ECLI:NL:GHSGR:2012:BX2114
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep na intrekking dagvaarding
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 22 maart 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 september 2009. De verdachte, geboren in 1985, was in hoger beroep gegaan, maar de raadsvrouw heeft bij wijze van preliminair verweer de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit. Dit verweer was gebaseerd op een 'Intrekking dagvaarding hoger beroep' van 3 december 2010, waarin werd medegedeeld dat het hoger beroep tegen de verdachte was ingetrokken. De raadsvrouw stelde dat de verdachte gerechtvaardigd vertrouwen had ontleend aan deze mededeling, wat leidde tot de conclusie dat het openbaar ministerie niet meer kon vervolgen.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte inderdaad een brief had ontvangen waarin stond dat het hoger beroep was ingetrokken. Ondanks dat het arrondissementsparket later aangaf dat er een vergissing was gemaakt, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte op basis van de ontvangen informatie mocht aannemen dat het hoger beroep niet meer door zou gaan. De advocaat-generaal voerde aan dat de raadsvrouw na de intrekking van de dagvaarding nog een verzoek tot onderzoek had ingediend, maar het hof oordeelde dat dit niet afdeed aan het vertrouwen dat de verdachte had in de intrekking van het hoger beroep.
Uiteindelijk heeft het hof besloten het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging, waarmee de zaak ten einde kwam. Deze uitspraak is gedaan in het openbaar op de zitting van 22 maart 2012.