Rolnummer: 22-003666-09
Parketnummers: 11-510198-07 en 11-500037-09
Datum uitspraak: 19 juli 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 9 juli 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 25 mei 2010, 20 maart 2012, 10 april 2012 en 4 en 5 juli 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3, 8 en 9 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 primair, 2, 4, 5, 6, 7 en 10 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
7 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts zijn in beslag genomen voorwerpen onttrokken aan het verkeer verklaard.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken van het onder 3, 8 en 9. Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Aan de verdachte is (na doornummering van de feiten op de beide inleidende dagvaardingen) ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 04 april 2008 tot en met 16 juni 2008 te Gorinchem en/of Hulten, gemeente Gilze en Rijen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) zogenaamde xtc-pillen (in totaal ongeveer 194.646 pillen/63.970 gram) en/of 998gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (een) middel(len) als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft verdachte opzettelijk die xtc-pillen en/of amfetamine afgeleverd aan een persoon, terwijl, hij, verdachte en/ofzijn mededader(s) wist(en) dat die xtc-pillen en/of amfetamine voor export naar Engeland bestemd waren;
subsidiair, voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 04 april 2008 tot en met 16 juni 2008 te Gorinchem en/of Hulten, gemeente Gilze en Rijen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of meerdere hoeveelhe(i)d(en) zogenaamde xtc-pillen (in totaal ongeveer 194.646 pillen/63.970 gram) en/of 998 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (een) middel(len) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij in of omstreeks de periode van 01 december 2006 tot en met 16 juni 2008 te Gorinchem, althans in het arrondissement Dordrecht, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie,te weten een groep van personen en/of een hecht samenwerkingsverband van personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het opzettelijk uitvoeren en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekkken en/of vervoeren, althans aanwezig hebben van harddrugs en/of
- het opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of uitvoeren en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren, althans aanwezig hebben van softdrugs en/of
- het opzettelijk overdragen, althans voorhanden hebben van wapen(s) en/of munitie van de categorieën II en/of III en/of
- het opzettelijk voordeel trekken uit de opbrengst van door die/dat misdrij(f)(ven) verkregen geldbedragen;
hij in of omstreeks de periode van 21 mei 2007 tot en met 09 augustus 2007 te Werkendam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de Bandijk aldaar) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 2.285 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2007 tot en met 25 september 2007 te Malle, Belgïe tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de Laurentiuslaan) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 800 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 16 juni 2008 te Gorinchem, meermalen, althans eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand en/of een of meer (zee)container(s) aan de Parallelweg aldaar) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 49.930 gram hennep en/of een of meer (andere) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden hennep, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
hij op of omstreeks 13 juni 2008 te Gorinchem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 200,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op of omstreeks 16 juni 2008 te Gorinchem veertien, althans een of meer wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten (onder meer) een veerdrukmachinegeweer en/of een speelgoedpistool en/of een of meer veerdrukpisto(o)l(en), zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte van het onder 7 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, alsmede ter zake van het onder 1 primair, 2, 4, 5, 6 en 10 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Nu de pillen bevattende MDMA en de amfetamine zijn geleverd aan een pseudokoper in dienst van de politie, is de mogelijkheid dat de onderhavige verdovende middelen buiten het grondgebied van Nederland - in casu naar Engeland - zouden worden gebracht, nimmer aan de orde geweest. De subjectieve beleving van de verdachte ter zake maakt dat niet anders. Derhalve is het hof van oordeel dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 primair is ten laste gelegd.
Nu het hof de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] onvoldoende concreet acht om te dienen als bewijs voor het tenlastegelgde, bevat het dossier naar het oordeel onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij het onder 6 ten laste gelegde, zodat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 7 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 4, 5 en 10 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 4 april 2008 tot en met 16 juni 2008 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, hoeveelheden pillen (in totaal ongeveer 194.646 pillen/63.970 gram) en 998 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en amfetamine, zijnde MDMA en amfetamine middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
hij in de periode van 1 december 2006 tot en met 16 juni 2008 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een groep van personen en een hecht samenwerkingsverband van personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het opzettelijk verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren van harddrugs en
- het opzettelijk telen van softdrugs;
hij in de periode van 21 mei 2007 tot en met 09 augustus 2007 te Werkendam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de Bandijk aldaar) een hoeveelheid van in totaal 2.285 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
hij in de periode van 1 juni 2007 tot en met 25 september 2007 te Malle, Belgïe tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de Laurentiuslaan) een hoeveelheid van in totaal 800 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
hij op 16 juni 2008 te Gorinchem wapens van categorie I onder 7°, te weten een veerdrukmachinegeweer en een speelgoedpistool en veerdrukpistolen, zijnde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonden met vuurwapens voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Feit 1: de levering van pillen bevattende MDMA en amfetamine
Namens de verdachte heeft de verdediging geconcludeerd tot bewijsuitsluiting en vrijspraak van de verdachte.
