ECLI:NL:GHSGR:2012:BW8779

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 april 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.098.894/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. van den Wildenberg
  • M. van Kempen
  • M. Mollema-de Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijfplaats en zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige na verhuizing van de moeder

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage, staat de hoofdverblijfplaats van een minderjarige centraal, evenals de toedeling van zorg- en opvoedingstaken. De moeder heeft zonder overleg met de vader verhuisd, wat aanleiding geeft tot een geschil over de woonplaats van de minderjarige. Het hof is van mening dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader dient te zijn. De moeder heeft onvoldoende onderbouwd waarom de verhuizing noodzakelijk was en het hof is van oordeel dat het in het belang van de minderjarige is om zijn sociale leven en contacten met zijn vader te behouden. De moeder heeft niet aangetoond dat zij in haar oude woonomgeving geen werk kon vinden, en haar verhuizing heeft geleid tot een verstoring van de bestaande contactregeling. Het hof benadrukt dat de belangen van de minderjarige voorop staan en dat de moeder, door zonder overleg te verhuizen, niet in het belang van de minderjarige heeft gehandeld. De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats bij de vader terecht vastgesteld, en het hof bekrachtigt deze beslissing. De moeder heeft verzocht om een wijziging van de contactregeling, maar het hof oordeelt dat een goede contactregeling, die verder gaat dan alleen een vakantieregeling, in het belang van de minderjarige is. De zaak is behandeld op 25 april 2012, waarbij de moeder en vader aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van Jeugdzorg. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en het verzoek van de moeder afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 25 april 2012
Zaaknummer : 200.098.894/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 11-5713
[appellant],
wonende te [woonplaats]
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat voorheen mr. J.L. Oudshoorn te Rijswijk, thans mr. J.A.C. van den Brink te Almere,
tegen
[geïntimeerde]
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J. Frissen te 's-Gravenhage.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden,
gevestigd te ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: jeugdzorg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Haaglanden en Zuid-Holland Noord,
locatie ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 14 december 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 14 september 2011 van de rechtbank ’s-Gravenhage (hierna te noemen: de bestreden beschikking), welke beschikking is hersteld bij beschikking van 1 december 2011.
Jeugdzorg heeft op 14 februari 2012 een verweerschrift ingediend.
De vader heeft op 15 februari 2012 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
- op 3 januari 2012 een brief van 2 januari 2012 met bijlagen;
- op 19 januari 2012 een brief van 18 januari 2012 met bijlage;
van de zijde van de raad:
- op 24 januari 2012 een brief van 23 januari 2012 met als bijlage een raadsrapport.
De zaak is op 15 maart 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- W. Mulder en C. Bos namens Jeugdzorg;
De raad is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De voorzitter heeft bij de mondelinge behandeling medegedeeld dat er een nieuwe mondelinge behandeling zal volgen, omdat de moeder zonder advocaat ter zitting is verschenen en er een taalbarrière is. De moeder wordt daarom in de gelegenheid gesteld bij een nieuwe mondelinge behandeling alsnog een advocaat mee te nemen naar de zitting.
De zaak is vervolgens op 28 maart 2012 opnieuw mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door J.B. Streefkerk, kantoorgenoot van haar advocaat mr. J.A.C. van den Brink;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- W. Mulder en C. Bos namens Jeugdzorg;
- R. Uddin namens de raad.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking en de herstelbeschikking van 1 december 2011. Bij die beschikkingen is - met wijziging van de beschikking van 19 oktober 2010 (het hof: bedoeld zal zijn van 28 juli 2010) – voor zover in hoger beroep van belang uitvoerbaar bij voorraad bepaald dat de minderjarige [...], geboren op [in 2001] te [geboorteplaats] (verder: de minderjarige), zijn hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de regeling inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag, meer in het bijzonder de hoofdverblijfplaats van de minderjarige en de toedeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de contactregeling).
2. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking en de herstelbeschikking te vernietigen naar het hof begrijpt voor zover het de hoofdverblijfplaats van de minderjarige en de contactregeling betreft en, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
primair
I. de inleidende verzoeken van de vader alsnog worden afgewezen;
II. aan de moeder alsnog toestemming wordt verleend om de minderjarige met haar mee te laten verhuizen naar [woonplaats moeder] [provincie] waar hij bij haar woonachtig zal zijn op haar adres [adres moeder], althans dat de minderjarige vanaf een door het hof te bepalen moment het hoofdverblijf zal hebben bij de moeder in haar woning te [woonplaats moeder] [provincie];
III. aan de moeder toestemming wordt verleend om de minderjarige op een door het hof aangewezen moment uit te schrijven van de basisschool [naam basisschool] te [plaats basisschool] en in te schrijven op basisschool [naam basisschool] te [woonplaats moeder] [provincie], [adres basisschool] te [woonplaats moeder];
IV. de contactregeling zoals in de beschikking van 28 juli 2010 is bepaald, wordt gewijzigd in dier voege dat de minderjarige bij de vader zal zijn om de week van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur in plaats van wekelijks van woensdag uit school tot vrijdag naar school;
subsidiair
V. met betrekking tot de minderjarige een onderzoek door de raad wordt gelast waarin de raad wordt gevraagd een advies af te geven aangaande de vraag bij welke ouder de minderjarige het hoofdverblijf zou moeten hebben.
