ECLI:NL:GHSGR:2012:BW8419

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-004689-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in moordzaak na onduidelijkheid over rol bij steekpartij

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 15 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die werd beschuldigd van moord dan wel doodslag op een 40-jarige man in Rotterdam op 30 september 2008. De verdachte was eerder vrijgesproken door zowel de rechtbank als het hof, maar werd wel veroordeeld voor het wegmaken en in brand steken van het lichaam van het slachtoffer. Het openbaar ministerie had in hoger beroep een gevangenisstraf van 13 jaar geëist voor moord.

Het hof oordeelde dat niet kon worden vastgesteld of de verdachte de dodelijke steekverwonding had toegebracht. Er was onduidelijkheid over de rol van de verdachte bij de steekpartij, en er was bloed van een onbekende man aangetroffen op het luchtbed waarop het slachtoffer was aangetroffen. Dit bloed kon worden gekoppeld aan een onbekende dader van een gewapende woningoverval. Bloed van de verdachte was niet op het luchtbed aangetroffen.

Het hof concludeerde dat, ondanks de omstandigheden, niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte de dodelijke steekverwonding had veroorzaakt. De verdachte had ontkend op het moment van de steekpartij aanwezig te zijn geweest, en het hof kon niet uitsluiten dat hij niet betrokken was bij de steekpartij. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde moord.

