ECLI:NL:GHSGR:2012:BW6652

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-005837-08
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting van de ABN-AMRO bank door gebruik van valse loonspecificaties en werkgeversverklaringen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 8 mei 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Nigeria in 1969, werd beschuldigd van oplichting van de ABN-AMRO bank in de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004. Samen met medeverdachten, waaronder een medewerker van de bank, heeft hij meermalen gebruik gemaakt van valse loonspecificaties en werkgeversverklaringen om de bank te misleiden en tot de afgifte van geldbedragen te bewegen. De verdachte heeft in totaal ongeveer 4.700.000 euro verkregen door middel van deze oplichting.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten op verschillende manieren de bank hebben bedrogen, waaronder het verstrekken van vervalste documenten en het invoeren van valse gegevens in het banksysteem. De verdachte heeft ook valse informatie verstrekt over zijn werkstatus en inkomen, wat leidde tot de goedkeuring van kredietaanvragen. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder gezondheidsproblemen.

De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, maar het hof heeft deze straf herzien. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar, in combinatie met een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren. Het hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor het hoger beroep is overschreden, maar heeft dit niet als reden voor strafvermindering aangemerkt. De uitspraak van het hof vernietigt het eerdere vonnis en doet opnieuw recht, waarbij de verdachte schuldig wordt bevonden aan de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005837-08
Parketnummer: 10-765001-06
Datum uitspraak: 8 mei 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 28 oktober 2008 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nigeria) op [geboortejaar] 1969,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek
op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 25 juni 2010, 26 oktober 2010, 6 januari 2012 en 24 april 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2002 tot en met 31 december 2004, te Rotterdam en/of Krimpen aan den IJssel en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, meermalen, althans éénmaal, met het oogmerk om zich(zelf) en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels de ABN-Amro bank (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van diverse geldbedragen (van in totaal ongeveer 4.700.000,-- Euro), hebbende hij, verdachte en/of die ander(en), met vorenomschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, (zakelijk weergegeven)
- (telkens) valse en/of vervalste salarisstroken en/of valse en/of vervalste werkgeversverklaringen verstrekt aan de ABN AMRO bank en/of (telkens) gebruik gemaakt bij het afsluiten/opmaken van kredietovereenkomsten tussen de ABN-AMRO bank en cliënten en/of medeverdachten van deze valse en/of vervalste salarisstroken en/of valse en/of vervalste werkgeversverklaringen en/of
- (telkens) de gegevens van valse en/of vervalste salarisstroken en/of valse en/of vervalste werkgeversverklaringen heeft ingevoerd in het (kredietacceptatie) banksysteem (van ABN-Amro bank) (ten gevolge waarvan een systeemfiat (goedkeuring) werd verkregen voor het verstrekken van een/het/de krediet(en)) en/of
- (telkens) in kredietovereenkomsten tussen de ABN-AMRO bank en betreffende cliënten (in strijd met de interne "bank"-regels) als (verhuis)adres (een) postbusnummer(s) opgenomen/ingevoerd en/of
- teneinde de afgifte van geld door de ABN-AMRO bank en/of continuering van het/de krediet(en) te laten bestaan (telkens) (verhuis)adressen van cliënten gewijzigd, zonder dat betreffende cliënten en/of medeverdachten daartoe (een) schriftelijke machting(en) had(den) overgelegd en/of
- (telkens) benodigde gegevens ingevoerd in de computer/database van de ABN-AMRO bank zodat de/het maximaal per dag (via een "pinautomaat") door cliënten en/of medeverdachten op te nemen bedrag(en) werd verhoogd en/of
- (telkens) teneinde de afgifte van geld door de ABN-AMRO bank en/of continuering van het/de krediet(en), verkregen door middel van gebruik van valse en/of vervalste salarisstroken en/of valse en/of vervalste werkgeversverklaringen, te laten bestaan, - tijdig de aflossingsverplichting(en) voldaan van kredietovereenkomsten voor anderen (dan henzelf) vanuit door middel van gebruik van telkens) (van) valse en/of vervalste salarisstroken en/of valse en/of vervalste werkgeversverklaringen verkregen (nieuw) opgenomen/verstrekte) kredieten) (teneinde te voorkomen dat ontdekking van de "gefingeerde kredietovereenkomsten" zou plaatsvinden), waardoor die ABN-Amro bank (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij, in of omstreeks de periode van 01 januari 2002 tot en met 31 december 2004, te Krimpen aan den IJssel en/of Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk voorhanden heeft gehad en/of opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten, loonspecificatie(s) en/of werkgeversverklaring(en) en/of een rekeningafschrift als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat,
- op een loonspecificatie (afgegeven november 2002) en/of op een arbeidsovereenkomst (afgegeven mei 2002) in strijd met de waarheid was vermeld dat (een kredietnemer, genaamd ) [benadeelde partij 1] in loondienst was van Uitzendbureau Actief, terwijl dat Uitzendbureau Actief was opgeheven met ingang van 26 januari 1999 (documentcode0511160900.AMB) en/of
