ECLI:NL:GHSGR:2012:BW6599

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-006038-11-
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling, vernieling en belediging door verdachte tegen vriendin en opsporingsambtenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 9 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van mishandeling van zijn (toenmalige) vriendin, het vernielen van haar voordeur en het beledigen van een opsporingsambtenaar. De mishandeling vond plaats in de periode van 28 juni 2011 tot en met 29 juni 2011, waarbij de verdachte zijn vriendin met een lege wijnfles tegen het hoofd heeft geslagen, wat resulteerde in letsel en pijn voor het slachtoffer. Daarnaast heeft hij de voordeur van haar woning vernield, wat financiële schade voor de vriendin met zich meebracht. De belediging van de opsporingsambtenaar vond plaats op 9 mei 2011, waarbij de verdachte beledigende woorden heeft geuit tijdens de rechtmatige uitoefening van diens functie.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Een bijzondere voorwaarde is dat de verdachte gedurende de volledige proeftijd deelneemt aan een gedragsinterventie voor zijn alcohol- en cannabisverslaving, aangeboden door Bouman GGZ. Het hof heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf is toegewezen, waarbij de verdachte een taakstraf van 40 uren moet verrichten, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt uitgevoerd.

De uitspraak van het hof is gebaseerd op de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke misdrijven. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd en de verdachte veroordeeld, waarbij het vonnis waarvan beroep is vernietigd.

Uitspraak

rolnummer 22-006038-11
parketnummers 10-661198-11 en 10-652617-11, alsmede 10-651058-09 (TUL)
datum uitspraak 9 mei 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 5 december 2011 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1981,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 25 april 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van honderdenvijf dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan zestig dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met een bijzondere voorwaarde als nader in het vonnis omschreven.
Voorts is de tenuitvoerlegging gelast van de bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 6 augustus 2009 onder parketnummer 10-651058-09 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode 28 juni 2011 tot en met 29 juni 2011 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] (met een lege wijnfles) op/tegen de (linker)slaap, althans het hoofd heeft geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode 28 juni 2011 tot en met 29 juni 2011 te Rotterdam opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer], (met een lege wijnfles) op/tegen de (linker)slaap, althans het hoofd heeft geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij in of omstreeks de periode 28 juni 2011 tot en met 29 juni 2011 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een/de (voor)deur van een woning (gelegen op/aan de [adres]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met de hand(en) op/tegen/door die ruit te slaan/stompen;
3.
hij op of omstreeks 09 mei 2011 te Rotterdam opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 2], brigadier van politie, werkzaam bij de politie Rotterdam-Rijnmond, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "jij vuile motherfucker", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 30 augustus 2011 te Rotterdam opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer], met een/de gebalde vuist op/tegen het (linker)oog, althans het gezicht en/of de borst en/of het/de be(e)n(en) en/of de schouder, althans het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde overweegt het hof dat naar 's hofs oordeel in het dossier onvoldoende aanknopingspunten voorhanden zijn op grond waarvan buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte op de in de tenlastelegging genoemde datum en omstreeks het door de aangeefster genoemde tijdstip in de woning van aangeefster is geweest en haar heeft mishandeld.
Naar het oordeel van het hof is dan ook evenmin wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan eveneens behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode 28 juni 2011 tot en met 29 juni 2011 te Rotterdam opzettelijk mishandelend zijn levensgezel te weten [slachtoffer], met een lege wijnfles tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij in de periode 28 juni 2011 tot en met 29 juni 2011 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van de voordeur van een woning gelegen op/aan de [adres] toebehorende aan [slachtoffer] heeft vernield door met de handen tegen die ruit te slaan
3.
hij op 09 mei 2011 te Rotterdam opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2], brigadier van politie, werkzaam bij de politie Rotterdam-Rijnmond, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "jij vuile motherfucker".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
1 subsidiair:
Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel;
2:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
3:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van honderdenvijf dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan zestig dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich in de bewezen verklaarde periode schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn (toenmalige) vriendin door haar met een fles tegen het hoofd te slaan. Als gevolg daarvan heeft het slachtoffer letsel opgelopen en pijn ondervonden.
Daarnaast heeft de verdachte de voordeur van de woning van zijn vriendin vernield. Door zijn agressieve optreden heeft de verdachte niet alleen inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer gemaakt en angstgevoelens bij haar veroorzaakt, maar haar tevens financiële schade berokkend.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van een opsporingsambtenaar. Het beledigen van ambtenaren in functie werkt gezagsondermijnend en kan niet worden getolereerd.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 april 2012, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van misdrijven, waaronder soortgelijke. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Het hof zal een deel van die gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen teneinde de verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.
Daarbij zal het hof een bijzondere voorwaarde als na te melden opleggen, nu het hof zulks geraden voorkomt, gelet op de aannemelijk geworden omstandigheid dat de verdachte thans op vrijwillige basis in behandeling is bij Bouman GGZ om aan zijn alcohol- en cannabisverslaving te werken.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 6 augustus 2009 onder parketnummer 10-651058-09 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van voorarrest en met bevel dat een gedeelte van die gevangenisstraf, groot één maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd onder onder andere de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoer-legging van die niet-tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, waarbij de advocaat-generaal omzetting van deze gevangenisstraf in een werkstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen hechtenis, heeft gevorderd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
In plaats daarvan zal het hof evenwel - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken,
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van veertig uren gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 266, 267, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder
1 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 (negentig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van de vaststelling van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een behandeling van zijn alcohol- en cannabisverslaving, aangeboden door Bouman GGZ, waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan hem zullen worden gegeven. De reclassering wordt opdracht gegeven toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging toe, in die zin dat in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 6 augustus 2009 onder parketnummer
10-651058-09, te weten een gevangenisstraf voor de duur van één maand, de tenuitvoerlegging wordt gelast van een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 (twintig) dagen voor het geval die werkstraf niet naar behoren wordt verricht.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser,
mr. D. Jalink en mr. I.P.A. van Engelen, in bijzijn van de griffier mr. G. Schmidt-Fries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 mei 2012.