ECLI:NL:GHSGR:2012:BX2044

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-004036-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging en mishandeling met schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 16 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor bedreiging en mishandeling. De verdachte werd beschuldigd van het bedreigen van [benadeelde partij] met een stok en het slaan van deze persoon, wat resulteerde in lichamelijk letsel. Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte zwaar lichamelijk letsel had veroorzaakt, maar dat er wel sprake was van bedreiging en mishandeling. De verdachte had zich op 13 maart 2010 te Alphen aan den Rijn schuldig gemaakt aan het bedreigen van [benadeelde partij] en het toebrengen van letsel door te slaan. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, maar het hof verwierp dit argument, omdat de reactie van de verdachte niet in verhouding stond tot de aanranding. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 30 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Daarnaast werd de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 250,00 voor immateriële schade. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte gedeeltelijk vrijsprak van de tenlastegelegde feiten, maar hem wel aansprakelijk stelde voor de schade aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004036-11
Parketnummers: 09-090941-10 en 09-071490-10
Datum uitspraak: 16 juli 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 15 augustus 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1990,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 2 juli 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder parketnummer 09-071490-10 onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder parketnummer 09-090941-10 onder 1 en 2 en onder parketnummer 09-071490-10 onder 1 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Voorts zijn er beslissingen genomen omtrent de vordering van de benadeelde partijen als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak van het onder parketnummer 09-071490-10 onder 2 ten laste gelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-090941-10:
1.
hij op of omstreeks 13 maart 2010 te Alphen aan den Rijn [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een stok/paal opgeheven naar die [benadeelde partij] en/of met een (bier)fles en/of met een straatklinker in (een van) zijn handen een gooibeweging gemaakt naar die [benadeelde partij], althans een (bier)fles en/of een straatklinker op een - voor die [benadeelde partij] - duidelijk zichtbare wijze (dreigend) in (een van) zijn handen gehouden;
2.
hij op of omstreeks 13 maart 2010 te Alphen aan den Rijn opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij]), in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen, en/of tegen de/een be(e)n(en) heeft getrapt en/of geschopt, en/of (met kracht) tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor die [benadeelde partij] kwam te vallen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (afscheuring strekpees van twee vingers), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Zaak met parketnummer 09-071490-10 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 10 maart 2010 te Alphen aan den Rijn opzettelijk een persoon, genaamd [benadeelde partij 2], in diens tegenwoordigheid heeft beledigd door haar, genoemde [benadeelde partij 2], in het gezicht te spugen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Partiële vrijspraak ten aanzien van het onder parketnummer 09-090941-10 onder 2 ten laste gelegde
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 09-090941-10 onder 2 ten laste is gelegd ten aanzien van het zwaar lichamelijk letstel.
Blijkens de medische verklaring d.d. 19 april 2010 is sprake van "afscheuring van de strekpees van de (het hof leest: het) bovenste vingerkootje van de rechterpink en rechterringvinger waardoor buigstand van de vinger", vermeldt de literatuur een geschatte genezingsduur van 6 tot 8 weken en vindt volgens de literatuur een volledig herstel van de strekking van het vingerkootje zelden plaats. Blijkens de als bijlage bij het voegingsformulier gevoegde verklaring van de huisarts Rakers dd 12 mei 2010 was er "in deze fase redelijk maar nog geen volledig herstel".
Het hof leidt uit een en ander af dat [benadeelde partij] aan het eind van de geschatte genezingsduur nog niet volledig was hersteld, zodat er sprake is van blijvend letsel. Desalniettemin is het hof van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt van zwaar lichamelijk letsel, nu daaruit onvoldoende valt op te maken over de mate waarin de strekking van de beide vingers niet is hersteld, zodat niet kan worden geoordeeld dat sprake is van een mede gezien aard en ernst daarvan, zwaar lichamelijk letsel.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-090941-10 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 09-071490-10 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 09-090941-10:
1.
hij op 13 maart 2010 te Alphen aan den Rijn [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een stok/paal opgeheven naar die [benadeelde partij] en met een (bier)fles en met een straatklinker in (een van) zijn handen een gooibeweging gemaakt naar die [benadeelde partij], althans een (bier)fles en/of een straatklinker op een - voor die [benadeelde partij] - duidelijk zichtbare wijze dreigend in (een van) zijn handen gehouden;
2.
hij op 13 maart 2010 te Alphen aan den Rijn opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij]), in het gezicht en tegen het hoofd heeft gestompt en geslagen, en tegen een been heeft getrapt, en met kracht tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor die [benadeelde partij] kwam te vallen, althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Zaak met parketnummer 09-071490-10 (gevoegd):
1.
