ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7053

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.105.241
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in wrakingszaak tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [de man] tegen de beslissing van de meervoudige kamer voor wrakingszaken in de rechtbank Rotterdam, die op 1 februari 2012 het verzoek tot wraking van de rechter-commissaris, mr. C. van Steenderen-Koornneef, heeft afgewezen. Het hof heeft op 23 mei 2012 uitspraak gedaan in deze wrakingszaak. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.A.R. Schuckink Kool, heeft in zijn hoger beroep verschillende gronden aangevoerd. Hij stelt dat de wrakingskamer essentiële vormen niet in acht heeft genomen en dat er sprake is van een onpartijdige behandeling. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld aan de hand van artikel 39 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarin staat dat tegen een beslissing in een incident tot wraking geen hogere voorziening is toegelaten, tenzij de rechter de wrakingsregeling ten onrechte niet heeft toegepast of essentiële vormen niet in acht heeft genomen.

Het hof heeft de argumenten van [de man] beoordeeld en geconcludeerd dat de wrakingskamer niet in strijd heeft gehandeld met de vereisten van een eerlijke en onpartijdige behandeling. De gronden die door de appellant zijn aangevoerd, zijn door het hof verworpen. Het hof heeft vastgesteld dat de wrakingskamer de klachten van [de man] voldoende heeft behandeld en dat er geen sprake is van verzuim van essentiële vormen. Daarom heeft het hof de appellant niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de wrakingskamer. De beslissing van het hof is op 23 mei 2012 uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij ook de griffier aanwezig was. Een afschrift van de beslissing is verzonden aan de betrokken partijen, waaronder de rechter-commissaris en de bewindvoerder.

