ECLI:NL:GHSGR:2012:BX0654

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.095.038.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mink
  • A. van Kempen
  • J. Mulder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en niet-ontvankelijkheid in eerste aanleg

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie en de niet-ontvankelijkheid van de man in eerste aanleg. De man, die in hoger beroep is gekomen, was in eerste instantie niet-ontvankelijk verklaard door de rechtbank Rotterdam omdat hij geen financiële stukken had ingediend. De man heeft in hoger beroep stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij in de relevante periode geen inkomen had. Hij stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij zijn draagkracht onvoldoende heeft onderbouwd. De man heeft in eerste aanleg bewijsstukken ingediend, maar deze zijn door de rechtbank buiten beschouwing gelaten vanwege te late indiening.

De zaak is op 3 februari 2012 mondeling behandeld, waarbij de man aanwezig was met zijn advocaat. De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend en is niet ter zitting verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de man voldoende heeft aangetoond dat de eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 17 oktober 2008 niet aan de wettelijke maatstaven voldeed. De man heeft geen draagkracht om kinderalimentatie te betalen, wat door de vrouw niet is weersproken.

Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd voor zover de man daarin niet-ontvankelijk is verklaard en heeft de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige met ingang van 17 oktober 2008 op nihil vastgesteld. De beslissing is genomen door de rechters M. Mink, A. van Kempen en J. Mulder, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 maart 2012.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 21 maart 2012
Zaaknummer : 200.095.038/01
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 11-436
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. drs. G.S.J. van Gestel te Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 4 oktober 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 6 juli 2011 van de rechtbank Rotterdam.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- op 5 oktober 2011 een faxbericht van diezelfde datum met bijlage;
- op 10 oktober 2011 een faxbericht van diezelfde datum met bijlage, welke op 12 oktober 2011 nogmaals per gewone post zijn ingekomen;
- op 17 november 2011 een faxbericht van diezelfde datum met bijlagen, welke op 18 november 2011 nogmaals per gewone post zijn ingekomen;
- op 21 januari 2012 een faxbericht van diezelfde datum met bijlagen, welke op 24 januari 2012 nogmaals per gewone post zijn ingekomen.
Op 30 januari 2012 is het hof blijkens de door de griffie gehanteerde verzoekschrift/archiefkaart telefonisch meegedeeld dat de vrouw geen verweer zal voeren en niet ter terechtzitting zal verschijnen.
De zaak is op 3 februari 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting was aanwezig:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 17 oktober 2008 (hierna ook: de beschikking van 17 oktober 2008) te wijzigen in die zin dat de bij die beschikking bepaalde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [A], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (hierna: de minderjarige), met ingang van de datum van de indiening van het verzoekschrift casu quo de beschikking op nihil wordt gesteld.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, hierna ook: kinderalimentatie.
2. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, het verzoek van de man, strekkende tot het wijzigen van de bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van de minderjarige (het hof begrijpt: en deze) te bepalen op nihil, (het hof begrijpt: alsnog toe te wijzen), althans een bedrag (het hof begrijpt: vast te stellen) zoals het hof in goede justitie vermeent te behoren met ingang van de beschikking van 17 oktober 2008, een en ander uitvoerbaar bij voorraad. Kosten rechtens.
3. De vrouw voert in hoger beroep geen verweer.
4. De man stelt dat de rechtbank zijn inleidend verzoek ten onrechte heeft afgewezen en ten onrechte heeft bepaald dat niet kan worden beoordeeld of de beschikking van 17 oktober 2008 van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft voldaan nu de man geen inkomensgegevens heeft overgelegd van de periode voorafgaand aan de beschikking waarvan wijziging is verzocht. De man legt in hoger beroep stukken over waaruit blijkt dat hij in de gemelde periode geen inkomen had.
Voorts stelt de man dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de man zijn draagkracht onvoldoende heeft onderbouwd en niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij onvoldoende draagkracht heeft, dan wel dat hij niet in staat is (meer) draagkracht te genereren. Volgens de man heeft hij in eerste aanleg bij brief van 31 mei 2011 een groot aantal bewijsstukken overgelegd, die echter door de rechtbank wegens de te late indiening daarvan buiten beschouwing zijn gelaten. De man brengt deze stukken wederom in het geding en legt in hoger beroep tevens een draagkrachtberekening met onderliggende bescheiden over.
5. Het hof is van oordeel dat de man, gelet op de inhoud van de overgelegde stukken en het ter terechtzitting verhandelde, thans in hoger beroep voldoende heeft aangetoond dat de rechterlijke uitspraak van 17 oktober 2008 van de rechtbank Rotterdam van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord doordat bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Uit de in hoger beroep overgelegde gegevens blijkt dat de man geen draagkracht had en heeft om kinderalimentatie te voldoen en niet in staat was en is om meer draagkracht te genereren, hetgeen in hoger beroep ook niet door de vrouw wordt weersproken. Gelet op de in eerste aanleg beschikbare gegevens heeft de rechtbank bij de bestreden beschikking het wijzigingsverzoek van de man echter terecht afgewezen. Het hoger beroep dient er dan toe om eventuele omissies te herstellen, zoals thans aan de orde is.
6. Gelet op de door de man in hoger beroep verzochte ingangsdatum van de nihilstelling - 17 oktober 2008 - is er over de periode van 9 april 2008 tot 17 oktober 2008 nog kinderalimentatie verschuldigd. Het hof gaat ervan uit dat het bedrag van € 691,55, dat volgens de overgelegde stukken is verhaald of betaald aan kinderalimentatie, (mede) strekt tot betaling van (een gedeelte van) de over die periode ontstane schuld.
7. Dit alles leidt tot de conclusie dat de man met ingang van 17 oktober 2008 geen draagkracht heeft om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige te voldoen. De bestreden beschikking dient derhalve in zoverre te worden vernietigd.
8. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover de man daarin niet-ontvankelijk is verklaard in zijn inleidende verzoek en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt - met dienovereenkomstige wijziging van de beschikking van 17 oktober 2008 van de rechtbank Rotterdam - de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige met ingang van 17 oktober 2008 op nihil;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mink, Van Kempen en Mulder, bijgestaan door mr. De Witte-Renkema als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 maart 2012.