Rolnummer: 22-003374-11
Parketnummer: 09-655350-10
Datum uitspraak: 7 juni 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 7 juli 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1989,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 24 mei 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 augustus 2009 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een houten balk, althans een soortgelijk voorwerp, in de richting van het hoofd en/of de borst, althans het lichaam, van die [benadeelde partij] heeft gezwaaid en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 25 augustus 2009 te 's-Gravenhage [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een houten balk, althans een soortgelijk voorwerp, in de richting van het hoofd en/of de borst, althans het lichaam, van die [benadeelde partij] gezwaaid en/of geslagen.
hij op of omstreeks 25 augustus 2009 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon (te weten [benadeelde partij]), in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
hij op of omstreeks 25 augustus 2009 te 's-Gravenhage [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een tafel naar/in de richting van die [benadeelde partij] gegooid.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden vrijgesproken ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
Het dossier bevat een proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 augustus 2009 met nummer PL1543/2009/45956-7.
Dit proces-verbaal houdt onder meer als relaas van eigen waarneming en ondervinding van de opsporingsambtenaar [verbalisant] het volgende in:
"Ik, verbalisant [verbalisant], heb met de overige drie mannen (...) [verbalisant 2], (...) [verbalisant 3] en (...) [verbalisant 4] nader gesproken. Zij stelden dat zij getuigen waren geweest.
Hen daarnaar gevraagd, vertelden alledrie afzonderlijk wat er plaatsgevonden had, waarbij gezegd kan worden dat de drie versies slechts op een klein aantal details van elkaar verschilden.
[verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hadden het volgende gezien en gehoord:"
Hierop volgt dan een kennelijke synthese van de drie afzonderlijke verklaringen.
Het hof is van oordeel dat een dergelijke wijze van verslaglegging van opsporingsonderzoek, waarin verklaringen van afzonderlijke getuigen worden weergegeven in een relaas van bevindingen over de volgens de opsporingsambtenaar gemeenschappelijke inhoud daarvan, in combinatie met de appreciatie van die opsporingsambtenaar dat de afzonderlijk afgelegde verklaringen nauwelijks van elkaar verschillen, iedere rechterlijke controle op de bewijsgaring frustreert.
Naar oordeel van het hof dient dit proces-verbaal van bevindingen, nu de verdachte ontkent en de vergaring van het belastende bewijsmateriaal derhalve behoort te kunnen worden gecontroleerd, dan ook van het bewijs te worden uitgesloten.
Naar oordeel van het hof kan - mede gelet op hetgeen hierboven is overwogen - niet wettig en overtuigend worden bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 3 ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - dient te worden vrijgesproken.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 augustus 2009 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon te weten [benadeelde partij]), in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft gestompt waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Kwalificatie van het bewezen verklaarde
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij werd aangevallen door aangever en dat hij zich door het geven van een klap tegen het hoofd van aangever heeft verweerd. Voor zover de verdachte een beroep op noodweer heeft willen doen, overweegt het hof als volgt.
De verdachte had een conflict met aangever over het al dan niet verschuldigd zijn van contributie aan de voetbalclub [voetbalclub]. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard naar de kantine van de voetbalclub te zijn gegaan om over de contributie te praten met aangever. Aldaar zou aangever met gebalde vuisten op hem af zijn gekomen en een slaande beweging naar de verdachte hebben gemaakt, waarbij enkele vrienden van aangever om de verdachte heen zijn gaan staan. Hierop heeft de verdachte aangever een klap tegen het hoofd gegeven. Hierna is de verdachte weggerend, waarbij hij over tafels en stoelen zou zijn gevallen.
Nu zich geen objectieve en controleerbare gegevens in het dossier bevinden die hetzij de lezing van aangever hetzij de lezing van de verdachte ondersteunen en de lezing van de verdachte op zichzelf niet onaannemelijk is, zal het hof uitgaan van de lezing van de verdachte. Gelet daarop is het hof van oordeel dat het handelen van verdachte was geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn eigen lijf tegen de ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van aangever. De verdachte komt derhalve een beroep op noodweer toe.
Op grond van vorenstaande is het hof van oordeel dat het onder 2 bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert. De verdachte moet derhalve ter zake van dat feit worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door mr. M.P.J.G. Göbbels,
mr. R.M. Bouritius en mr. P.J. Wurzer, in bijzijn van de griffier mr. N.N.D. Bos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 juni 2012.
mr. M.P.J.G. Göbbels en mr. P.J. Wurzer zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.