hij op 10 maart 2010 te Alphen aan den Rijn opzettelijk een persoon, genaamd [benadeelde partij 2], in diens tegenwoordigheid heeft beledigd door haar, genoemde [benadeelde partij 2], in het gezicht te spugen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 09-090941-10 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het in de zaak met parketnummer 09-090941-10 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 09-071490-10 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde en van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep is er door de verdediging een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces ten aanzien van het onder parketnummer
09-090941-10 onder 2 ten laste gelegde.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op 13 maart 2010 heeft er te Alphen aan den Rijn een confrontatie plaatsgevonden tussen de verdachte en de aangever [benadeelde partij]. Nu enkel de verdachte en de aangever over de aanleiding van de vechtpartij hebben verklaard, waarbij zij een tegengestelde verklaring hebben afgelegd, is het naar het oordeel van het hof niet mogelijk vast te stellen wie de confrontatie zou hebben opgezocht of de ander zou hebben uitgelokt. Nu niet valt uit te sluiten dat de verdachte uit noodweer heeft gehandeld, zal het hof het beroep op noodweer van de verdediging honoreren, in dier voege dat het bewezenverklaarde trappen, schoppen en duwen van aangever door de verdachte niet strafbaar wordt geacht.
Met betrekking tot het onder parketnummer 09-090941-10 onder 2 ten laste gelegde ten aanzien van het slaan van aangever door de verdachte overweegt het hof als volgt.
De onafhankelijke getuige [getuige] heeft op 25 maart 2010 verklaard dat hij het begin van de confrontatie tussen beide mannen niet heeft gezien. Hij zag bij elk van hen wat verwondingen en nam daarom aan dat ze elkaar wel geslagen hadden, maar toen hij kwam aanlopen was het de verdachte die "rake klappen" uitdeelde; aangever heeft hij in het geheel niet zien slaan. Volgens deze getuige was de verdachte niet te stoppen en heeft hij minuten lang doorgeslagen. "Die jongere man (hof: hiermee is verdachte bedoeld) was echt blind aan het slaan. Hij had zo ongeveer het schuim op zijn kaken staan (...) Die jongere man was echt zeer agressief", aldus de getuige. Gelet op deze verklaring is het hof van oordeel dat het slaan van de verdachte als verdediging niet (meer) in verhouding stond tot de ernst van de aanranding. Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte, door zo op [benadeelde partij] in te slaan disproportioneel heeft gehandeld, zodat het beroep op noodweer ten aanzien van het slaan dient te worden verworpen.
De verdediging heeft subsidiair een beroep op noodweerexces gedaan. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep echter stellig verklaard dat hij zichzelf tijdens de confrontatie onder controle had en beheerst handelde. Daarmee is niet aannemelijk geworden dat bij de verdachte sprake is geweest van een hevige gemoedsbeweging als bedoeld in artikel 41, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht. Derhalve verwerpt het hof tevens het beroep op noodweerexces.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan bedreiging en slaan van [benadeelde partij]. Door het slaan heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Voorts is de bedreiging van de verdachte niet alleen voor het slachtoffer zeer beangstigend geweest, maar versterkt een feit als het onderhavige de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid.
Voorts heeft het hof met betrekking tot de persoon van de verdachte acht geslagen op een beknopt reclasseringsadvies d.d. 5 augustus 2011 van het Leger des Heils, Jeugdzorg & Reclassering, unit Den Haag.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden (im)materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder parketnummer 09-090941-10 onder 1 en 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 903,12.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van het gedeelte van de vordering terzake geleden (im)materiële schade, te weten een bedrag van € 472,12, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij evenwel aangetoond dat tot een bedrag van € 250,- immateriële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 09-090941-10 onder 1 en 2 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen.
Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding, nu de verdachte terzake van de onder parketnummer 09-090941-10 onder 2 bewezenverklaarde gedragingen, anders dan slaan, wegens noodweer van alle rechtsvervolging wordt ontslagen en uit niets blijkt dat de overigens gestelde schade is veroorzaakt door gedragingen waarvoor de verdachte wordt veroordeeld.
De gedeeltelijke toewijzing van de vordering brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 250,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 266, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-090941-10 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 09-071490-10 onder 1 ten laste gelegde zoals hiervoor overwogen bewezen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 09-090941-10 onder 2 met betrekking tot het ten laste gelegde trappen, schoppen en duwen van [benadeelde partij] bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 09-090941-10 onder 1 en 2 (behoudens voorzover het niet strafbaar is verklaard) en in de zaak met parketnummer 09-071490-10 onder 1 bewezen verklaarde zoals hiervoor overwogen strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] terzake van het in de zaak met parketnummer 09-090941-10 onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) bestaande uit € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], een bedrag te betalen van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) bestaande uit € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. A.A. Schuering,
mr. R.M. Bouritius en mr. H.C. Wiersinga, in bijzijn van de griffier mr. V.C. Kool.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 juli 2012.