ECLI:NL:GHSGR:2012:BX0347

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-005157-09
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Groepsverkrachting en voorbereiding van een overval met vuurwapens

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 14 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan groepsverkrachting van een jonge vrouw en de voorbereiding van een overval. De verdachte, geboren in 1986 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie, en het plegen van geweldsdelicten. De feiten vonden plaats in 2008 in en rondom Rotterdam, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten betrokken waren bij een reeks gewelddadige overvallen en een ernstige verkrachting. Het hof oordeelde dat de verdachte voldoende wettig bewijs had geleverd voor zijn betrokkenheid bij de groepsverkrachting, waarbij de vrouw met geweld en onder bedreiging werd gedwongen tot seksuele handelingen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden, waarbij de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij werd toegewezen tot een bedrag van € 8.000,-. Het hof overwoog dat de feiten een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de vrouw vormden en dat dergelijke daden gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij veroorzaken. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd, wat bijdroeg aan de ernst van de strafmaat. Het hof concludeerde dat de verdachte, ondanks een gebrekkige ontwikkeling van geestvermogens, niet ter beschikking gesteld hoefde te worden, omdat de veiligheid van de maatschappij ook kon worden gewaarborgd door een langdurige gevangenisstraf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005157-09
Parketnummers: 10-610162-08 en 10-613134-08
Datum uitspraak: 14 juni 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 1 oktober 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortejaar] 1986,
[GBA-adres],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zuid West - De Dordtse Poorten te Dordrecht.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 28 september 2010, 11 januari 2011, 15 maart 2011, 7 juni 2011 en 31 mei 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 7 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest. De verdachte is bovendien op last van de rechtbank ter beschikking gesteld en zijn verpleging van overheidswege is daarbij bevolen. Ter zake van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij is beslist zoals nader omschreven in het vonnis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaardingen met parketnummers 10-610162-08 en 10-613134-08. Het hof heeft de feiten die in deze dagvaardingen zijn opgenomen van een doorlopende nummering voorzien. Het zal die nummering in dit arrest aanhouden. Het ten laste gelegde - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - houdt in dat:
1.
hij op of omstreeks 13 mei 2008 te Capelle aan den IJssel en/of Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter voorbereiding van het te plegen misdrijf diefstal met geweld en/of afpersing, opzettelijk één of meer vuurwapen(s) en/of (daarbij behorende) munitie en/of een (zak)mes en/of een auto (merk Volkswagen, type Golf, kenteken [KENTEKENNUMMER] ) en/of een pantykous en/of (een) handschoen(en) en/of dikke/verhullende kleding (kennelijk) bestemd tot het (in vereniging) begaan van dat misdrijf/die misdrijven, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 13 mei 2008 te Capelle aan den IJssel en/of Rotterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II, onder 3° en/of Categorie III, onder 1° en/of onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet, nl een vuurwapen dat zodanig is vervaardigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is, te weten een (verkort) vuurwapen (een (hagel)geweer van het merk SAVAGE, model 940 E) en/of
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een pistool van het merk Tanfoglio, model Gt-2888, kaliber 8 mm (oorspronkelijk) (gewijzigd in 6,35 mm) en/of
- een alarm- c.q. startpistool (merk KIMAR, model Lady K, 8 mm),
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten
- vier hagelpatronen, kaliber 20 Gauge en/of
- zeventien kogelpatronen, kaliber .25 AUTO (gelijk aan 6,35 mm) en/of
- drie alarm- c.q. knalpatronen, kaliber 8 mm voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 24 april 2008 te Vlaardingen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld en/of een of meerdere portemonnee(s) (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of
[benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] voornoemd en/of (een) andere (in café Westwijk aanwezige) perso(o)n(en), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of een of meerdere portemonnee(s) (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] voornoemd, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het tonen van een of meerdere vuurwapen(s) en/of van (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) en/of
- het richten van dat/die vuurwapen(s) en/of dat/die daarop gelijkend(e) voorwerp(en) op genoemde [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of (een) andere (in café Westwijk aanwezige) perso(o)n(en) en/of
- het (met een vuurwapen) slaan (tegen het hoofd en/of het lichaam) van die [benadeelde partij 3] en/of
- (daarbij) de woorden toevoegen "liggen en je geld" en/of "je portemonnee" en/of "alles afgeven" en/of "allemaal rustig blijven", "geld, geld, portemonnees erin" en/of "op de grond liggen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
4.
