ECLI:NL:GHSGR:2012:BX4008

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
26 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-004954-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor onttrekking aan wettig gezag van minderjarige kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 26 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in Tunesië in 1964, was schuldig bevonden aan onttrekking aan het wettig gezag van zijn twee minderjarige kinderen gedurende een periode van tweeënhalf jaar. De kinderen, geboren in 2003 en 2006, waren zonder toestemming van hun moeder in Tunesië achtergelaten. Het hof oordeelde dat de verdachte de terugkeer van de kinderen naar Nederland heeft belemmerd, waardoor de uitoefening van het gezag door de moeder feitelijk onmogelijk werd gemaakt.

De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof de straf herzien en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met een voorwaardelijk deel van 8 maanden. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn gewijzigde inzichten. De verdachte heeft spijt betuigd en wil zijn leven in Nederland opnieuw opbouwen, met de intentie om contact met zijn kinderen te herstellen.

Het hof heeft de op te leggen straf gemotiveerd op basis van de impact van de onttrekking op de kinderen en hun moeder, en heeft de bijzondere voorwaarde opgelegd dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen van de Reclassering. De uitspraak is gedaan in het openbaar en het hof heeft het vonnis van de rechtbank voor het overige bevestigd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004954-11
Parketnummer: 09-925447-11
Datum uitspraak: 26 juli 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 oktober 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Tunesië) op [geboortejaar] 1964,
thans gedetineerd in Zwolle PPC te Zwolle.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 12 juli 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg- ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van van 06 januari 2009 tot en met 13 juni 2011 te Zoetermeer, althans in en/of buiten Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk twee/een minderjarige(n), te weten [benadeelde partij 1] (geboren [geboortejaar] 2003) en [benadeelde partij 2] (geboren [geboortehaar] 2006), heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige(n) gestelde gezag en/of aan het opzicht van degene, die dit desbevoegd over hem/haar/hen uitoefende, immers heeft verdachte daar toen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
- zonder toestemming van de moeder voornoemde minderjarige(n) in Tunesië achtergelaten en/of
- er (vervolgens) niet voor gezorgd dat het uitreisverbod, zoals op verzoek van verdachte op
21 februari 2009 uitgevaardigd bij beslissing van de rechtbank te Ben Arous (Tunesië) voor genoemde minderjarige(n) wordt/werd opgeheven en/of
- de terugkeer van de kinderen/genoemde minderjarige(n) naar hun moeder, die bij beslissing van de rechtbank te 's-Gravenhage het eenhoofdig gezag over genoemde minderjaringe(n) toegekend heeft gekregen/naar Nederland (alwaar de minderjarige(n) tot 6 december 2008 hun hoofdverblijfplaats hadden) belemmerd, waardoor de uitoefening van het gezag door moeder feitelijk onmogelijk is gemaakt en/of waardoor die minderjarige(n) werd(en) onttrokken aan het wettig gezag, hetwelk de moeder, te weten
[benadeelde partij 3], over die minderjarige(n) uitoefende.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel, dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, zodat het vonnis, waarvan beroep, met overneming van gronden behoort te worden bevestigd, behalve voor wat betreft de opgelegde deels voorwaardelijke gevangenisstraf en de motivering daarvan.
Het vonnis moet op die onderdelen worden vernietigd en in zoverre moet opnieuw worden rechtgedaan.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan onttrekking aan het wettig gezag van zijn twee minderjarige kinderen gedurende een periode van tweeënhalf jaar. De kinderen waren tijdens de pleegperiode tussen de vijf en zeven jaar en tussen de twee en vijf jaar oud. Als gevolg van verdachtes handelen raakten zij hun vertrouwde omgeving kwijt en moesten zij onvoorbereid en langdurig in een ander land wonen bij hun oma van moederszijde. De verdachte heeft aldus het leven van zijn kinderen en dat van hun moeder ernstig ontwricht.
Naar het oordeel van het hof rechtvaardigt de ernst van de bewezen verklaarde feiten in beginsel een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Het hof heeft kennis genomen van een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 juni 2012, waaruit niet blijkt van soortgelijke of anderszins voor de onderhavige zaak relevante veroordelingen.
Het hof heeft acht geslagen op een reclasseringsadvies d.d. 13 september 2009, waarin (onder meer) wordt geconcludeerd dat interventies of behandelingen en het daartoe opleggen van een bijzondere voorwaarde niet zijn geïndiceerd.
Het hof heeft in het voordeel van de verdachte in aanmerking genomen dat hij ter terechtzitting in hoger beroep het ten laste gelegde heeft bekend en dat hij thans inziet dat hij niet in het belang van zijn kinderen heeft gehandeld en bovendien spijt heeft van zijn handelwijze. De verdachte heeft tevens verklaard dat hij zijn leven in Nederland opnieuw wil opbouwen en zodra zijn levensomstandigheden dat toelaten, het contact met zijn twee kinderen - die sinds eind december 2011 weer in Nederland bij hun moeder verblijven - wil herstellen en daartoe begeleiding wenst van de reclassering.
Het hof is - alles overwegende en in het bijzonder gezien de gewijzigde inzichten en proceshouding van de verdachte alsmede zijn uitdrukkelijke hulpvraag - in afwijking van voormeld niet langer actueel standpunt van de reclassering van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, onder de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 279 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde deels voorwaardelijke gevangenisstraf en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van vaststelling identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van de Reclassering, zolang deze instelling dat nodig acht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mr. C.M. le Clercq-Meijer,
mr. H.C. Wiersinga en mr. T.J.P. van Os van den Abeelen, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 juli 2012.