De uitspraak van het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen. De vordering tot gevangenneming van de verdachte werd afgewezen, en het hof deed opnieuw recht in de zaak.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004689-11
Parketnummer: 10-630277-08
Datum uitspraak: 15 juni 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 29 juli 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Turkije),
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en - na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden - het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 juni 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het impliciet primair tenlastegelegde (moord) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 jaren. Subsidiair heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte ter zake van het impliciet subsidiair tenlastegelegde (doodslag) zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal de gevangenneming ter terechtzitting van de verdachte gevorderd. Het hof heeft het oordeel hierover aangehouden en zal bij arrest beslissen.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 en 5 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2, 3, 4, 6, 7, 8 en 9 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partij die zich ter zake van het onder 5 tenlastegelegde in het geding had gevoegd is in de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit gerechtshof heeft - in een andere samenstelling - bij arrest van 16 juni 2010 het vonnis waarvan beroep vernietigd, de verdachte van het onder 1, 5 en 6 tenlastegelegde vrijgesproken en hem ter zake van het onder 2, 3, 4, 7, 8 en 9 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal bij het gerechtshof heeft tegen het arrest beroep in cassatie ingesteld, welk beroep blijkens de inhoud van de cassatieschriftuur uitsluitend is gericht tegen de vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde. Door de advocaat-generaal zijn in de schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld. Beide middelen richten zich - verkort en zakelijk weergegeven - tegen de beslissing van het hof tot uitsluiting van het bewijs van uit ANPR en Vialis verkregen gegevens met betrekking tot de Peugeot met kenteken [kenteken] van de verdachte.
De Hoge Raad der Nederlanden (hierna: Hoge Raad) heeft bij arrest van 8 november 2011 het arrest van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde. De Hoge Raad heeft geoordeeld - verkort en zakelijk weergegeven - dat het gerechtshof de uitsluiting van het bewijs van voornoemde gegevens niet toereikend heeft gemotiveerd.
De zaak is vervolgens teruggewezen naar dit gerechtshof, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Omvang van het hoger beroep
Gelet op voormelde procesgang is de zaak aan het oordeel van het hof onderworpen voor wat betreft het onder 1 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover thans nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 29 september 2008 tot en met 01 oktober 2008 te Rotterdam en/of Bergschenhoek, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het lichaam gestoken, tengevolge waarvan deze [slachtoffer] overleden is.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
De Vialis- en ANPR-gegevens
Het openbaar ministerie heeft de stelling ingenomen dat ook ten aanzien van de Peugeot van de verdachte alle informatie uit het Vialis- en ANPR-systeem voor het bewijs kan worden gebruikt, de raadsman heeft dit bestreden. Het hof zal om proceseconomische redenen deze stellingen verder onbesproken laten, nu het hof, ook indien volledig gebruik gemaakt wordt van deze informatie, niet tot een bewezenverklaring komt, zoals hierna zal worden uiteengezet.
Het tijdstip van overlijden
Het hof neemt als vaststaand aan dat [slachtoffer] op 30 september 2008 tussen 03:02 uur, het tijdstip waarop er nog een telefoongesprek heeft plaatsgevonden tussen de verdachte en het slachtoffer en 08:57 uur om het leven is gebracht.
Op 30 september 2008 om 08:57 uur wordt door het aan [slachtoffer] toebehorende mobiele telefoonnummer [nummer] uitgaand gebeld naar een servicenummer van T-Mobile waarmee het saldo kan worden opgewaardeerd. Het hof acht het niet aannemelijk dat het slachtoffer dit telefoontje zelf heeft gepleegd, nu vanaf dat moment uit zowel de Vialis-gegevens met betrekking tot de Volkswagen Transporter als uit de mobiele telefoongegevens blijkt dat het zeer aannemelijk is dat de telefoon met telefoonnummer [nummer] van [slachtoffer] en de telefoon met telefoonnummer [nummer] van de verdachte zich vanaf dat moment bij elkaar bevonden. Hierna zijn er bovendien geen uitgaande telefoontjes van het nummer van [slachtoffer] meer geregistreerd, maar alleen inkomende. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij op 30 september 2008 na 09:00 uur in de Volkswagen Transporter heeft gereden en dat hij het vorenstaande niet kan verklaren.
De plaats van de dodelijke steekpartij
In de (kantoor)ruimte B van het pand aan de [adres] te Bergschenhoek werd bij een doorzoeking op 21 oktober 2008 een opgevouwen luchtbed aangetroffen dat, eenmaal uitgevouwen, een grote concentratie bloed bleek te bevatten. Het bloed op het luchtbed werd bemonsterd. Uit deze monsters werden drie volledige DNA-profielen verkregen die matchten met elkaar en met het DNA-profiel van het slachtoffer. Een vierde, onvolledig, DNA-profiel matchte eveneens met het DNA-profiel van het slachtoffer.
Uit de resultaten van het onderzoek naar bloed op het luchtbed leidt het hof af dat het slachtoffer [slachtoffer] met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid bloedverliezend heeft verbleven op het luchtbed. Om een bloedvlek van de omvang zoals aangetroffen op dit luchtbedmatras te veroorzaken, moet het slachtoffer enige tijd gewond en bloedverliezend op het luchtbed hebben verbleven/gelegen.
Dat het slachtoffer op een andere locatie dan in de hennepkwekerij bloedverliezend op het luchtbed heeft verbleven/gelegen en het luchtbed de hennepkwekerij derhalve heeft verlaten, zoals de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht, acht het hof niet aannemelijk. Bij de politie en de rechter-commissaris heeft de getuige [getuige] immers verklaard dat hij, samen met het slachtoffer [slachtoffer], het luchtbed speciaal voor de verdachte had gekocht omdat de verdachte in de kwekerij overnachtte en eerst op de stenen sliep. Ze hebben dezelfde dag ook een slaapzak voor de verdachte gekocht. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat het juist is dat [getuige] het luchtbed met [slachtoffer] heeft gekocht. De getuige [getuige 2] heeft bij de politie verklaard dat de verdachte op 24 september 2008 al een week in de loods sliep. Uit het politieonderzoek is gebleken dat het luchtbed en de slaapzak op 19 september 2008 zijn aangeschaft.
Het hof neemt op grond van het voorgaande als vaststaand aan dat [slachtoffer] om het leven is gebracht in het pand aan de [adres] te Bergschenhoek.
De rol van de verdachte
Weliswaar heeft de verdachte ontkend dat hij op 30 september 2008 tussen 03.02 uur en 08.57 uur steeds in genoemd pand te Bergschenhoek aanwezig is geweest maar ook als het hof ervan uitgaat dat de verdachte daar toen de gehele periode aanwezig is geweest kan het hof niet buiten gerede twijfel vaststellen dat het de verdachte is geweest die de dodelijke steekverwonding aan het slachtoffer [slachtoffer] heeft toegebracht.
Allereerst stelt het hof vast dat het pand bestaat uit meerdere ruimtes, zodat niet met enige zekerheid is te zeggen of de verdachte zich ten tijde van de dodelijke steekpartij ook bevond op de plaats van het delict, laat staan dat uit het dossier blijkt of de verdachte bij de steekpartij een rol heeft gespeeld en -zo dit het geval is- welke rol dit is geweest.
Aan de onduidelijkheid over het aandeel van de verdachte bij de steekpartij draagt voorts bij dat blijkens de appelmemorie na de uitspraak in eerste aanleg een hitrapport bij het openbaar ministerie is ingekomen waaruit volgt dat het niet geïdentificeerde bloedspoor van de onbekende man A op het anderhalve week voor de steekpartij aangeschafte luchtbed met daarop veel bloed afkomstig van het slachtoffer gekoppeld kan worden aan een DNA-profiel dat is aangetroffen bij een gewapende woningoverval op een door de daders daarvan achtergelaten ringsleutel.
Van de verdachte is geen bloed op het luchtbed aangetroffen.
Naar het oordeel van het hof is op grond van al het voorgaande niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof wijst de vordering tot gevangenneming van de verdachte dan ook af.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering tot het verlenen van een bevel tot gevangenneming van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. D.J.C. van den Broek, mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. M.J.J. van den Honert, in bijzijn van de griffier mr. S.N. Keuning.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 juni 2012.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.