4.
hij in of omstreeks de periode van 24 april 2008 tot en met 25 april 2008 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld en/of een telefoon/telefoons en/of een horloge en/of een (gouden) bril, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] en/of [benadeelde partij 7] en/of [benadeelde partij 8] en/of café Meineszcorner, in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 5] en/of die [benadeelde partij 6] en/of die [benadeelde partij 7] voornoemd en/of (een) andere (in genoemd café aanwezige) perso(o)n(en), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] en/of [benadeelde partij 7] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of een telefoon/telefoons en/of een horloge en/of een (gouden) bril, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde partij 8] en/of [benadeelde partij 6] en/of [benadeelde partij 7] voornoemd en/of [benadeelde partij 8] en/of café Meineszcorner, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het tonen van een mes en/of een of meerdere vuurwapen(s) en/of (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) en/of
- het richten van dat/die vuurwapen(s) en/of die/dat op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) op genoemde [benadeelde partij 8] en/of [benadeelde partij 6] en/of (een) andere (in genoemd café aanwezige) perso(o)n(en) en/of
- het aan de trui meetrekken van die [benadeelde partij 8] en/of
- (daarbij) de woorden toevoegen "dit is een overval" en/of "mond houden" en/of kassa openmaken, geld geld", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
5.
hij op of omstreeks 8 mei 2008 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen geld en/of een hoeveelheid softdrugs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 9] en/of [benadeelde partij 10] en/of coffeeshop Out of Time, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 9] en/of [benadeelde partij 10] voornoemd en/of (een) andere (in genoemde coffeeshop aanwezige) perso(o)n(en), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 9] en/of [benadeelde partij 10] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of een hoeveelheid softdrugs, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde partij 9] en/of [benadeelde partij 10] voornoemd en/of coffeeshop Out of Time, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het tonen van een of meerdere vuurwapen(s) en/of (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) en/of
- het richten van dat/die vuurwapen(s) en/of die op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) op genoemde [benadeelde partij 9] en/of [benadeelde partij 10] en/of (een) andere (in genoemde coffeeshop aanwezige) perso(o)n(en) en/of
- het geven van een klap op het hoofd van die [benadeelde partij 9] en/of
- (daarbij) de woorden toevoegen "draai je om" en/of "waar is de wiet" en/of "blijf rustig, blijf liggen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
(art. 312 en/of 317 Wetboek van Strafrecht)
6.
hij op of omstreeks 21 april 2008 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [benadeelde partij 11], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk;
- (telkens) brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis en/of de penis(sen) van zijn mededader(s) in de vagina van die [benadeelde partij 11] en/of
- (telkens) brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis en/of de penis(sen) van zijn mededader(s) in de mond van die [benadeelde partij 11],
waarbij het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het meermalen, althans eenmaal (telkens);
- die [benadeelde partij 11] duwen en/of trekken in de richting van de portiek, althans de woning en/of
- omsingelen van die [benadeelde partij 11] en/of
- betasten van het lichaam van die [benadeelde partij 11] en/of
- tonen/voorhouden van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of
- dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp richten op het hoofd van die [benadeelde partij 11] en/of
- het houden van dat vuurwapen, althans dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de mond van die [benadeelde partij 11] en/of
- die [benadeelde partij 11] dreigend toespreken met de woorden: "doe je t-shirt uit, anders ga ik je slaan met het pistool" en/of "moet ik nu gaan schieten dan" en/of "ik kan je ook vermoorden, dan spat het zo helemaal op de muur, dat bloed vegen we wel weg" en/of "doe je kettingen af", althans woorden van een dergelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes penis en/of de penissen van zijn mededader(s) voor/bij de mond van die [benadeelde partij 11] en/of
