Rolnummer: 22-003721-11
Parketnummer: 10-712747-10
Datum uitspraak: 10 juli 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 20 juli 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1954,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 26 juni 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij, in of omstreeks de periode van 01 februari 2008 tot en met 31 juli 2008 te Spijkenisse, met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [benadeelde partij] (geboren op [geboortejaar] 1994), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
namelijk het:
- masseren van en/of wrijven over de ontblote buik en/of rug van die [benadeelde partij] en/of
- betasten van en/of wrijven over en/of knijpen in de/een borst(en) van die [benadeelde partij] en/of
- wrijven over en/of heen en weer bewegen van zijn, verdachtes, vinger(s) over de (rand van de) onderbroek en/of de schaamstreek van die [benadeelde partij].
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, in de periode van 01 februari 2008 tot en met 31 juli 2008 te Spijkenisse, met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [benadeelde partij] (geboren op [geboortejaar] 1994), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
namelijk het:
- masseren van de ontblote buik en rug van die [benadeelde partij].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, een en ander zoals nader toegelicht in de door hem ter terechtzitting overgelegde pleitnotities.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep stelt het hof het volgende vast.
De aangeefster was ten tijde van het bewezen verklaarde 13 of 14 jaar oud. De verdachte was destijds 54 jaar oud en maakte geen deel uit van het gezin waartoe de aangeefster behoorde. De verdachte heeft 's avonds op de bank in de woonkamer van zijn woning toen zijn vrouw en de dochter van de nicht van zijn vrouw al op bed lagen, aangeefsters voeten ingesmeerd met crème. Aangeefster droeg op dat moment een overhemd van de verdachte met daaronder een T-shirt en een boxershort; daarvoor had zij gedoucht. Nadat hij haar voeten had ingesmeerd, heeft de verdachte aan de aangeefster gevraagd of hij ook haar rug mocht masseren en is hij massageolie boven uit de badkamer gaan halen. Vervolgens heeft de verdachte op de bank in de woonkamer de ontblote rug en buik van aangeefster gemasseerd met de massageolie. Desgevraagd heeft de verdachte geen reden kunnen geven waarom hij de rug en de buik van de aangeefster heeft gemasseerd.
Nadat hiermee gestopt was en weg liep naar de keuken om zijn handen te wassen, dacht hij bij zichzelf "Dit had ik beter niet kunnen doen". Voorts heeft de verdachte nadat hij in de keuken zijn handen had gewassen tegen de aangeefster gezegd: "Dat blijft wel ons geheimpje, tegen niemand zeggen".
Gelet op de omstandigheden waaronder het een en ander heeft plaatsgevonden kunnen naar het oordeel van het hof de door de verdachte verrichte handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden beschouwd als handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Dat de verdachte dit ook besefte, blijkt met name uit zijn mededeling tegen de aangeefster dat het een geheim moest blijven.
Het bovenstaande brengt mee dat de bewezen verklaarde handelingen als ontuchtig kunnen worden gekwalificeerd.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Blijkens de bewezenverklaring is [benadeelde partij] [benadeelde partij], waarmee de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd in de periode van 1 februari 2008 tot en met 31 juli 2008, geboren op [geboortejaar] 1994, en blijkens het proces-verbaal was de verdachte in deze periode (en ook thans nog) gehuwd met [naam], zodat die handelingen, gepleegd met [benadeelde partij] [benadeelde partij] niet anders dan buiten echt kunnen zijn geschied.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
De verdachte heeft, mede gelet op zijn uit het leeftijdsverschil voortvloeiende overwicht, door het verrichten van ontuchtige handelingen inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het nog jonge slachtoffer. De verdachte heeft kennelijk niet stil gestaan bij het feit dat jonge slachtoffers van ontucht in de regel nog geruime tijd de (psychische) gevolgen ondervinden van hetgeen hen is aangedaan.
Bij de keuze van strafsoort en strafmaat heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat het feit zich inmiddels geruime tijd geleden heeft voorgedaan.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de omstandigheid dat de verdachte niet eerder ter zake van een soortgelijk feit is veroordeeld.
Het hof is dan ook van oordeel dat een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van navermelde duur passend en geboden is, teneinde de verdachte te weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de werkstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar, mr. J.M. van de Poll en mr. W.J. van Boven, in bijzijn van de griffier
R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 juli 2012.