Uitspraak

beslissing
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Zaaknummer verzoek : 200.105.241
Zaaknummer hoofdzaak : 392399 / HA RK 11-346
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken van 23 mei 2012
inzake het hoger beroep van
de man,
correspondentieadres postbus 502 te Delft,
appellant,
advocaat: mr. M.A.R. Schuckink Kool te ’s-Gravenhage.
tegen de beslissing van de meervoudige kamer voor wrakingszaken in de rechtbank Rotterdam van 1 februari 2012, waarbij het verzoek van [de man] tot wraking van de rechter-commissaris mr. C. van Steenderen-Koornneef (hierna: de rechter-commissaris) is afgewezen.
Het geding
1.0 Bij beslissing van 1 februari 2012 heeft de wrakingskamer in de rechtbank Rotterdam het verzoek van [de man] tot wraking van mr. C. van Steenderen-Koornneef (hierna: de rechter¬commissaris) afgewezen.
1.1. Bij brief van 21 maart 2012, ingekomen op 22 maart 2012, heeft [de man] aangegeven hoger beroep in te willen stellen tegen de onder 1.0 genoemde beslissing. Het hof heeft [de man] per brief van 26 maart 2012 laten weten dat zijn verzoek niet in behandeling kan worden genomen omdat het door een advocaat moet worden ondertekend. [De man] heeft eerst tot 9 april 2012 en vervolgens tot 13 april 2012 de gelegenheid gekregen dat alsnog te laten doen. Per faxbericht van 13 april 2012 heeft mr. Schuckink Kool het door [de man] ingediende beroep tegen de uitspraak van de wrakingskamer van de rechtbank Rotterdam van 1 februari 2012 ondersteund op de in zijn faxbericht genoemde gronden en uitdrukkelijk niet op de door [de man] zelf genoemde gronden.
1.2. Per mailbericht van 23 april 2012 heeft de rechter-commissaris gereageerd op het beroep van [de man]. Zij geeft aan dat hoger beroep in dit geval niet mogelijk is. Het hof begrijpt uit de schriftelijke reactie voorts dat zij niet berust in de wraking en niet ter zitting aanwezig zal zijn.
1.3. Bij brief van 4 mei 2012, binnen gekomen op 7 mei 2012, heeft de bewindvoerder T.P.F. Eisses laten weten geen gebruik te maken van de geboden gelegenheid tijdens de behandeling aanwezig te zijn.
1.4. De mondelinge behandeling heeft ter openbare zitting van de wrakingskamer plaatsgevonden op 9 mei 2012. [De man] is verschenen, begeleid door zijn raadsman mr. M.A.R. Schuckink Kool, en gehoord. Mr. Schuckink Kool heeft ter zitting het beroep mondeling toegelicht en daarbij aangegeven dat ter beoordeling in hoger beroep voorliggen de gronden zoals door hem weergegeven in zijn faxbericht van 13 april 2012.
Beoordeling van de ontvankelijkheid.
2.0. Tegen een beslissing in een incident tot wraking is, gelet op het bepaalde in artikel 39 lid 5 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (hierna Rv), geen hogere voorziening toegelaten. Dit is slechts anders indien de rechter de regeling met betrekking tot de wraking ten onrechte niet heeft toegepast, of buiten het toepassingsgebied is getreden dan wel zodanige essentiële vormen niet in acht heeft genomen dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling niet kan worden gesproken.
2.1. [De man] betoogt dat van het laatste sprake is. Hij stelt daartoe het volgende, waarbij het hof uitgaat van de in het faxbericht brief d.d. 13 april 2012 van mr. Schuckink Kool aangevoerde gronden.
a) De overwegingen van de wrakingskamer onder 3.1. tot en met 3.6. kunnen de toets der kritiek niet doorstaan omdat deze zo ondermaats gemotiveerd zijn (met name r.o. 3.4 en 3.5.) dat oncontroleerbaar blijft of het oordeel van de wrakingskamer wel valide is.
b) Gelet op de kwetsbare positie van schuldenaren in de WSNP mag verwacht worden dat de rechter-commissaris voldoende over hun belangen waakt en zo nodig spoedmaatregelen neemt om te voorkomen dat hun belangen in de knel komen. Dit betekent dat de rechtbank geacht wordt de processen zo in te richten dat urgente verzoeken van justitiabelen onder de aandacht van de desbetreffende rechter komen en verwerkt kunnen worden, alsmede dat de rechter, daar waar spoedeisend handelen aangewezen is, zichzelf de ruimte verschaft om de benodigde spoedmaatregelen te nemen en daartoe zo nodig de reactietermijnen te verkorten. Uit de beslissing van de wrakingskamer blijkt niet of de wrakingskamer zich voldoende van deze aspecten rekenschap heeft gegeven.
c) Voorts is de wrakingskamer, zonder dat duidelijk wordt waarom zij deze klacht niet bespreekt, niet ingegaan op de stelling van [de man] dat de onpartijdigheid van de rechter¬commissaris in het geding is gekomen omdat zij herhaaldelijk de bewindvoerder niet corrigeert, terwijl deze onredelijke maatregelen neemt.
2.2. Terzake van de onder a) aangevoerde grond overweegt het hof dat naar zijn oordeel geen sprake is van overwegingen in de bestreden beslissing van de wrakingskamer die zo ondermaats gemotiveerd zijn dat sprake zou zijn van het zodanig niet in acht nemen van deze essentiële vorm dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling niet kan worden gesproken. De aangevoerde grond wordt verworpen.
2.3. De onder b) aangevoerde grond treft evenmin doel. Nog afgezien van de vraag of hetgeen hiervoor onder 2.1. sub b) is weergegeven een wrakingsgrond in de zin van artikel 36 Rv kan opleveren, merkt het hof op dat de onder b) geformuleerde algemeen verwoordde klacht niet als grond is opgenomen in de brief van 11 december 2011 waarin de rechter-commissaris wordt gewraakt, zodat de wrakingskamer reeds daarom niet op hetgeen thans onder b) wordt geformuleerd in heeft kunnen gaan.
2.4. Tenslotte gaat het hof voorbij aan hetgeen hiervoor onder 2.1. sub c) is weergegeven. Gelet op hetgeen in de bestreden uitspraak onder 3.5. is opgenomen bespreekt de wrakingskamer in de rechtbank Rotterdam de wijze waarop de rechter-commissaris de klacht van [de man] heeft behandeld. Onjuist is dan ook de stelling van [de man] dat de wrakingskamer niet ingaat op de klacht van [de man] op dit punt.
2.5. Gelet op het voorgaande is het hof dan ook van oordeel dat er geen sprake is van verzuim van essentiële vormen zoals onder 2.0. aangeduid. [de man] is dan ook niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
-verklaart [de man] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van 1 februari 2012 van de wrakingskamer in de rechtbank Rotterdam;
-bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan (de advocaat van) [de man], alsmede aan genoemde rechter-commissaris C. van Steenderen-Koornneef en aan de bewindvoerder T.P.F. Eisses.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.E. Mos-Verstraten, I.M. Davids en C.M. Pannekoek-Dubois, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 mei 2012, in aanwezigheid van de griffier.