- filmen van die [benadeelde partij 11] en/of
- de broek, althans de kleding van die [benadeelde partij 11] uittrekken en/of
- op het lichaam van die [benadeelde partij 11] gaan zitten en/of
- (dreigen) met een riem (te) slaan in de richting van het lichaam van die [benadeelde partij 11] en/of
- houden van een schroevendraaier in/op/tegen het gezicht van die [benadeelde partij 11] en/of
- tezamen met een of meer van zijn, verdachtes, medeverdachte(n) een dusdanig overwicht op die [benadeelde partij 11] uitoefenen, dat zij werd belemmerd in haar mogelijkheden tot verzet;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Voorbereidend onderzoek
De raadsvrouw van de verdachte heeft overeenkomstig de overgelegde pleitnotities bepleit dat - kort en zakelijk weergegeven - het voor de aanhouding vereiste redelijke vermoeden van schuld niet kon worden afgeleid uit hetgeen op 13 mei 2008 is gebleken uit de afgeluisterde telefoongesprekken of de observaties van het arrestatieteam om reden dat hetgeen de aangeefster [benadeelde partij 11] heeft verklaard met betrekking tot overvallen die door cliënt en anderen zouden zijn gepleegd, ongeloofwaardig is aangezien zij pas toen het er op leek dat de verbalisanten haar verhaal over de verkrachting niet geloofden, is gaan verklaren over overvallen. Ook kan het redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit niet worden afgeleid uit de afgeluisterde telefoongesprekken en observaties in de dagen vóór 13 mei 2008. Dientengevolge behoort het bewijs dat is verkregen als gevolg van de onrechtmatige aanhouding van cliënt te worden uitgesloten van het bewijs en dient vrijspraak te volgen.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Op grond van de zich in het dossier bevinden stukken en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof vast dat [benadeelde partij 11] op 7 mei 2008 tegenover de politie een verklaring heeft afgelegd waarin zij personen noemt die overvallen zouden hebben gepleegd, onder meer in Schiedam. Zij beschrijft personen en noemt bijnamen waaronder "[medeverdachte 1]" alias "commandant" en "[medeverdachte 2]" alias "chief". Tevens noemt zij uiterlijke kenmerken en verklaart zij dat de personen deel uitmaken van twee groepen, "Tru" of "MOB" waarbij zij eveneens opmerkt dat de leden van "MOB" te herkennen zijn aan rode kleding en/of sjaaltjes. Voorts noemt zij telefoonnummers van door haar beschreven personen en verklaart zij dat die personen zich onder andere verplaatsen met brommers. Ook geeft zij aan dat zij aanwezig is geweest bij de verkoop van een wapen door "[medeverdachte 1]". [benadeelde partij 11] verklaart dat zij een clip heeft gezien die op internet staat waarin enkele van de door haar aangewezen personen te zien zijn met vuurwapens. Tijdens haar verhoor heeft zij de politie een usb-stick overhandigd waarop deze clip stond. De politie heeft haar tijdens het verhoor prints van de clip getoond waarop zij onder andere "[medeverdachte 1]" heeft herkend. Op de prints is ook een vuurwapen te zien.
Naar aanleiding van de door [benadeelde partij 11] verstrekte gegevens is vervolgens door de politie een onderzoek ingesteld naar de identiteit van deze personen. De persoon die [benadeelde partij 11] had aangeduid als "[medeverdachte 1] " bleek [medeverdachte 1] te zijn en de persoon die zij heeft aangeduid als "[medeverdachte 2] " bleek [medeverdachte 2] te zijn; de medeverdachten. Van de Misdaadanalist van de Regionale Informatie Organisatie Onderzoek en Analyse kwam informatie beschikbaar dat [medeverdachte 1] in een eerder onderzoek naar een overval betrokken was geweest.
Tenslotte blijkt uit het dossier dat de politie vanaf 2 februari 2008 onderzoek deed naar aanleiding van een serie overvallen in de regio Rotterdam West, Schiedam en Vlaardingen die nagenoeg dezelfde modus operandi kenden en waarvan de signalementen van de daders overeen kwamen. Bij deze overvallen werden vuurwapens gebruikt. Het waren steeds twee daders waarvan de één qua lichaamslengte groter was dan de andere. Daarbij droegen de daders of één van de twee een rode bandana en werd gebruik gemaakt van een scooter als vervoermiddel.
