ECLI:NL:GHSGR:2012:BX2864

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.101.569-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Lückers
  • A. Labohm
  • J. van der Zanden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhaalsbijstand en draagkracht in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin werd bepaald dat hij een verhaalsbijdrage van € 188,18 per maand moet betalen aan de gemeente, ten behoeve van bijstand verleend aan zijn ex-partner en hun minderjarige kind. De man betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het verlies van zijn onderneming voor zijn rekening en risico komt en dat zijn draagkracht niet correct is berekend. Hij stelt dat hij schulden heeft aan familie en dat hij door de verhaalsbijdrage in financiële problemen komt.

De gemeente verzet zich tegen de grieven van de man en stelt dat hij onterecht risico heeft genomen door een onderneming te starten, terwijl hij al een goed inkomen had uit een dienstverband. De gemeente betoogt dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn schulden en dat de rechtbank terecht geen rekening heeft gehouden met deze schulden bij de berekening van zijn draagkracht.

Tijdens de zitting blijkt dat de man de activa van zijn eenmanszaak heeft verkocht, maar het hof is niet op de hoogte van de opbrengst en de financiële situatie van de man blijft onduidelijk. Het hof concludeert dat de man onvoldoende informatie heeft verstrekt om te beoordelen of hij in staat is de verhaalsbijdrage te voldoen. Het verzoek van de man om de zaak aan te houden tot september 2012 wordt afgewezen, omdat hij al voldoende tijd heeft gehad om zijn financiële situatie te onderbouwen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waardoor de man verplicht blijft de verhaalsbijdrage te betalen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
Uitspraak : 18 juli 2012
Zaaknummer : 200.101.569/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 11-3489
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. B. Kuppens te ’s-Gravenhage,
tegen
de GEMEENTE ’S-GRAVENHAGE,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gemeente,
gemachtigde: mr. M.C. Fröberg.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 3 februari 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 3 november 2011 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De gemeente heeft op 23 maart 2012 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof is voorts het volgende stuk ingekomen:
van de zijde van de man op 6 maart 2012 een brief van 2 maart 2012 met bijlagen.
De zaak is op 13 juni 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de heer A. Veldhuis en de heer G.B. Hannappel namens de gemeente.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is bepaald dat de man ten aanzien van verhaal van kosten van bijstand verleend aan [de vrouw] (verder: de vrouw), mede ten behoeve van de minderjarige [de minderjarige], geboren [in 2004] te [geboorteplaats] (verder: de minderjarige), met ingang van 4 mei 2011 aan de gemeente dient te betalen een bedrag van € 188,18 per maand, zolang en voor zover die bijstand wordt verleend. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de verhaalsbijdrage ten laste van de man wegens verleende bijstand aan de vrouw mede ten behoeve van de minderjarige.
2. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, (naar het hof begrijpt:) de verhaalsbijdrage op nihil te bepalen, dan wel op een bedrag zo hoog als het hof in goede justitie juist acht.
3. De gemeente bestrijdt het beroep.
4. De man stelt in zijn eerste grief dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het verlies van de onderneming voor rekening en risico van de man dient te blijven en niet ten laste van de draagkracht van de man mag worden gebracht. Naar de mening van de man is het niet zo dat hij zich met het oog op de belangen van de minderjarige had behoren te onthouden van het starten van zijn eigen bedrijf. De man verwachtte immers door het starten van zijn eigen bedrijf meer inkomen te gaan genereren.
In zijn tweede grief betoogt de man dat de rechtbank bij het berekenen van zijn draagkracht ten onrechte geen rekening heeft gehouden met schulden van in totaal € 12.000,- aan familie.
In zijn derde grief stelt de man dat hij bij voldoening van de opgelegde verhaalsbijdrage feitelijk niet meer beschikt over voldoende middelen van bestaan (minder dan 90% van de voor hem geldende bijstandsnorm), hetgeen op grond van vaste rechtspraak niet is toegestaan.
5. De gemeente stelt zich op het standpunt dat bij het berekenen van de draagkracht van de man geen rekening dient te worden gehouden met het verlies uit onderneming. Volgens de gemeente heeft de man zich met het starten van zijn eigen bedrijf een onnodig groot risico op de hals gehaald. Toen de man de onderneming overnam, waren de economische verwachtingen ronduit slecht, aldus de gemeente. De gemeente acht het onbegrijpelijk dat de man, die reeds een baan in dienstbetrekking had en daarmee een goed inkomen verdiende, de onderneming desondanks heeft overgenomen.
Naar de mening van de gemeente heeft de rechtbank terecht geen rekening gehouden met de door de man gestelde schulden aan familie. De gemeente betoogt dat de man het bestaan van de schulden bij zijn familie onvoldoende heeft aangetoond en dat hij voorts de noodzaak voor het aangaan van deze schulden niet aannemelijk heeft gemaakt.
6. Het hof overweegt als volgt. Aan het slot van de zitting (na de schorsing) is gebleken dat de man de activa van zijn eenmanszaak in november 2011 heeft verkocht. De gemeente was hiervan niet op de hoogte. Het hof is niet bekend wat de opbrengst is van deze verkoop. Niet duidelijk is voorts in hoeverre met de opbrengst de schulden kunnen worden afgelost. De schulden die de man stelt te hebben bij zijn familie heeft hij niet met stukken onderbouwd. Ter zitting heeft de advocaat van de man verklaard dat er de afgelopen maanden nieuwe schulden zijn ontstaan. Ook deze schulden zijn niet met stukken onderbouwd. Nu de man het hof onvoldoende heeft geïnformeerd over zijn financiële situatie kan niet worden beoordeeld of de man over onvoldoende draagkracht beschikt om de door de rechtbank vastgestelde verhaalsbijdrage te voldoen en of de man bij voldoening van de opgelegde verhaalsbijdrage nog over voldoende middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van het eigen bestaan te voorzien. Namens de man is ter zitting verzocht de zaak tot september 2012 aan te houden omdat de jaarcijfers van de onderneming over 2011 dan bekend zullen zijn. Aangezien de man reeds voldoende tijd heeft gehad om zijn financiële situatie met stukken te onderbouwen, zal het hof dit verzoek afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.
7. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Lückers, Labohm en Van der Zanden, bijgestaan door mr. Van de Fliert-Verburg als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juli 2012.