ECLI:NL:GHSGR:2012:BW9886

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.073.429/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Leuven
  • A. de Haan-Boerdijk
  • J. van der Kuijl
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdverklaring van het hof op grond van artikel 12, eerste lid sub b Brussel II Bis

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 27 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de verzoeken van de vader met betrekking tot het ouderlijk gezag en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A.M. Schoenmakers, heeft in hoger beroep verzocht om hem primair te belasten met het eenhoofdig gezag over de minderjarige en subsidiair om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.W.A. van Dommelen, heeft zich achter de conclusies van de raad voor de kinderbescherming geschaard, die in een raadsverslag concludeerde dat er geen aanleiding is tot zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, maar dat er wel een loyaliteitsconflict kan ontstaan.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er onvoldoende informatie beschikbaar is over de woon- en leefsituatie van de minderjarige in [woonplaats moeder]. De raad heeft aangegeven dat zij geen mogelijkheden heeft voor het uitvoeren van een onderzoek naar de leefomstandigheden van de minderjarige, wat het hof heeft doen besluiten om zich onbevoegd te verklaren op grond van artikel 12, eerste lid sub b van de Verordening (EG) nr. 2201/2003 (Brussel II bis). Het hof oordeelt dat een beslissing van de Nederlandse rechter, gezien het ontbreken van concrete informatie, niet in het belang van de minderjarige kan worden geacht.

De beslissing van het hof houdt in dat het zich onbevoegd verklaart kennis te nemen van het verzoek van de vader in hoger beroep. Deze uitspraak is gedaan ter openbare terechtzitting en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 27 juni 2012
Zaaknummer : 200.073.429/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 09-7526
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J.A.M. Schoenmakers te Breda,
tegen
[de moeder],
wonende te [stad buiten Europa],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J.W.A. van Dommelen te Veenendaal.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te Dordrecht,
hierna te noemen: de raad.
VERDER PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
Het hof verwijst voor het verloop van het geding naar zijn tussenbeschikking van 29 juni 2011, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Bij die beschikking is de raad verzocht het hof schriftelijk te berichten omtrent de mogelijkheden van de raad tot het (laten) instellen van een onderzoek naar de leefsituatie van de minderjarige [naam], geboren op [geboortedatum in] 2002 te [geboorteplaats] (verder: de minderjarige), in [woonplaats moeder] met het oog op het ouderlijk gezag en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige. De behandeling van de zaak is pro forma aangehouden tot 24 september 2011. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
Van de zijde van de raad is bij het hof op 29 december 2011 het raadsverslag van 5 december 2011 ingekomen. Bij brief van 4 januari 2012 heeft de raad de reactie van de vader d.d. 29 december 2011 op dit verslag (nog) aan het hof doen toekomen.
Bij brieven van 1 februari 2012 heeft het hof het raadsverslag doen toekomen aan partijen en hen daarbij in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten.
Bij faxbericht van 2 februari 2012, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, heeft de moeder laten weten achter de conclusie van de raad te staan.
Van de zijde van de vader is, na verlening van uitstel van maximaal twee weken, geen reactie bij het hof ingekomen.
Bij brieven van 10 mei 2012 heeft het hof partijen gedurende een periode van vier weken de gelegenheid gegeven schriftelijk hun visie te geven op het voornemen van het hof zich in de onderhavige zaak onbevoegd te verklaren zoals aangekondigd in de tussenbeschikking van 29 juni 2011. Aangekondigd is dat na verloop van deze termijn een beschikking zal volgen.
Van de zijde van de moeder is een reactie ingekomen op 11 mei 2012.
Van de zijde van de vader is een reactie (met bijlagen, waaronder de reactie van de vader van 29 december 2011 op het verslag van de raad d.d. 5 december 2011) ingekomen op 4 juni 2012.
VERDERE BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. Tijdens een telefonisch gesprek op 29 november 2011 heeft de raad het hof laten weten dat de raad geen mogelijkheden heeft voor het (laten) uitvoeren van een onderzoek naar de leefomstandigheden van de minderjarige in [woonplaats moeder]. De raad heeft tijdens dit gesprek het hof medegedeeld dat de raad, gezien het feit dat de minderjarige en de moeder eind 2011 tijdelijk in Nederland zouden zijn, wel de mogelijkheid heeft met de minderjarige en de ouders in gesprek te gaan. Het hof heeft de raad verzocht dit gesprek aan te gaan en daarvan verslag uit te brengen aan het hof.
2. De raad concludeert in zijn verslag van 5 december 2011 dat er geen aanleiding is tot zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige. Zij laat leeftijdsadequaat gedrag zien. De enige zorg die de raad heeft, is dat de minderjarige in een loyaliteitsconflict verkeert of hierin belandt. Volgens de raad bestaat de indruk dat de minderjarige beide ouders geen verdriet wil doen en vooral niet wil kiezen tussen beide ouders. De raad acht het wenselijk dat de onrust die is ontstaan door de procedures rondom de minderjarige stopt.
3. De moeder heeft bij faxbericht van 2 februari 2012 het hof laten weten achter de conclusie van de raad te staan. De vader heeft in zijn schriftelijke reactie van 29 december 2011 op het raadsverslag te kennen gegeven zich niet te kunnen verenigen met de inhoud van dit verslag.
4. Bij brieven van 10 mei 2012 heeft het hof aan partijen bericht dat, nu het hof geen duidelijk beeld heeft kunnen krijgen van de situatie in [woonplaats moeder], het hof voornemens is zich onbevoegd te verklaren, zoals aangekondigd in de tussenbeschikking van 29 juni 2011. Partijen zijn bij diezelfde brief in de gelegenheid gesteld hun visie op dit voornemen schriftelijk kenbaar te maken, hetgeen zij hebben gedaan op 11 mei 2012 respectievelijk 4 juni 2012. De moeder heeft laten weten te kunnen instemmen met onbevoegdverklaring van het hof. De vader daarentegen kan zich niet vinden in het voornemen van het hof zich onbevoegd te verklaren. De vader is van mening dat er wel degelijk voldoende aanknopingspunten zijn om een oordeel te geven met betrekking tot hetgeen door hem in hoger beroep is verzocht, te weten hem primair te belasten met het eenhoofdig gezag over de minderjarige en subsidiair de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hem te bepalen.
Bevoegdheid Nederlandse rechter
5. Het hof oordeelt als volgt. De inhoud en conclusies van het raadsonderzoek bieden geen duidelijkheid over de woon- en leefsituatie van de minderjarige in [woonplaats moeder]. De conclusie van de raad dat de contacten die de raad in Nederland met de minderjarige heeft gehad, geen aanleiding geven tot zorgen over haar ontwikkeling, acht het hof niet zodanig onderbouwd dat daarop een gemotiveerde beslissing op het verzoek van de vader kan worden gegeven omdat nadere en concrete informatie omtrent de situatie rond de minderjarige in [woonplaats moeder] ontbreekt. De reacties van partijen geven het hof geen aanleiding tot een ander standpunt.
6. Het hof zal zich mitsdien op grond van artikel 12, eerste lid sub b Verordening (EG) nr. 2201/2003, van 27 november 2003, betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid (Brussel II bis) onbevoegd verklaren kennis te nemen van het door de vader in hoger beroep ingediende verzoek, nu een beslissing van de Nederlandse rechter gelet op het ontbreken van informatie niet in het belang van de minderjarige moet worden geacht. Dientengevolge komt het hof niet aan de inhoudelijke beoordeling van de zaak.
7. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het door de vader ingediende verzoek in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, De Haan-Boerdijk en Van der Kuijl,bijgestaan door mr. Dooting als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 juni 2012.