Naar aanleiding hiervan heeft de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Rotterdam ter zake van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 7 mei 2009 een mondelinge machtigingen tot het opnemen van telecommunicatie door middel van een technisch hulpmiddel gegeven. Tevens heeft de officier van justitie het bevel gegeven voor de inzet van het Observatie team van de Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, eveneens betrekking hebbend op medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Bij deze start van het onderzoek was naar het oordeel van het hof voldoende redelijk vermoeden van schuld zoals bedoeld in artikel 27 Wetboek van strafvordering tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. De telefoontaps en observaties die hierna zijn gevolgd zijn dan ook rechtmatig geweest.
Op 13 mei 2008 wordt vervolgens aan de hand van opgenomen telefoongesprekken opgemaakt dat medeverdachte [medeverdachte 1], medeverdachte [medeverdachte 2] en - naar later gebleken is - de verdachte telefoongesprekken voeren en berichten sturen waarbij wordt gerept over het regelen van een auto voor werk, een 'torrie' doen en waarbij verdachte [medeverdachte 1] herhaaldelijk zegt dat hij op missie is, aan het werk is, en niet kan bellen. Tegelijkertijd wordt door het observatieteam waargenomen dat medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en onbekende personen in een Volkwagen met kenteken [KENTEKENNUMMER] stappen en wegrijden. Ook stelt de politie vast dat medeverdachte [medeverdachte 1] een sms ontvangt met de tekst "Ze hebben een knop om te verbinden met andere bar'.
Het hof is van oordeel dat er op grond van de informatie die op 13 mei 2008 direct voorafgaand aan de aanhouding van de inzittenden van de Volkwagen bij de politie voorhanden was zoals hiervoor weergegeven, in onderling verband en samenhang bezien met de overige reeds bekende feiten en omstandigheden en de reeds bestaande verdenking met betrekking tot twee van de vier inzittenden - te weten medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] - voldoende aanwijzingen bestonden voor de verdenking dat de zich in de auto bevindende personen een overval voorbereidden. Derhalve was er ook voldoende grond om tot aanhouding van de zich in de auto bevindende personen - waaronder de verdachte - over te gaan.
Het hof is dan ook van oordeel dat er geenszins sprake is van onrechtmatigheden tijdens het voorbereidend onderzoek en verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
Verweren ter zake van feit 6
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter zake van het onder 6 ten laste gelegde bepleit dat de opsporingsambtenaren niet dan wel niet voldoende conform de regels en waarborgen zoals neergelegd in de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik (hierna: de Aanwijzing) hebben gehandeld. Er is niet voldoende zorgvuldig gehandeld en hierdoor is niet alles controleerbaar. Derhalve behoort het openbaar ministerie niet ontvankelijk te worden verklaard dan wel dienen de verklaringen van de aangeefster - [benadeelde partij 11] - en haar moeder - [moeder] - van het bewijs te worden uitgesloten. Daartoe heeft de raadsvrouw - kort en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
- het informatieve gesprek op 7 mei 2008 is pas 10 maanden later gerelateerd in een proces-verbaal. Dit is onzorgvuldig;
- Er is geen bandopname van verklaring van de aangeefster op 7 mei 2008. Het is aannemelijk dat dit verhoor niet is opgenomen;
- Er is geen tijdlijn uitgezet;
- Er is geen gebruik gemaakt van de vaste relatie met een medische dienst;
- Er is geen zedenkit afgenomen;
- De moeder is vertrouwenspersoon en zij is op 23 april 2008 aanwezig bij de aangifte
Het hof overweegt omtrent de aangevoerde punten als volgt:
- de Aanwijzing spreekt niet van een verplichting, doch van de wenselijkheid een informatief gesprek te houden. Dit heeft op 7 mei 2008 plaatsgevonden en is audiovisueel vastgelegd.
