ECLI:NL:GHSGR:2012:BX2761

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.104.133-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Kempen
  • A. van den Wildenberg
  • F. Fockema Andreae-Hartsuiker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over hoofdverblijfplaats en zorgregeling van minderjarigen

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de moeder en de vader over de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kinderen en de daarbij behorende zorgregeling. De moeder is in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 21 december 2011, waarin is bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vader hebben. De moeder verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat de kinderen bij haar zullen wonen, met een uitgebreide omgangsregeling voor de vader. De vader verzet zich tegen dit verzoek en stelt dat de huidige situatie in het belang van de kinderen is.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juni 2012 zijn beide ouders, hun advocaten en een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming aanwezig. De raad adviseert om de hoofdverblijfplaats bij de vader te handhaven, omdat de kinderen zich daar goed ontwikkelen en er zorgsignalen zijn in de thuissituatie van de moeder. Het hof overweegt dat de communicatie tussen de ouders moeizaam verloopt en dat dit problemen veroorzaakt in de opvoeding van de kinderen. Het hof is van oordeel dat het in het belang van de kinderen is om stabiliteit en continuïteit te waarborgen door de hoofdverblijfplaats bij de vader te laten.

De moeder vraagt om een aanpassing van de zorgregeling, omdat de huidige regeling niet aansluit bij de behoeften van de kinderen. Het hof besluit dat de kinderen in een specifieke week van vrijdag 20.00 uur tot zondag 19.30 uur bij de moeder zullen verblijven, in plaats van de eerder vastgestelde tijden. De overige bepalingen van de zorgregeling blijven ongewijzigd. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige en wijst het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 25 juli 2012
Zaaknummer : 200.104.133/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 10-9466
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. P. van de Kolk te Haarlem,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. R.A.M. Kamphuis-Jansen van Rosendaal te Katwijk.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 20 maart 2012 in hoger beroep gekomen van een beschik¬king van
21 december 2011 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De vader heeft op 4 mei 2012 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
- op 2 april 2012 een brief van 30 maart 2012 met bijlagen;
- op 1 juni 2012 een brief van 31 mei 2012 met bijlagen;
van de zijde van de vader:
- op 4 juni 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen.
De raad heeft bij brief van 29 maart 2012 onder meer zijn rapport van 3 augustus 2011 aan het hof overgelegd.
De zaak is op 13 juni 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw S. Zoutendijk namens de raad.
De hierna te noemen minderjarigen zijn in raadkamer gehoord.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking en de tussenbeschikking van 9 februari 2011 van de rechtbank ‘s-Gravenhage.
Bij beschikking van 9 februari 2011 heeft de rechtbank de raad verzocht een onderzoek te verrichten en de rechtbank daarover te rapporteren en te adviseren.
Bij bestreden beschikking heeft de rechtbank - met wijziging van de beschikking van 15 november 2006 van de rechtbank ’s-Gravenhage - bepaald dat de na te noemen minderjarigen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vader. Deze bepaling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Voorts heeft de rechtbank bepaald dat de na te noemen minderjarigen bij de moeder zullen zijn:
- één weekend per veertien dagen van vrijdag 19.30 uur tot zondag 19.30 uur;
- op een of meer doordeweekse dagen naar behoefte van de minderjarigen op in onderling overleg vast te stellen tijdstippen;
- alsmede gedurende twee aaneengesloten weken in de zomervakantie en gedurende de overige schoolvakanties en feestdagen op in onderling overleg vast te stellen data en tijdstippen,
waarbij de vader de minderjarigen op vrijdag haalt en brengt en de moeder op zondag de minderjarigen haalt en brengt. Deze regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de hoofdverblijfplaats van en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: zorgregeling) ten aanzien van de minderjarigen:
[minderjarige 1], geboren [in] 1997 te [geboorteplaats], hierna verder: [minderjarige 1];
[minderjarige 2], geboren [in] 1997 te [geboorteplaats], hierna verder: [minderjarige 2], en
[minderjarige 3], geboren [in] 2000 te [geboorteplaats], hierna verder: [minderjarige 3], hierna gezamenlijk ook te noemen: de minderjarigen.