- op een loonspecificatie van G.B.M. Computers en Componenten in strijd met de waarheid staat vermeld dat (een kredietnemer, genaamd) [benadeelde partij 2] voor die onderneming als chauffeur werkzaam was (terwijl die [benadeelde partij 2] niet in het bezit is van een geldig Nederlands rijbewijs) (Documentcode 05111631300.AMB) en/of
- een salarismutatie op naam van hem, verdachte ([verdachte]) (privé-rekening) waarop in strijd met de waarheid staat vermeld dat hij als maandsalaris 1950,66 Euro ontving van [bedrijfsnaam] (terwijl [bedrijfsnaam] een éénmanszaak betrof die werd gedreven voor rekening van hem (die [verdachte]) (Documentcode 05111631300.AMB)
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, die/dat geschrift(en) aan de bankmewerker/medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verstrekt/ter beschikking heeft gesteld teneinde deze, al dan niet tezamen met die ander(en), (zakelijk weergegeven)
- (telkens) opzettelijk te gebruiken bij het invoeren van gegevens om een bankrekening te openen bij ABN-Amro-bank en/of
- (telkens) opzettelijk deze geschriften (door bankmedewerker/medeverdachte [medeverdachte 1]) in dossiers heeft gevoegd/overgelegd bij het aanvragen/verstrekken van kredieten bij de ABN-Amro-bank.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 01 januari 2002 tot en met 2 december 2004, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, met het oogmerk om zichzelf en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen de ABN-Amro bank heeft bewogen tot de afgifte van diverse geldbedragen, hebbende hij, verdachte en die anderen, met vorenomschreven oogmerk listiglijk (zakelijk weergegeven)
- telkens valse salarisstroken en valse werkgeversverklaringen verstrekt aan de ABN AMRO bank en telkens gebruik gemaakt bij het afsluiten van kredietovereenkomsten tussen de ABN-AMRO bank en cliënten van deze valse salarisstroken en valse werkgeversverklaringen en
- telkens de gegevens van valse salarisstroken en valse werkgeversverklaringen ingevoerd in het kredietacceptatie banksysteem van ABN-Amro bank ten gevolge waarvan een systeemfiat (goedkeuring) werd verkregen voor het verstrekken van een krediet en
- telkens teneinde afgifte van geld door de ABN-AMRO bank en continuering van kredieten, verkregen door middel van gebruik van valse salarisstroken en valse werkgeversverklaringen, te laten bestaan, tijdig de aflossingsverplichting voldaan van kredietovereenkomsten voor anderen (dan henzelf) vanuit door middel van gebruik van telkens valse salarisstroken en valse werkgeversverklaringen verkregen kredieten (teneinde te voorkomen dat ontdekking van de "gefingeerde kredietovereenkomsten" zou plaatsvinden), waardoor die ABN-Amro bank telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij, in de periode van 01 januari 2002 tot en met 2 december 2004, in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten, loonspecificaties en werkgeversverklaringen als ware die geschriften telkens echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin dat,
- op een loonspecificatie (afgegeven november 2002) en op een arbeidsovereenkomst (afgegeven mei 2002) in strijd met de waarheid was vermeld dat een kredietnemer, genaamd [benadeelde partij 1] in loondienst was van Uitzendbureau Actief, terwijl dat Uitzendbureau Actief was opgeheven met ingang van 26 januari 1999 (documentcode0511160900.AMB) en
- op een loonspecificatie van G.B.M. Computers en Componenten in strijd met de waarheid staat vermeld dat een kredietnemer, genaamd [benadeelde partij 2] voor die onderneming als chauffeur werkzaam was (terwijl die [benadeelde partij 2] niet in het bezit is van een geldig Nederlands rijbewijs) (Documentcode 05111631300.AMB)
en bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, die geschriften aan de bankmedewerker/medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verstrekt/ter beschikking heeft gesteld teneinde deze (zakelijk weergegeven)
- telkens opzettelijk te gebruiken bij het invoeren van gegevens om een bankrekening te openen bij ABN-Amro-bank en
- telkens opzettelijk door bankmedewerker/medeverdachte [medeverdachte 1]) in dossiers te voegen/overleggen bij het aanvragen van kredieten bij de ABN-Amro-bank.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep - overeenkomstig zijn overgelegde en in het dossier gevoegde pleitaantekeningen - betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem onder 1 ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe verkort en zakelijk weergegeven aangevoerd dat het openbaar ministerie, gelet op de feitelijke uitwerking van de tenlastelegging, duidelijk heeft beoogd oplichting in de vorm van het aangaan van een schuld ten laste te leggen, terwijl dit niet ten laste is gelegd.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de steller van de tenlastelegging - gelet op de bewoordingen van de tenlastelegging - kennelijk heeft bedoeld ten laste te leggen oplichting in de vorm van de afgifte van enig goed als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Ten aanzien van feit 2
De raadsman van de verdachte heeft betoogd verkort en zakelijk weergegeven dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem onder 2 ten laste gelegde nu hij niet kan worden aangemerkt als medepleger. Het hof verwerpt dit verweer nu uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen en de daarin vervatte feiten en omstandigheden - in onderling verband en samenhang bezien - naar 's hofs oordeel genoegzaam blijkt dat de verdachte zo bewust en nauw met zijn mededaders heeft samengewerkt dat sprake is van medeplegen in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte was op de hoogte van de plannen en heeft samen met de beide medeverdachten daadwerkelijk een aandeel gehad in de uitvoering van die plannen.
De verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1]
Voor zover de raadsman - in het verlengde van de stelling dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] niet kunnen worden gebruikt ter onderbouwing van het oordeel dat de verdachte een initiërende en leidinggevende rol had - heeft beoogd te betogen dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] niet voor het bewijs van het ten laste gelegde kunnen worden gebezigd omdat deze verklaringen onbetrouwbaar zouden zijn, overweegt het hof het volgende. Het hof acht de verklaringen van [medeverdachte 1] omtrent de ten laste gelegde feiten betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De door [medeverdachte 1] afgelegde verklaringen zijn gedetailleerd en worden in op belangrijke onderdelen ondersteund door overige bewijsmiddelen. Het hof verwerpt dan ook het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan alsook op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte (waaronder met name de gezondheidsproblemen van de verdachte), zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten, onder wie een medewerker van ABN-AMRO bank, meermalen schuldig gemaakt aan oplichting van de ABN-AMRO bank, waarbij zij gebruik hebben gemaakt van valse loonspecificaties en werkgeversverklaringen als ware die echt en onvervalst, een en ander op de wijze zoals bewezen verklaard. Door aldus te handelen hebben de verdachte en zijn medeverdachten de ABN-AMRO bank groot financieel nadeel toegebracht. Bovendien hebben zij het vertrouwen dat de ABN-AMRO bank in zijn medewerkers stelt op grove wijze beschaamd. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
Anders dan het openbaar ministerie en de rechtbank is het hof van oordeel dat, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, onvoldoende aannemelijk is geworden dat de verdachte een initiërende en leidinggevende rol had bij de ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten en heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de straf die aan de medeverdachte [medeverdachte 1] in hoger beroep door het hof is opgelegd.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 april 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder - zij het lange tijd geleden - onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Met het openbaar ministerie en de rechtbank is het hof van oordeel dat de ernst van de feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor langere duur rechtvaardigt. Rekening houdend met de ouderdom van de bewezen verklaarde feiten en de gezondheidstoestand van de verdachte, acht het hof thans evenwel een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar in combinatie met een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de maximale duur, te weten 240 uren, een passende en geboden reactie.
De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in hoger beroep is overschreden en dat dit tot strafvermindering dient te leiden. Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
De rechtbank Rotterdam heeft op 28 oktober 2008 vonnis gewezen. Op 10 november 2008 is namens de verdachte hoger beroep ingesteld. Het procesdossier is op 11 november 2009 ter griffie van het gerechtshof binnengekomen, mitsdien 12 maanden na het instellen van het hoger beroep. Het hof heeft op 8 mei 2012 arrest gewezen, 3,5 jaar na het instellen van het hoger beroep. Nu het procesdossier niet binnen de daarvoor doorgaans gehanteerde termijn van 8 maanden na het instellen van het hoger beroep bij het hof is binnengekomen en voorts niet binnen 2 jaren na het instellen van het hoger beroep arrest is gewezen, is er sprake van een overschrijding van de redelijke termijn. Omdat het hof in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een onvoorwaardelijke werkstraf zal opleggen, volstaat het hof evenwel met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries,
mr. M. Moussault en mr. J.H. Wesselink, in bijzijn van de griffier mr. H. Biemond.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 mei 2012.
Mr. J.H. Wesselink is buiten staat dit arrest te ondertekenen