- Na dit informatieve gesprek heeft in de middag van 7 mei 2008 in een andere ruimte ten behoeve van een ander opsporingsonderzoek een verhoor van [benadeelde partij 11] plaatsgevonden. Dit verhoor had geen betrekking op de aangifte van verkrachting. Derhalve is het hof van oordeel dat de Aanwijzing hierop geen betrekking heeft.
- de Aanwijzing bevat slechts de aanbeveling en niet een verplichting om een tijdslijn van gebeurtenissen op te maken;
- de Aanwijzing stelt uitdrukkelijk dat een bevoegd zedenrechercheur de aangever adviseert de medische dienst te consulteren. In casu is op 23 april 2008 door de betrokken - niet zedengecertificeerde - verbalisanten geoordeeld dat het afnemen van een zedenkit weinig zinvol was. Hoewel op dit moment geen sprake was van een aangifte van verkrachting, is dit onderwerp wel ter sprake gekomen. De niet bevoegde opsporingsambtenaren hebben ter zake hiervan tegengesteld aan de Aanwijzing geadviseerd. Het hof stelt vast dat op dit punt in strijd met de Aanwijzing is gehandeld.
- op 23 april 2008 heeft [benadeelde partij 11] aangifte gedaan van wederrechtelijke vrijheidsberoving, bedreiging en diefstal. Daarbij kwam ook aan de orde dat zij zou zijn verkracht. Op dat moment is daarvan geen afgifte gedaan. N. [benadeelde partij 11] heeft op 14 mei 2008 - nadat een informatief gesprek heeft plaatsgevonden - aangifte gedaan van verkrachting. Haar moeder was hierbij niet aanwezig.
Op grond van het bovenstaande is gebleken dat niet op alle punten is voldaan aan de inhoud van de Aanwijzing. Ten aanzien van het punt - ter zake van het medisch onderzoek - waarop de Aanwijzing niet is gevolgd zijn naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep echter geen omstandigheden gesteld of waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat de verdachte feitelijk in zijn belangen is geschaad, laat staan dat ernstig inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekort gedaan. Het hof ziet dan ook geen reden om aan het geconstateerde verzuim de consequentie niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie te verbinden. Nu niet is gesteld of gebleken dat de verdachte in zijn belangen is geschaad, ziet het hof evenmin reden om de verklaringen van aangeefster of haar moeder uit te sluiten van het bewijs.
Vrijspraak feit 3, 4 en 5
De raadsvrouw heeft betoogd - verkort en zakelijk weergegeven - dat de verklaringen van getuige [getuige] omtrent de betrokkenheid van de verdachte bij deze feiten niet geloofwaardig te achten zijn. Voorts is zij van mening dat er - kort en zakelijk weergegeven - met betrekking tot deze feiten onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Met betrekking tot de feiten 3, 4 en 5 overweegt het hof het volgende. Getuige [getuige] heeft op 27 mei 2008 tegenover de politie verklaard dat hij ongeveer drie tot vier weken daarvoor de hem bekende [medeverdachte 1] [medeverdachte 1] - de medeverdachte [medeverdachte 1] - op diens verzoek drie keer heeft gebracht naar door die [medeverdachte 1] opgegeven bestemmingen. Medeverdachte [medeverdachte 1] werd telkens vergezeld door twee personen. Eén van die personen werd "chief" genoemd. Aan de hand van door de politie getoonde foto's heeft hij vervolgens [medeverdachte 2] - de medeverdachte - herkend als "chief" en de verdachte als de derde persoon die door hem was weggebracht.
Getuige [getuige] kon zich geen exacte data herinneren waarop de ritten hebben plaatsgevonden. Hij heeft verklaard dat door de drie verdachten in geen van de drie gevallen onderweg iets gezegd is over een overval. Hij heeft voorts verklaard dat de verdachten de auto verlieten nadat de plaats van bestemming bereikt was en dat zij in alle drie de gevallen na ongeveer tien minuten tot een kwartier terugkwamen. Bij hun terugkomst waren ze gestrest. Hij heeft niet gezien dat ze bij hun terugkomst iets bij zich hadden.
