat de verdachte van het aan hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van voldoende bewijs. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel de tegenover de politie als de ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep door de verdachte afgelegde verklaringen van het bewijs dienen te worden uitgesloten. De raadsman heeft aangevoerd dat uit het proces-verbaal van aanhouding d.d. 14 juni 2010 niet blijkt of de verdachte uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend, doch in ieder geval ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van het recht op consultatiebijstand, waardoor niet zeker is of de verdachte de gelegenheid is geboden overleg te plegen met een advocaat, hetgeen in beginsel een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering oplevert.
Daargelaten de vraag of de verdachte voorafgaand aan zijn eerste verhoor al dan niet afstand heeft gedaan van het recht op consultatiebijstand, overweegt het hof dat bewijsuitsluiting in beginsel niet in aanmerking komt ten aanzien van verklaringen die de verdachte heeft afgelegd nadat hij een advocaat heeft kunnen raadplegen en hem de in artikel 29, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering bedoelde mededeling is gedaan dat hij niet verplicht is tot antwoorden (vgl. HR 30 juni 2009, LJN BH3079, NJ 2009/349, rov. 2.7.2 en 2.7.3). Nu de verdachte - blijkens de processen-verbaal van de terechtzittingen - zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is bijgestaan door een advocaat en hem voorafgaand aan het verhoor ter terechtzitting is medegedeeld dat hij niet tot antwoorden verplicht is, staat het het Hof vrij om de ter terechtzitting afgelegde verklaringen van de verdachte tot het bewijs te bezigen.
Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan alsook op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennepplanten in een woning. De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door financieel gewin en geen oog gehad voor de veiligheidsrisico's die aan het onderhouden van een hennepkwekerij in een woning zijn verbonden.
Het gebruik van drugs vormt een bedreiging voor de volksgezondheid en de handel in drugs brengt doorgaans andere vormen van criminaliteit met zich mee.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 maart 2012, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk strafbaar feit.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. M.P.J.G. Göbbels,
mr. R.M. Bouritius en mr. C.J. van der Wilt, in bijzijn van de griffier mr. H. Biemond.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 april 2012.
Mr. M.P.J.G. Göbbels is buiten staat dit arrest te ondertekenen.