Rolnummer: 22-006643-10
Parketnummer: 10-820078-10
Datum uitspraak: 13 juni 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 21 december 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1988,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 10 oktober 2011 en 30 mei 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 700,--, subsidiair 14 dagen hechtenis, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 700,--, subsidiair 14 dagen hechtenis, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 21 april 2010 te Schiedam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Churchillweg, welk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of onvoorzichtig rijgedrag hierin heeft bestaan dat zij, verdachte, toen daar,
in strijd met een rood licht uitstralend verkeerslicht de kruising van die Churchillweg met de Prinses Beatrixlaan is opgereden op het moment dat een bromfietser, die voor haar, verdachte, van rechts kwam, bij groen licht die kruising (inmiddels) via de fietsersoversteekplaats was opgereden en/of (vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met die bromfietser, als gevolg waarvan die bromfietser ten val is gekomen,
waardoor die bromfietser, genaamd [benadeelde partij], zwaar lichamelijk letsel (te weten een kaakbreuk en gebitsletsel) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair:
zij op of omstreeks 21 april 2010 te Schiedam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Churchillweg, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, welk gedrag hierin heeft bestaan dat zij, verdachte, toen daar,
in strijd met een rood licht uitstralend verkeerslicht de kruising van die Churchillweg met de Prinses Beatrixlaan is opgereden op het moment dat een bromfietser, die voor haar, verdachte, van rechts kwam, bij groen licht die kruising (inmiddels) via de fietsersoversteekplaats was opgereden en/of (vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met die bromfietser, als gevolg waarvan die bromfietser ten val is gekomen;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is in het onderhavige strafdossier onvoldoende overtuigend bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen.
Het hof neemt hierbij met name het volgende in aanmerking.
Gezien de aard van het primair en subsidiair tenlastelgelegde verwijt is voor bewezenverklaring, zowel in primaire als in subsidiaire vorm, ofschoon niet voldoende, onontbeerlijk dat komt vast te staan dat verdachte in strijd met een rood licht uitstralend verkeerslicht de kruising van die Churchillweg met de Prinses Beatrixlaan is opgereden.
De verdachte heeft echter zowel bij de politie als ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep ontkend dat zij op 21 april 2010 op de Churchillweg te Schiedam door het rode licht is gereden en er is geen enkele getuige die heeft verklaard te hebben gezien dat het voor verdachte bestemde verkeerslicht in haar richting rood licht uitstraalde op het moment dat verdachte de kruising opreed.
Het hof stelt vast dat zich in het dossier van diverse getuigen verklaringen bevinden die inhouden dat het latere slachtoffer [benadeelde partij] op zijn brommer de kruising is opgereden toen het voor hem bestemde verkeerslicht groen licht uitstraalde. Blijkens het politieonderzoek werd de verkeersregeling op het kruispunt zodanig ontworpen dat -bij deugdelijk functioneren- groen licht voor [benadeelde partij] onverenigbaar is met een ander dan rood licht voor verdachte.
Desondanks is het hof van oordeel dat thans niet kan worden geconcludeerd dat verdachte de kruising in strijd met een voor haar bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht is opgereden. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Indien op grond van de getuigenverklaringen wordt aangenomen dat [benadeelde partij] - ongeacht zijn vertrekpositie in ieder geval - groen licht had toen hij de kruising opreed, volgt daaruit -gegeven de door andere getuigen gesteunde lezing van de verdachte dat zij niet door rood reed- niet zonder meer dat de verdachte slechts rood licht kan hebben gehad.
Dat het ontwerp van de kruising in die richting wijst betekent immers niet zonder meer dat de situatie op
21 april 2010 daarmee overeenstemde.
Het hof stelt in dit verband vast dat uit het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse niet blijkt op welke datum de werking van de verkeerslichten is gecontroleerd en evenmin of er tussen de datum van het ongeval en de datum van de controle nog iets aan de verkeersinstallatie is gewijzigd. Door het ontbreken van die informatie kan uit "groen licht voor [benadeelde partij]" dus niet worden afgeleid dat verdachte "door rood" is gereden.
Onder die omstandigheden kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de verdachte hetgeen aan haar primair en subsidiair is ten laste gelegd heeft begaan en dient zij daarvan derhalve te worden vrijgesproken.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. M.P.J.G. Göbbels,
mr. R.M. Bouritius en mr. J.H. Wesselink, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 juni 2012.
Mr. J.H. Wesselink is buiten staat dit arrest te ondertekenen.