De politie heeft vastgesteld dat in alle drie de gevallen waarin getuige [getuige] de drie verdachten heeft weggebracht, in de buurt van de plek waar hij ze had afgezet een overval heeft plaatsgevonden, namelijk de overvallen op café Westwijk in Vlaardingen, café Meineszcorner in Rotterdam en coffeeshop Out of Time in Rotterdam (de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten). De politie heeft voorts vastgesteld dat de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] rond het tijdstip van de overval op café Westwijk (feit 3) een zendmast aanstraalde die zich in de onmiddellijke nabijheid van café Westwijk bevond en dat diezelfde telefoon rond het tijdstip van de overval op café Meineszcorner (feit 5) een zendmast aanstraalde in de onmiddellijke nabijheid van café Meineszcorner. Uit de aangiftes blijkt dat de overvallers in alle drie de gevallen een tas bij zich hadden waarin de buit werd gedaan.
Het hof stelt vast dat de politie aan geen enkele aangever of getuige van één van de overvallen een foto van de verdachten heeft getoond, hoewel het dossier verschillende verklaringen van getuigen en aangevers bevat waarin zij zeggen één of meer overvallers te zullen herkennen.
Conclusie
Uit de verklaringen van getuige [getuige] gecombineerd met de zendmastgegevens en de aangiftes van de overvallen kan uitsluitend met betrekking tot de feiten 3 en 4 worden afgeleid dat hij de verdachten heeft afgezet op een plek die in de buurt ligt van een pand waar rond dat tijdstip een overval is gepleegd. Met betrekking tot feit 5 ontbreken zendmastgegevens waaruit blijkt dat de telefoon van getuige [getuige] of één van de verdachten rond het tijdstip van de overval in de buurt was. Wat betreft deze overval kan dan ook niet worden vastgesteld dat de verdachten rond het tijdstip van de overval door getuige [getuige] in de buurt zijn afgezet.
Gelet hierop en gezien het feit dat getuige [getuige] geen van de verdachten één van de overvallen locaties heeft zien binnengaan of heeft zien verlaten, hij bij geen van de gelegenheden gezien heeft dat de verdachten bij terugkomst een tas bij zich hadden, hij verklaard heeft dat door de verdachten op geen enkel moment is gesproken over een overval en er geen enkele confrontatie heeft plaatsgevonden tussen aangevers/getuigen van de overvallen en de verdachten, is er naar het oordeel van het hof geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden voor het oordeel dat de verdachte en zijn medeverdachten de feiten 3, 4 en 5 hebben gepleegd.
De verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het onder 3, 4 en 5 tenlastegelegde. Gelet hierop behoeft het verweer van de raadsvrouw met betrekking tot de geloofwaardigheid van getuige [getuige] geen bespreking.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het 1, 2 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 13 mei 2008 te Capelle aan den IJssel en Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen ter voorbereiding van het te plegen misdrijf diefstal met geweld en afpersing, opzettelijk vuurwapens en daarbij behorende munitie (kennelijk) bestemd tot het (in vereniging) begaan van dat misdrijf/die misdrijven, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 13 mei 2008 te Capelle aan den IJssel of Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II, onder 3° en een wapen als bedoeld in Categorie III, onder 1° en een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie II onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet, nl een vuurwapen dat zodanig is vervaardigd dat het dragen niet of minder zichtbaar is, te weten een (verkort) vuurwapen (een hagelgeweer van het merk SAVAGE, model 940 E) en
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een pistool van het merk Tanfoglio, model Gt-28, kaliber 8 mm oorspronkelijk (gewijzigd in 6,35 mm) en
- een alarm- c.q. startpistool (merk KIMAR, model Lady K, 8 mm),
en
munitie in de zin van artikel 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten
- vier hagelpatronen, kaliber 20 Gauge en
- zeventien kogelpatronen, kaliber .25 AUTO (gelijk aan 6,35 mm) en
- drie alarm- c.q. knalpatronen, kaliber 8 mm
voorhanden heeft gehad;
6.