3. De vader bestrijdt het beroep en verzoekt het hof
primair: het beroep van de moeder te verwerpen en de bestreden beschikking te bekrachtigen;
subsidiair: voor zover het hof het beroep van de moeder zou honoreren in goede justitie een contactregeling vast te stellen die in het belang van de minderjarige wordt geacht.
4. Jeugdzorg heeft de stellingen van de moeder gemotiveerd weersproken en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en mitsdien het verzoek in hoger beroep af te wijzen.
5. De moeder stelt dat, mede gelet op haar Chinese achtergrond, zelfredzaamheid voor haar erg belangrijk is. Het lukte haar niet om een baan te vinden in de buurt van haar oude woonplaats in de omgeving van de vader. Om in haar levensonderhoud en dat van haar kinderen te kunnen voorzien heeft ze een snackbar overgenomen in [woonplaats moeder]. De nieuwe woning en de nieuwe woonomgeving zijn zeer geschikt voor de minderjarige en hij is er in dat opzicht niet op achteruitgegaan. Zij heeft dus ook rekening gehouden met de belangen van de minderjarige bij haar keuze. Ook is een afstand van 195 kilometer niet onoverbrugbaar en kunnen de minderjarige en de vader contact blijven houden. De minderjarige verblijft, nu hij bij de vader woont, geregeld bij zijn grootouders in verband met het werk van de vader en dan moet hij alleen met de Randstadrail reizen over een afstand van vijftien kilometer. Verder vindt de moeder het belangrijk dat de minderjarige een goede band behoudt met haar andere kinderen en is in dat kader van belang dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar is. Ter zitting heeft de advocaat van de moeder verklaard dat zij haar best zal doen een contactregeling tot stand te brengen tussen de moeder en de minderjarige, indien de hoofdverblijfplaats bij de vader gehandhaafd blijft.
6. De vader stelt zich op het standpunt dat de rechtbank een juiste belangenafweging heeft gemaakt. Er blijkt niet dat de moeder bij haar keuze om te verhuizen de belangen van de minderjarige heeft laten meewegen. Ook heeft zij niet onderbouwd waarom zij niet in haar oude omgeving een baan kon vinden en waarom het nodig was om naar [woonplaats moeder] te verhuizen. Door de houding van de vrouw is er momenteel geen contact tussen haar en de minderjarige. Als gevolg van die houding is er een verwijdering tussen haar en de minderjarige ontstaan en alleen al daardoor is het in praktische zin niet meer haalbaar om de minderjarige weer bij zijn moeder te laten wonen.
7. Ter zitting heeft jeugdzorg verklaard dat de minderjarige zich afgewezen voelt doordat de moeder hem niet meer wil zien. Er is haar een vakantieregeling aangeboden, maar die heeft zij niet geaccepteerd. Voorts heeft jeugdzorg verklaard dat het lastig is contact te leggen met de moeder en dat er zorgen zijn omtrent het gebrek aan contact tussen de minderjarige en de moeder. Het laatste contact tussen hen was op 31 augustus 2011.
8. Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:253a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechter worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij een dergelijke beslissing dienen alle omstandigheden van het geval in acht te worden genomen, wat er in voorkomend geval ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen.
9. In het onderhavige geval is de moeder zonder overleg met de vader naar [woonplaats moeder] verhuisd. Deze verhuizing had als gevolg dat de bestaande contactregeling met de vader niet gecontinueerd kon worden. Als gevolg van deze verhuizing zou de minderjarige naar een andere school moeten gaan en ook een nieuw sociaal leven dienen op te bouwen. De moeder heeft onvoldoende onderbouwd waarom het nodig was om helemaal naar [woonplaats moeder] te verhuizen om in haar levensonderhoud en dat van haar kinderen te kunnen voorzien. Niet duidelijk is waarom zij in haar oude woonomgeving geen baan kon vinden. Het hof is van oordeel dat het in het belang van de minderjarige is dat hij zijn sociale leven kan continueren zoals hij dat gewend is en de contacten met zijn vader kan onderhouden en verdiepen. De contacten met de moeder zijn eveneens van belang voor de minderjarige, maar mede gelet op de handelwijze van de moeder, acht het hof het niet in het belang van de minderjarige om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder te bepalen. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de moeder zonder enig overleg verhuisd is en dat zij momenteel weigert contacten te onderhouden met de minderjarige en ook weigert om een contactregeling te accepteren. De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de minderjarige terecht bepaald bij de vader. Wel acht het hof een goede contactregeling, welke uitgebreider is dan alleen een vakantieregeling, in het belang van de minderjarige. Partijen hebben ter zitting verklaard hieraan te zullen werken.
Voor zover de moeder nog uitdrukkelijk bewijs heeft aangeboden van haar stelling dat zij in de omgeving van [vorige woonplaats] geen gelijkwaardige keuzemogelijkheden zou hebben, passeert het hof dit bewijsaanbod als niet ter zake dienend. Immers, nog daargelaten dat de moeder met dit bewijsaanbod kennelijk alleen het oog heeft gehad op de mogelijkheden voor het overnemen van een horecaonderneming en niet op de mogelijkheden voor het verwerven van een betrekking in loondienst, volgt uit het voorgaande dat het aankomt op een afweging van alle betrokken belangen, waarvan de (economische) mogelijkheden om inkomsten te genereren er slechts één is.
10. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van den Wildenberg, Van Kempen en Mollema-de Jong, bijgestaan door mr. Massmann als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 april 2012.