”(…)
4.1 (…) Ingevolge post b 9 van tabel I behorende bij de Wet OB valt onder het verlaagde tarief - voor zover hier van belang - het vervoer van personen bedoeld in artikel 1, onderdelen h, i, en j van de Wet personenvervoer 2000. (…)
4.2 De rechtbank stelt voorop dat naar haar oordeel het enkele vervoer van menselijke organen niet onder het vervoer van personen als bedoeld in de onder 4.1 vermelde tabelpost kan worden gerangschikt en dat het enkele vervoer van de medische teams wel onder genoemde tabelpost valt.
4.3 Ter zitting heeft [belanghebbende] uiteengezet op welke wijze het gecombineerde vervoer van een medisch team en een menselijk orgaan plaatsvindt. In het merendeel van de gevallen van vervoer van menselijke organen vindt dat vervoer plaats tegelijk met het vervoer van het medische team dat de donororganen uitneemt en/of bij de ontvangers plaatst. [De Inspecteur] heeft deze toelichting niet betwist en de rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding [belanghebbende] in de door haar geschetste gang van zaken niet te volgen.
4.4 Gelet op evengenoemde toelichting en gezien de overige gedingstukken overweegt de rechtbank dat noch de opvatting van [belanghebbende] dat het vervoer van het medische team de overheersende prestatie is, noch het door [de Inspecteur] verdedigde standpunt dat het vervoer van het menselijke orgaan vooropstaat, kan worden gevolgd.
4.5 De rechtbank overweegt dat bij het gecombineerde vervoer zoals dat in het onderhavige geval plaatsvindt, aan de dienst met betrekking tot het medische team zowel als aan die met betrekking tot het menselijke orgaan eenzelfde belang dient te worden toegekend. Niet kan worden gezegd dat de nadruk ligt op het vervoer van het medische team in die zin dat het menselijke orgaan als het ware als bagage door het medische team wordt meegevoerd. Evenmin kan worden gezegd dat de nadruk op het menselijke orgaan ligt in die zin dat in dat geval het vervoer van het medische team slechts van bijkomstige aard is. Dat het feit dat een orgaan slechts een beperkte tijd geschikt blijft voor transplantatie en dat om die reden het vervoer met spoed dient te worden uitgevoerd, maakt niet dat daarmee het vervoer van het orgaan de overheersende prestatie is. Dat heeft immers slechts gevolgen voor de keuze van het soort vervoermiddel. De ene dienst kan niet zonder de andere, geen van beiden prevaleert boven de andere. Het gecombineerde vervoer, zoals dat in het onderhavige geval plaatsvindt, dient derhalve als één dienst te worden aangemerkt en kan niet in afzonderlijke, onderscheidenlijk te waarderen diensten worden gesplitst.
4.6 Gelet op het vorenstaande dient voor het antwoord op de vraag welk tarief in dit geval moet worden toegepast, te worden aangesloten bij de bedoeling van partijen zoals die in de door [belanghebbende] met haar opdrachtgever [Stichting A] gesloten overeenkomst tot uitdrukking komt.
4.7 Uit de met de [Stichting A] gesloten Samenwerkingsovereenkomst inzake spoedvervoer van 19 december 2002 komt naar voren dat [belanghebbende] een tarief van € 0,96 per kilometer hanteert voor het uitsluitende vervoer van medische teams en dat zij voor het uitsluitende transport van weefsels en organen een prijs van € 1,22 per kilometer hanteert. Ter zitting heeft [belanghebbende] onweersproken verklaard dat bij het gecombineerde vervoer van een medisch team en een menselijk orgaan niet een apart tarief, maar het lage tarief van € 0,96 voor personenvervoer wordt gehanteerd.
4.8 Het vorenstaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat in het onderhavige geval bij het gecombineerde vervoer van een medisch team en een menselijk orgaan sprake is van personenvervoer als bedoeld in post b 9 van tabel I bij de Wet OB. Het beroep van [belanghebbende] op het vertrouwensbeginsel behoeft derhalve geen verdere bespreking.
4.9 Voor zover [belanghebbende] van mening is dat het vervoer van menselijke organen van omzetbelasting dient te worden vrijgesteld, overweegt de rechtbank - onder verwijzing naar de door [de Inspecteur] genoemde jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EG - dat [belanghebbende] niet in haar opvatting kan worden gevolgd, gezien de strikte en beperkte uitleg welke aan de vrijstellingen van omzetbelasting wordt gegeven. Het moet derhalve ervoor worden gehouden dat het de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever is geweest het vervoer van menselijke organen niet van omzetbelasting vrij te stellen.
4.10 Uit de door [belanghebbende] overgelegde berekeningen, welke door [de Inspecteur] niet zijn weersproken, volgt dat 2,96% van de aan [Stichting A] gefactureerde ritten betrekking heeft op het enkele vervoer van organen, waarover het algemene tarief verschuldigd is. De naheffingsaanslag moet dan ook, voor zover die betrekking heeft op de correctie [Stichting A], worden verminderd tot 13% x 2,96% x de totale omzet gegenereerd bij [Stichting A] = € 2.350,07. Tegen de overige bestanddelen van het bij de uitspraak op bezwaar vastgestelde bedrag aan belasting, te weten de correcties inzake [ziekenhuis 1] en [ziekenhuis 2], zijn geen gronden aangevoerd. De totaal verschuldigde belasting wordt daarmee vastgesteld op (…) € 8.184,04.
4.11 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
(…)
4.12 [Belanghebbende] heeft tijdens de bezwaarfase verzocht om integrale vergoeding van de kosten van de bezwaarfase. [De Inspecteur] heeft het bezwaar van [belanghebbende] gedeeltelijk gegrond verklaard, maar heeft aan [belanghebbende] geen vergoeding toegekend. De rechtbank vindt hierin aanleiding [de Inspecteur] te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 322 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 161 en een wegingsfactor 1). Voor een hogere, integrale, kostenvergoeding ziet de rechtbank geen aanleiding. (…) Voor vergoeding van proceskosten in de beroepsfase ziet de rechtbank geen aanleiding, aangezien gesteld noch gebleken is dat [belanghebbende] kosten heeft gemaakt welke voor vergoeding in aanmerking komen.
(…)”