hij op of omstreeks 21 april 2008 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen, door geweld en andere feitelijkheden en door bedreiging met geweld iemand, te weten [benadeelde partij 11] , heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk;
- (telkens) brengen van zijn, verdachtes, penis en de penissen van zijn mededaders in de vagina van die [benadeelde partij 11] en
- (telkens) brengen en houden van zijn, verdachtes, penis en de penissen van zijn mededaders in de mond van die [benadeelde partij 11] ,
waarbij het geweld en de andere feitelijkheden en de bedreiging met geweld hebben bestaan uit het;
- die [benadeelde partij 11] duwen en trekken in de richting van de portiek, althans de woning en
- omsingelen van die [benadeelde partij 11] en
- betasten van het lichaam van die [benadeelde partij 11] en
- tonen/voorhouden van een vuurwapen, en
- dat vuurwapen, richten op het hoofd van die [benadeelde partij 11] en
- het houden van dat vuurwapen, in de mond van die [benadeelde partij 11] en
- die [benadeelde partij 11] dreigend toespreken met de woorden: "doe je t-shirt uit, anders ga ik je slaan met het pistool" en "moet ik nu gaan schieten dan" en "ik kan je ook vermoorden, dan spat het zo helemaal op de muur, dat bloed vegen we wel weg" en "doe je kettingen af", althans woorden van een dergelijke (dreigende) aard en/of strekking en
- filmen van die [benadeelde partij 11] en
- de broek, althans de kleding van die [benadeelde partij 11] uittrekken en
- op het lichaam van die [benadeelde partij 11] gaan zitten en
- (dreigen) met een riem te slaan in de richting van het lichaam van die [benadeelde partij 11] en
- houden van een schroevendraaier in/op/tegen het gezicht van die [benadeelde partij 11] en
- tezamen met een of meer van zijn, verdachtes, medeverdachten een dusdanig overwicht op die [benadeelde partij 11] uitoefenen, dat zij werd belemmerd in haar mogelijkheden tot verzet;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverweging feiten 1 en 2
De raadsvrouw van de verdachte heeft betoogd - verkort en zakelijk weergegeven - dat bewijs ontbreekt voor een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verschillende aangehouden verdachten. De verdachte heeft verklaard niet te hebben geweten van de wapens en de munitie. Evenmin wist hij dat voorwerpen die aan [benadeelde partij 11] toebehoorden in de auto waarin hij ten tijde van de aanhouding zat aanwezig waren. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de shotgun en het chroomkleurig pistool van hem waren en dat de anderen in de auto daarvan niet hebben geweten.
Het hof overweegt te dien aanzien als volgt.
Met de hierboven genoemde informatie met betrekking tot aanhouding van de verdachte in samenhang bezien met de op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast gestelde feiten en omstandigheden is voldoende wettig bewijs voorhanden dat van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten sprake is geweest gericht op zowel de voorbereiding van het onder 1 ten laste gelegde feit als op het voorhanden hebben van de onder feit 2 ten laste gelegde wapens en munitie.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt het hof af dat de verdachte wist welke strafbare feiten werden voorbereid en zich daarvan niet heeft gedistantieerd. In de auto waarin de verdachte en diens medeverdachten werden aangetroffen bij aanhouding zijn drie wapens in drie tassen aangetroffen, waarvan de verdachte er één bij zich had toen ook hij in de auto bestuurd door [medeverdachte 1] stapte. Verder is in die auto bij de wapens behorende munitie aangetroffen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
De voortgezette handeling van
medeplegen van voorbereiding van diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld en/of afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerde lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van verkrachting.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, zo nodig met aanvulling van gronden.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf en maatregelen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan groepsverkrachting van een jonge vrouw. Zij is door de medeverdachte met geweld en onder bedreiging met geweld naar een woning gevoerd alwaar door de daar aanwezige mannen - waaronder de verdachte - zowel vaginaal als oraal seksuele handelingen met haar zijn verricht. Hierbij is zij bedreigd met een vuurwapen, een riem en een schroevendraaier. Het vuurwapen is niet alleen aan haar getoond, het is eveneens tegen haar hoofd en in haar mond gebracht. Ook zijn hierbij uiterst indringende bedreigingen geuit.