Daartoe is primair - kort en zakelijk weergegeven- het volgende betoogd. Er zijn belangrijke gebreken in het opsporingsonderzoek te constateren die in onderling samenhang bezien de beginselen van een behoorlijke procesorde hebben geschonden. In het opsporingsonderzoek tegen de medeverdachte [medeverdachte 1] zijn de beginselen van een behoorlijke procesorde geschonden en er zijn bijzondere omstandigheden die maken dat de verdachte op die schendingen een beroep kan doen met doorbreking van de schutznorm. Er is in de zaak van de medeverdachte een drietal bevelen pseudokoop afgegeven waarbij aan een opsporingsambtenaar (verder: de pseudokoper) is bevolen om harddrugs af te nemen. In dit verband heeft [medeverdachte 1] in juni 2008 de pseudokoper zowel een wapen met munitie als hasjiesj aangeboden. Hoewel het eerder afgegeven bevel van 3 juni 2008 daarvoor geen ruimte bood, is de pseudokoper op beide aanbiedingen ingegaan. Niet is gebleken dat er een rechtmatigheidbeoordeling door de officier van justitie, ook niet achteraf, heeft plaatsgevonden en daarmee heeft noch toetsing van de vraag of van uitlokking van voornoemde medeverdachte door de pseudokoper sprake is geweest noch toetsing van de vraag of voldaan is aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit plaatsgevonden. De resultaten van dat onderzoek dienen daarom ook in de zaak van de verdachte van het bewijs te worden uitgesloten. De betrouwbaarheid van de verklaringen van de pseudokoper is door bedoelde vormverzuimen wezenlijk beïnvloed en daarom kunnen die verklaringen niet voor het bewijs van het de verdachte ten laste gelegde worden gebezigd.
Het hof overweegt te dien aanzien als volgt. Met de verdediging is het hof van oordeel dat aan een verdachte niet zonder meer een beroep toe komt op in het opsporingsonderzoek van andere verdachten, zogenaamde derden, gemaakte inbreuken op de rechten van die derden, ook niet wanneer zou blijken dat die inbreuken ten opzichte van die derden onrechtmatig zijn geweest.
Door de verdediging zijn geen feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan dat in de thans voorliggende strafzaak van de verdachte anders zou zijn en naar het oordeel van het hof zijn die evenmin naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep aannemelijk geworden, wat van de juistheid van de gestelde vormverzuimen overigens ook zij. De verweren worden verworpen.
Subsidiair heeft de verdediging betoogd verkort en zakelijk weergegeven, dat de relateringen/verklaringen van de stelselmatige informatiewinner annex pseudokoper [pseudokoper] (hierna: [pseudokoper]) onbetrouwbaar zijn, gelet op het feit dat [pseudokoper] zowel wat betreft wapens als een plak hasj buiten het bevel pseudokoop om heeft gehandeld en verder veel alcohol heeft gedronken en cocaïne heeft gebruikt tijdens zijn contacten met de verdachten.
Het hof is hieromtrent van oordeel dat verbalisant [pseudokoper] in de diverse door hem opgemaakte processen-verbaal met betrekking tot zijn inzet als stelselmatige informatiewinner annex pseudokoper eensluidend en consequent heeft gerelateerd. Niet aannemelijk is geworden naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep dat het gebruik van alcohol (waarover de verbalisant zelf steeds heeft gerelateerd) van invloed is geweest op de betrouwbaarheid van deze processen-verbaal, terwijl evenmin aannemelijk is geworden dat [pseudokoper] voornoemd toen ter tijd onder invloed was van het gebruik van cocaïne.
Dit verweer wordt mitsdien verworpen.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor een bewezenverklaring van "een organisatie" als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht vereist dat sprake is van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Niet is vereist dat een persoon om als deelnemer te kunnen worden aangemerkt, moet hebben samengewerkt of bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie. Evenmin geldt de eis dat iedere betrokkene wetenschap dient te hebben van één of verscheidene concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd. Voldoende is dat de betrokkene weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Naar het oordeel van het hof volgt uit de inhoud van de gebezigde wettige bewijsmiddelen dat de verdachte gedurende de bewezen verklaarde periode tezamen met een groep personen bestaande uit de verdachte, [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] een samenwerkingsverband vormde. Gelet op de duurzaamheid en de structuur van dit samenwerkingsverband was er naar het oordeel van het hof sprake van een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. De organisatie had als oogmerk het in georganiseerd verband telen van softdrugs en de handel in harddrugs. De verdachte had binnen dit samenwerkingsverband een leidende rol bij hennepkwekerijen in Werkendam en Malle. Tevens heeft hij een rol gespeeld bij de handel in harddrugs.
