GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
Uitspraak : 16 mei 2012
Zaaknummer : 200.100.302/01
Rekestnr. rechtbank : F2 RK 11-1107
[appellante],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A.M.C.J. Dekkers-de Jong te Roosendaal,
[geintimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M. Hoogeveen te Gouda.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Rotterdam-Rijnmond,
locatie Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 12 januari 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 13 oktober 2011 van de rechtbank Rotterdam.
De vader heeft op 23 februari 2012 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof is voorts het volgende stuk ingekomen:
van de zijde van de moeder op 23 februari 2012 een brief van diezelfde datum met bijlage.
Van de zijde van de raad is bij het hof op 27 februari 2012 een brief van 24 februari 2012 ingekomen, waarbij is medegedeeld dat de raad niet ter terechtzitting zal verschijnen.
De zaak is op 12 april 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is de moeder toestemming verleend om met de minderjarigen [de minderjarige 1], geboren [in 2002] te [geboorteplaats], en [de minderjarige 2], geboren [in 2004] te [geboorteplaats], hierna gezamenlijk te noemen: de minderjarigen, naar [nieuwe woonplaats moeder] of omgeving te verhuizen. Voorts is bepaald dat de regeling inzake de uitoefening van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt zal zijn: de vader mag de minderjarigen drie weekenden in de maand bij zich hebben van vrijdag tot zondag, waarbij de moeder de minderjarigen op vrijdag rond 18.00 uur bij de vader brengt en de vader de minderjarigen op zondag rond 19.00 uur weer bij de moeder terugbrengt, en de vakanties en feestdagen zullen door partijen in onderling overleg worden gedeeld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot de minderjarigen. De minderjarigen hebben hun gewone verblijfplaats bij de moeder. De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de minderjarigen.
2. De moeder verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het betreft de door de rechtbank bepaalde contactregeling en, in zoverre opnieuw beschikkende, te bepalen dat de vader recht heeft op contact met de minderjarigen gedurende twee weekenden per vier weken van vrijdag tot zondag, waarbij de moeder de minderjarigen op vrijdag rond 19.00 uur bij de vader brengt en de vader de minderjarigen op zondag rond 19.00 uur weer bij de moeder terugbrengt.
3. De vader bestrijdt het beroep en verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te bekrachtigen en het door de moeder in hoger beroep verzochte af te wijzen.
4. De moeder stelt dat in de bestreden beschikking ten onrechte de suggestie wordt gewekt dat zij ter zitting in eerste aanleg heeft aangeboden de contactregeling tussen de vader en de minderjarigen uit te breiden naar drie weekenden per maand. Zij geeft aan expliciet te kennen hebben gegeven dat zij het liefst zou zien dat er een reguliere contactregeling van één weekend per twee weken komt. De moeder is wel bereid om flexibel met de contactregeling om te gaan en een uitbreiding van het contact tijdens de vakanties is wat haar betreft zonder meer mogelijk. De door de rechtbank vastgestelde contactregeling acht de moeder niet in het belang van de minderjarigen. Naar de mening van de moeder kan van haar niet worden verwacht dat zij drie keer per maand, met haar pasgeboren baby, een reis maakt van om en nabij vier uur lang om de minderjarigen bij de vader te brengen. Aangezien de moeder fulltime werkt, zal zij bijzonder veel moeite moeten doen om de minderjarigen tijdig bij de vader af te zetten. De moeder zou er (los van de frequentie van het contact) dan ook groot voorstander van zijn dat het tijdstip waarop de minderjarigen op vrijdag bij de vader moeten zijn, wordt verlaat naar 19.00 uur. Het voornaamste bezwaar van de moeder tegen de door de rechtbank vastgestelde contactregeling is gelegen in het feit dat de minderjarigen alsdan in de weekenden nauwelijks tijd binnen het eigen gezin kunnen doorbrengen en daarnaast bijna geen mogelijkheid hebben om contacten op te bouwen in hun nieuwe woonomgeving. Dit laatste geldt temeer nu het de bedoeling is dat er eens in de zoveel tijd contacten zullen plaatsvinden tussen de kinderen van de partner van de moeder, de minderjarigen en het nieuwe kind van de moeder en haar partner. De kinderen van de partner van de moeder wonen in Frankrijk, alwaar voornoemde contacten dienen plaats te vinden. Volgens de moeder is het een onwenselijke situatie dat zij, omdat zij doordeweeks werkt, alle ‘quality time’ met de minderjarigen in één weekend per maand moet hebben, terwijl de vader veel meer ‘quality time’ met de minderjarigen heeft.
