ECLI:NL:GHSGR:2012:BX0215
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep kort geding
- M. Labohm
- A. Kamminga
- J. Zwagemakers
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over voorlopige verblijfplaats van minderjarige bij de vader met nevenvorderingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding betreffende de voorlopige verblijfplaats van een minderjarige zoon bij de vader. De vader, appellant, heeft in zijn appeldagvaarding zes grieven aangevoerd en vordert onder andere dat de zoon voorlopig bij hem zal verblijven. De moeder, geïntimeerde, verzet zich hiertegen en heeft incidenteel appel ingesteld. De ouders zijn sinds 2004 samen geweest en zijn in 2009 gehuwd. Uit hun huwelijk is in 2010 een zoon geboren. De vader heeft in april 2011 de relatie beëindigd en de moeder is met de zoon naar een andere woonplaats verhuisd. De hoofdverblijfplaats van de minderjarige is momenteel bij de moeder.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het niet wenselijk is om in afwachting van de beslissing in de echtscheidingsprocedure een ingrijpende maatregel te treffen. De primaire vorderingen van de vader zijn daarom niet in behandeling genomen. Wel heeft het hof de voorlopige zorgregeling beoordeeld. De huidige regeling houdt in dat de minderjarige ieder weekend 24 uur bij de vader verblijft. Er was onduidelijkheid over het eindtijdstip van deze regeling, wat leidde tot een geschil tussen de ouders. Het hof heeft besloten dat de voorlopige zorgregeling met ingang van het arrest als volgt zal zijn: in even weken van zaterdagmiddag 17.00 uur tot zondagmiddag 18.00 uur en in oneven weken van zaterdagochtend 9.00 uur tot zondagochtend 10.00 uur. Het hof heeft het bestreden vonnis vernietigd voor wat betreft de voorlopige zorgregeling, maar bekrachtigt het vonnis voor het overige. De kosten van het geding worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.