Feit 4: de hennepkwekerij in Werkendam
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat de feiten omstandigheden die in de gebezigde bewijsmiddelen zijn vervat, in onderling verband en samenhang bezien, het wettige en overtuigende bewijs leveren voor de bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en diens medeverdachten bij de exploitatie van de kwekerij, zodat sprake is van medeplegen. De verdachte wist niet alleen van het bestaan van de kwekerij, maar was ook actief betrokken bij de exploitatie daarvan. De verdachte vervulde een leidinggevende c.q. sturende rol, en had niet slechts een behulpzame rol in de zin van medeplichtigheid aan de exploitatie zoals door de verdediging is betoogd. De verdachte was immers degene is die werd gebeld als er een probleem was in de kwekerij en hij was vervolgens ook degene die aan de oplossing van dat probleem richting gaf door tegen één van zijn medeverdachten te zeggen dat hij iemand langs zou sturen. Het feit dat de verdachte bij observaties niet in beeld komt doet hier naar het oordeel van het hof niet aan af.
Feit 5: de hennepkwekerij in Malle
Namens de verdachte is - op gronden als nader vermeld in de pleitnotities van zijn raadsman - verkort en zakelijk weergegeven betoogd dat uit de naar de mening van de verdediging onbetrouwbare verklaringen van de getuige [getuige 3] niet zonder meer de betrokkenheid van de verdachte bij deze hennepkwekerij kan worden afgeleid, zodat de verdachte hiervan zou moeten worden vrijgesproken.
Het hof overweegt te dien aanzien dat uit de verklaring en de fotoherkenning door de getuige [getuige 3] van
29 september 2008 blijkt dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] in de bewezen verklaarde periode in de woning aan de Laurentiuslaan in Malle - alwaar de hennepkwekerij is aangetroffen - aanwezig zijn geweest. [getuige 3] heeft toen ook verklaard dat beiden in de woonkamer wat gedronken hebben, naar boven zijn gegaan waar zich de hennepkwekerij bevond, even later weer naar beneden zijn gegaan en vervolgens zijn vertrokken. Hierbij heeft de medeverdachte tegen de getuige gezegd dat hij goed werk had geleverd. Het enkele feit dat de getuige [getuige 3] tijdens zijn verklaring van 24 maart 2009 ten overstaan van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Dordrecht heeft verklaard dat hij uitsluitend het postuur en de achterkant van "de mannen" heeft gezien, maakt naar het oordeel van het hof de eerdere herkenning van de verdachte door deze getuige niet onbetrouwbaar. Die rechter-commissaris heeft de door de politie getoonde foto's nogmaals aan de getuige getoond, waarop deze verklaard heeft dat dit inderdaad de mannen waren die hij toen gezien heeft. Het verweer wordt verworpen en het hof zal de verklaring van de getuige [getuige 3] van 29 september 2008 derhalve bezigen voor het bewijs.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het onder 4 en 5 bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 10 bewezen verklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte is samen met zijn mededaders betrokken geweest bij de levering van een drietal partijen pillen bevattende MDMA en een hoeveelheid amfetamine. Dit zijn ernstige feiten omdat verdovende middelen niet alleen een gevaar voor de volksgezondheid vormen, maar tevens veelvuldig aanleiding zijn voor andere vormen van criminaliteit, waaronder geweldsdelicten. De verdachte is voorts samen met zijn mededaders betrokken geweest bij een tweetal hennepkwekerijen. Het telen van hennep is een ernstig feit en organisaties als de onderhavige zijn niet zelden betrokken bij andersoortige vormen van criminaliteit. Met deze feiten heeft de verdachte deelgenomen aan een organisatie die het plegen van misdrijven als oogmerk had. Tenslotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een aantal imitatiewapens, waarvan het ongecontroleerd bezit niet is toegestaan.
In beginsel acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, waarvan
17 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Het hof is evenwel van oordeel dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Hierbij neemt het hof met name de termijn van de behandeling in hoger beroep, alsmede de onwenselijk lange duur van de procedure als geheel in aanmerking. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat het thans niet langer wenselijk is dat de verdachte ter zake van deze feiten nog onvoorwaardelijke detentie zal ondergaan.
Het hof is - alles overwegende - dan ook van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, een passende en geboden reactie vormt. Bij het bepalen van de straf heeft het hof tot slot rekening gehouden met de door de verdachte in België ondergane detentie.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, met betrekking tot welke het onder 10 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan, dienen - overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 6 en 7 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 4, 5 en 10 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 34 (vierendertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 17 (zeventien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een veerdrukmachinegeweer (Double Eagle M41),
- een speelgoedpistool,
- een veerdrukpistool (HF) en
- een veerdrukpistool (Elite N.50750).
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries, mr. A.M.P. Gaakeer en mr. G. Knobbout, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 juli 2012.