5. De vader is het nog steeds niet eens met de verhuizing van de moeder en de minderjarigen naar [nieuwe woonplaats moeder], maar legt zich hierbij neer. Hij kan zich heel goed vinden in de door de rechtbank vastgestelde contactregeling en meent dat deze het beste aansluit bij de voorheen geldende contactregeling. Volgens de vader is een uitbreiding van het contact tijdens vakanties geen optie omdat hij niet meer vakantiedagen heeft dan hij thans al met de minderjarigen doorbrengt. De vader betoogt dat het in het belang van de minderjarigen is dat zij, ook na de verhuizing, veelvuldig contact met hem blijven houden. De moeder heeft er zelf voor gekozen om te verhuizen naar [nieuwe woonplaats moeder] en hiervan dienen de minderjarigen niet de dupe te worden door daardoor in hun contacten met de vader te worden beperkt, aldus de vader. De vader kan begrijpen dat de moeder wil dat de minderjarigen contacten onderhouden met de in Frankrijk woonachtige kinderen van haar partner, maar hij is van mening dat deze contacten geen voorrang dienen te krijgen boven contacten met hem.
6. Het hof overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof gebleken dat er vóór de verhuizing van de moeder en de minderjarigen naar [nieuwe woonplaats moeder] in april 2012 een contactregeling gold waarbij de minderjarigen de ene week bij de vader waren van donderdagavond na de buitenschoolse opvang tot vrijdagochtend naar school en de andere week van donderdagavond na de buitenschoolse opvang tot maandagochtend naar school. Deze contactregeling liep ruim tweeënhalf jaar. Vanwege de afstand tussen [nieuwe woonplaats moeder] en [woonplaats vader] (de woonplaats van de vader) is een voortzetting van de voorheen geldende contactregeling niet mogelijk. De door de rechtbank vastgestelde nieuwe contactregeling, waarbij de minderjarigen drie weekenden in de maand bij de vader zijn, is naar de mening van de moeder te uitgebreid. Voor haar heeft het prioriteit dat de minderjarigen integreren in het nieuwe gezin, in die zin dat zij regelmatig weekenden doorbrengen met het nieuwe kind van de moeder en haar partner en ook een weekend per maand met de kinderen van de partner van de moeder in Frankrijk. Het hof acht in het bijzonder dit laatste, gezien de voorheen geldende uitgebreide contactregeling tussen de vader en de minderjarigen, niet redelijk en is van oordeel dat het meer in het belang van de minderjarigen is om een derde weekend in de maand bij de vader door te brengen dan naar Frankrijk te gaan. Het argument van de moeder dat zij bij de door de rechtbank vastgestelde contactregeling ten opzichte van de vader weinig ‘quality time’ met de minderjarigen heeft, gaat naar het oordeel van het hof niet op omdat de moeder de minderjarigen op alle doordeweekse dagen bij zich heeft en hen dan in ieder geval ’s ochtends voordat zij naar school gaan en ’s avonds ziet. Dat de moeder drie keer per maand een lange afstand moet afleggen om de minderjarigen bij de vader te brengen, acht het hof overkomelijk. Hierbij neemt het hof mede in aanmerking dat de moeder er zelf voor heeft gekozen om te verhuizen naar [nieuwe woonplaats moeder] en dat de vader de minderjarigen op zondag weer bij de moeder terugbrengt. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de door de rechtbank vastgestelde contactregeling dient te worden gehandhaafd. Gezien de grote reisafstand tussen [nieuwe woonplaats moeder] en [woonplaats vader], acht het hof het wel redelijk om het tijdstip waarop de moeder de minderjarigen op vrijdag bij de vader moet brengen, conform het verzoek van de moeder, te verlaten naar 19.00 uur.
7. Ter zitting heeft de moeder te kennen gegeven dat zij het jammer vindt dat de minderjarigen nooit meer een lang weekend, dat wil zeggen een weekend met daarvoor of daarna een feestdag, bij haar zijn. Het hof zal, gelet daarop, in aanvulling op de bestreden beschikking bepalen dat de weekenden in onderling overleg op zodanige wijze tussen de ouders dienen te worden verdeeld dat de minderjarigen in de lange weekenden om en om bij de vader en de moeder verblijven.
8. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarbij is bepaald dat de moeder de minderjarigen op vrijdag rond 18.00 uur bij de vader brengt en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de moeder de minderjarigen op vrijdag rond 19.00 uur bij de vader brengt;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige, met dien verstande dat het hof - in aanvulling op de bestreden beschikking - bepaalt dat:
de weekenden in onderling overleg op zodanige wijze tussen de ouders dienen te worden verdeeld dat de minderjarigen in de lange weekenden (dat wil zeggen de weekenden met direct daaraan voorafgaand of direct in aansluiting daarop een feestdag) om en om bij de vader en de moeder verblijven, zonder dat dit afbreuk doet aan de vastgestelde zorg- en contactregeling;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Kamminga, Bos en Roelvink, bijgestaan door mr. Van de Fliert-Verburg als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 mei 2012.