ECLI:NL:GHSGR:2012:BX0396

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-003425-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Borgesius
  • G.J. Fleers
  • M. Mees
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van valsheid in geschrift

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 13 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in Turkije in 1953, was in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, wegens valsheid in geschrift en het gebruik van valse geschriften. De tenlastelegging betrof het opmaken van een valse aanvraag voor een WIA-uitkering en het gebruik van valse documenten, waaronder jaaropgaven en salarisspecificaties, om een uitkering te verkrijgen.

Tijdens de zittingen in hoger beroep heeft het hof de verklaringen van getuigen en de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de eerste aanleg zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de verklaringen in het dossier niet eenduidig zijn en dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten.

Het hof heeft vastgesteld dat er verklaringen zijn die erop wijzen dat de verdachte geen werkzaamheden heeft verricht via het uitzendbureau, maar deze zijn niet overtuigend genoeg om tot een veroordeling te komen. De verklaring van een getuige die de verdachte niet kende, werd als twijfelachtig beschouwd, terwijl de verklaring van de eigenaar van het uitzendbureau de aanwezigheid van een dienstverband bevestigde. Hierdoor kon niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastelegging.

Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De uitspraak is gedaan in een openbare zitting, waarbij de rechters Borgesius, Fleers en Mees aanwezig waren, maar alleen Borgesius en Mees waren in staat het arrest te ondertekenen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003425-10
Parketnummer: 09-862503-10
Datum uitspraak: 13 juni 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 11 juni 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortejaar] 1953,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 30 mei 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
Zij op of omstreeks 28 maart 2006 te Den Haag en/of elders in Nederland, een Aanvraag WIA-uitkering (bijl.5), zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft zij, verdachte, opzettelijk valselijk -immers opzettelijk in strijd met de waarheid- vermeld of doen of laten vermelden dat haar werkgever bij het ontstaan van haar arbeidsongeschiktheid uitzendbureau [uitzendbureau] was en/of dat haar functie daar tuinbouwmedewerker was en/of dat zij daar in tijdelijke dienst is getreden op 8 februari 2004 met als einddatum 6 augustus 2004 en/of heeft zij, verdachte, dit geschrift ondertekend met haar handtekening ter bevestiging van de juistheid van de inhoud van dit geschrift, dit (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken;
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 maart 2004 tot en met 6 april 2006, althans 28 maart 2006 te Den Haag en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meer vals(e) geschrift(en) te weten: -een aanvraag WIA uitkering (bijl.5) en/of -een jaaropgave over 2004 en/of een of meer salarisspecificaties over 2004 (bijl.8) bestaande dit gebruik erin dat zij, verdachte, dit/deze geschrift(en) als ware(n) deze echt en onvervalst heeft opgenomen in haar, verdachtes, administratie ten bewijze van haar, verdachtes, inkomen (bij Uitzendbureau [uitzendbureau]) en/of dit/deze geschrift(en) opzettelijk heeft ingeleverd/doen inleveren en/of overgelegd/doen overleggen bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en bestaande die valsheid erin dat zij, verdachte, (in die periode) geen dienstverband heeft gehad met Uitzendbureau [uitzendbureau] en/of zij geen werkzaamheden heeft verricht voor/via/bij Uitzendbureau [uitzendbureau], althans minder werkzaamheden heeft verricht dan vermeld op/in dit/deze geschrift(en).
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het dossier bevat verklaringen die erop zouden kunnen duiden dat de verdachte geen werkzaamheden heeft verricht in 2004 via het uitzendbureau [uitzendbureau]. Die verklaringen zijn evenwel niet eenduidig. De verklaring van de tuinder [getuige], die zegt de verdachte niet te kennen, is bovendien bijna zes jaar na 2004 afgelegd, hetgeen aan de juistheid van die verklaring doet twijfelen. Daartegenover staat de verklaring van de getuige [getuige 2], de gewezen eigenaar van het uitzendbureau, die het dienstverband met de verdachte bevestigt. Mitsdien is niet boven redelijke twijfel komen vast te staan dat de verdachte gedurende de in de tenlastelegging genoemde periode in 2004 valsheid in geschrift heeft gepleegd en van valse geschriften gebruik heeft gemaakt. Derhalve kan niet wettig en overtuigend worden bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. J. Borgesius,
dr. G.J. Fleers en mr. M. Mees, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 juni 2012.
Dr. G.J. Fleers en mr. M. Mees zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.