Door aldus te handelen heeft de verdachte op bijzonder brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van een jonge vrouw, voor wie het bewezen verklaarde buitengewoon vernederend en traumatisch moet zijn geweest. Dergelijke feiten veroorzaken bovendien gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorbereiden van een overval waarbij hij met zijn mededaders vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad. Dergelijke feiten veroorzaken onrust en angstgevoelens in de maatschappij. Het bezit van illegale vuurwapens en munitie vormen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. De onderhavige zaak maakt duidelijk waarom tegen het ongecontroleerde bezit hiervan streng opgetreden dient te worden.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 mei 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
De advocaat-generaal heeft aangevoerd dat gelet op de zich in het dossier bevindende rapportages, de conclusie is gerechtvaardigd dat de verdachte lijdende is aan een persoonlijkheidsstoornis en dat er van recidiverisico sprake is. Hij acht het ter beveiliging van de maatschappij geboden dat wordt gelast dat de verdachte ter beschikking gesteld en zijn verpleging van overheidswege daarbij wordt bevolen.
Het hof is op basis van de verschillende rapporten die met betrekking tot de verdachte zijn opgemaakt en die zich in het dossier bevinden met de advocaat-generaal van oordeel dat aannemelijk is dat er bij de verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond ten tijde van het begaan van de bewezen verklaarde strafbare feiten en dat het gevaar dat de verdachte opnieuw ernstige geweldsdelicten zal plegen groot is.
Desondanks is het hof van oordeel dat het geven van een last tot ter beschikkingstelling van de verdachte niet geïndiceerd is. In dit verband is naar het oordeel van het hof van belang dat de verdachte zich daartegen verzet, geen informatie voorhanden is over de invloed van een eerder aan de verdachte opgelegde maatregel op de verdachte, er geen recente informatie voorhanden is ten aanzien van de doorwerking van de stoornis op de thans bewezen verklaarde feiten, er met betrekking tot de noodzaak van het opleggen van de maatregel geen recent gedragskundigadvies voorhanden is en de beveiliging van de maatschappij, die ten grondslag is gelegd aan de vordering van de advocaat-generaal ter zake, naar het oordeel van het hof ook bereikt kan worden door het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Namens de verdachte is op 13 oktober 2009 hoger beroep ingesteld. De behandeling van de zaak in hoger beroep is op 14 juni 2012 afgerond. Deze fase van de rechtsgang heeft langere tijd genomen dan daarvoor redelijk wordt geacht, nu deze niet is afgerond binnen een termijn van zestien maanden. Het tijdsverloop van ruim tweeëndertig maanden kan naar het oordeel van het hof - ook wanneer rekening wordt gehouden met de ingewikkeldheid van de zaak en de onderzoekswensen van de verdediging en het openbaar ministerie - niet als redelijk worden aangemerkt in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het hof zal de overschrijding van bedoelde termijn verdisconteren in de strafmaat.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden een passende en geboden reactie vormt. Evenwel, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal het hof de duur hiervan matigen en de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 54 maanden.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 11]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 11] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 6 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 10.000,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van het vonnis met inbegrip van hetgeen ter zake van de benadeelde partij is beslist.
De vordering van de benadeelde partij is door of namens de verdachte niet betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 6 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 8.000,-
Nu de verdachte het bewezen verklaarde feit samen met anderen heeft gepleegd, zal het hof bepalen dat indien en voor zover die mededader(s) de benadeelde partij geheel of gedeeltelijk betaalt, de verdachte daarvan in zoverre is bevrijd.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk is in de vordering. Deze vordering kan in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 11]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 8.000,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 11] .
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 46, 47, 56, 57, 242, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het 1, 2 en 6 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
54 (vierenvijftig) maanden
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt vast dat het bevel voorlopige hechtenis reeds bij afzonderlijke beslissing is opgeheven met ingang van 4 juni 2012.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 11] ter zake van het onder 6 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 8.000,00 (acht duizend euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 11] , een bedrag te betalen van € 8.000,00 (acht duizend euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries,
mr. A.M.P. Gaakeer en mr. G. Knobbout, in bijzijn van de griffier mr. F.L.C. Schoolderman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 juni 2012.