2. De moeder verzoekt het hof:
primair:
- de bestreden beschikking te vernietigen en (naar het hof begrijpt:), opnieuw beschikkende, te bepalen dat de minderjarigen hoofdverblijf bij de moeder zullen hebben;
- een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarigen te bepalen zoals navolgt aangegeven:
- de vader zal om het weekend omgang hebben met de minderjarigen van vrijdag uit school tot maandag naar school;
- de vader zal door de weeks ten minste elke woensdag uit school tot 20.00 uur omgang met de minderjarigen hebben en de overige dagen zullen de minderjarigen naar hun wens en in overleg met beide ouders omgang met de vader hebben;
- de vader zal om en om gedurende vakanties van een week de minderjarigen bij zich hebben;
- tijdens vakanties van meer dan een week zullen de minderjarigen het ene jaar de eerste helft bij de vader zijn en het andere jaar de tweede helft, uitgezonderd de kerstvakantie;
- de minderjarigen zullen het ene jaar met kerst bij de vader zijn en het andere jaar met oud en nieuw, waarbij dit jaar de minderjarigen met oud & nieuw bij de vader zullen zijn;
- de minderjarigen en de vader zullen onbeperkt contact met elkaar kunnen hebben per mobiele telefoon en via andere media, zoals hyves en hotmail;
subsidiair:
te bepalen dat de minderjarigen omgang en contact met de moeder zullen hebben zoals navolgt aangegeven:
- de moeder zal om het weekend omgang hebben met de minderjarigen van vrijdag uit school tot maandag naar school;
- de moeder zal door de weeks ten minste elke woensdag uit school tot 20.00 uur omgang met de minderjarigen hebben en de overige dagen zullen de minderjarigen naar hun wens en in overleg met beide ouders omgang met de moeder hebben;
- de moeder zal om en om gedurende vakanties van een week de minderjarigen bij zich hebben;
- tijdens vakanties van meer dan een week zullen de minderjarigen het ene jaar de eerste helft bij de moeder zijn en het andere jaar de tweede helft, uitgezonderd de kerstvakantie;
- de minderjarigen zullen het ene jaar met kerst bij de moeder zijn en het andere jaar met oud & nieuw, waarbij dit jaar de minderjarigen met kerst bij haar zullen zijn;
- de minderjarigen en de moeder zullen onbeperkt contact met elkaar kunnen hebben per mobiele telefoon en via andere media zoals hyves en hotmail,
en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3. De vader bestrijdt het beroep en verzoekt het hof het verzoek van de moeder in hoger beroep af te wijzen.
Hoofdverblijfplaats
4. De moeder stelt zich op het standpunt dat het in het belang van de minderjarigen is dat zij hun hoofdverblijfplaats bij haar hebben. Zij voert daartoe aan dat sinds de minderjarigen hun hoofdverblijf bij de vader hebben, sprake is van discontinuïteit. Ook gaat het minder goed met de minderjarigen op school en is de zorg voor de minderjarigen niet op hetzelfde niveau als dat dit was. Verder heeft de vader na de bestreden beschikking de moeder alle contacten met de minderjarigen ontzegd met het argument dat de minderjarigen haar niet meer zouden willen zien. Daarnaast heeft de vader de moeder afgesloten van alle instanties die iets met de minderjarigen te maken hebben, ondanks dat geen gezagswijziging heeft plaatsgevonden. De moeder betwist dat in de thuissituatie bij de moeder sprake zou zijn van zorgsignalen.
5. De vader heeft de stellingen van de moeder gemotiveerd weersproken. Naar de mening van de vader is het in het belang van de minderjarigen dat zij hun hoofdverblijf bij hem hebben. De zorg voor de minderjarigen is bij hem thans beter dan bij de moeder. De minderjarigen zijn sinds hun hoofdverblijfplaats bij hem is bepaald tot rust gekomen en zij kunnen bij hem volledig zichzelf zijn.
6. De raad heeft ter terechtzitting zijn advies zoals neergelegd in het raadsrapport van 3 augustus 2011 gehandhaafd, welk advies inhoudt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vader moet zijn. Volgens de raad is het niet in het belang van de minderjarigen indien hun hoofdverblijfplaats weer wordt gewijzigd. Er bestaat nog steeds een slechte communicatie tussen de ouders en namens de raad wordt betreurd dat aan de in dit kader geadviseerde mediation nog geen uitvoering is gegeven. De strijd tussen de ouders lijkt steeds ernstiger te worden en de raad bespeurt een loyaliteitsconflict bij de minderjarigen. In de visie van de raad is het belangrijk dat de ouders de situatie zoals die nu is accepteren en van daaruit handelen met het belang van de minderjarigen voorop.
7. Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag, waaronder de bepaling van de hoofdverblijfplaats van een minderjarig kind, op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
8. Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat de rechtbank terecht en op juiste gronden heeft bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vader zal zijn. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat hoewel beide ouders een grote betrokkenheid tonen op de minderjarigen en de minderjarigen aan hen beiden zijn gehecht, het hof is gebleken dat de communicatie tussen partijen moeizaam verloopt, hetgeen zorgt voor problemen ten aanzien van de opvoeding en verzorging van de minderjarigen. In hun standpunten staan de ouders bij tijd en wijle lijnrecht tegenover elkaar waarbij zij het belang van de minderjarigen uit het oog dreigen te verliezen. De minderjarigen worden door de ouders al dan niet bewust in de strijd betrokken en zij verkeren als gevolg daarvan in een loyaliteitsconflict. Daar komt bij dat door de raad in de thuissituatie van de moeder zorgsignalen worden gesignaleerd, met name ten aanzien van de nieuwe partner van de moeder en zijn rol in de vooromschreven situatie. Het hof acht het met de raad raadzaam dat partijen zich in de nabije toekomst inzetten om hun onderlinge communicatie te verbeteren. Nu de minderjarigen sinds de bestreden beschikking bij de vader verblijven en zij zich daar goed ontwikkelen, acht het hof het van belang dat er een zekere consistentie blijft bestaan in de leefomgeving van de minderjarigen, zodat er voor hen rust en stabiliteit is. Het hof acht het evenzeer in het belang van de minderjarigen dat zij hun hoofdverblijfplaats op dezelfde plek behouden, nu vast staat dat hun onderlinge band goed is en dat zij steun aan elkaar hebben. Het hof gaat daarbij voorbij aan de stellingen van de moeder voor zover zij heeft bedoeld te betogen dat de band tussen de minderjarigen onderling anders zou zijn. Voormelde zaken zouden worden doorkruist, indien één van hen of allen gezamenlijk zou/zouden moeten verhuizen naar de moeder. Gelet op het vorenstaande, zal het hof de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigen.
Zorgregeling
9. Indien het hoofdverblijf van de minderjarigen naar het oordeel van het hof bij de vader moet blijven, verzoekt de moeder een uitgebreidere zorgregeling te bepalen. In de visie van de moeder heeft de rechtbank ten onrechte in lijn met het advies van de raad een minimale zorgregeling vastgesteld. Nu is gebleken dat de vader de contacten tussen de moeder en de minderjarigen zoveel hij kan beperkt, moet voorkomen worden dat hij de minderjarigen verder van hun moeder isoleert.
10. De vader betwist dat hij de contacten tussen de minderjarigen en de moeder beperkt zoveel hij kan. Hij stimuleert de minderjarigen juist tot contact met hun moeder en laat hen volkomen vrij in het onderhouden van contacten met haar via e-mail, sociale media en de telefoon.
11. Namens de raad wordt ook in dit kader benadrukt dat de ouders moeten werken aan een verbetering van de onderlinge communicatie. Indien de ouders beter communiceren met elkaar, zullen de minderjarigen ook vaker uit zichzelf naar de moeder (willen) gaan. De zorgregeling zoals vastgesteld door de rechtbank is in de huidige situatie echter in het belang van de minderjarigen.
12. Het hof is van oordeel dat de huidige zorgregeling, in deze situatie, in het belang van de minderjarigen is, doch aanpassing behoeft ten aanzien van die ene week dat de minderjarigen thans bij de moeder zijn van vrijdag van 19.30 uur tot zondag 19.30 uur, aangezien deze niet aansluit op het gymrooster van [minderjarige 2]. Nu de moeder hiermee kan instemmen, zal het hof bepalen dat de minderjarigen in deze ene week (van de twee weken) vrijdag vanaf 20.00 uur bij de moeder zullen verblijven. Het hof overweegt daarbij ten overvloede dat de volledige zorgregeling aldus komt te luiden:
de minderjarigen zullen bij de moeder verblijven:
- één weekend per veertien dagen van vrijdag 20.00 uur tot zondag 19.30 uur;
- op een of meer doordeweekse dagen naar behoefte van de minderjarigen op in onderling overleg vast te stellen tijdstippen;
- alsmede gedurende twee aaneengesloten weken in de zomervakantie en gedurende de overige schoolvakanties en feestdagen op in onderling overleg vast te stellen data en tijdstippen;
waarbij de vader de minderjarigen op vrijdag haalt en brengt en de moeder op zondag de minderjarigen haalt en brengt.
13. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, met betrekking tot de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wat betreft de week waarin de minderjarigen van vrijdag 19.30 uur tot zondag 19.30 uur bij de moeder verblijven, en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de minderjarigen in plaats daarvan van vrijdag 20.00 uur tot zondag 19.30 uur bij de moeder verblijven;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderwor¬pen voor het overige;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Kempen, Van den Wildenberg en Fockema Andreae-Hartsuiker, bijgestaan door mr. Wittich-de Ridder als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juli 2012.