ECLI:NL:GHSGR:2012:BX4037

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-004853-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting, poging tot verkrachting en mishandeling van ex-vriendin met vuurwapenbezit

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 11 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting, poging tot verkrachting, mishandeling en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De feiten vonden plaats op 18 maart 2011 in Rotterdam, waar de verdachte zijn ex-vriendin onder dwang heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De verdachte heeft de aangeefster met geweld en bedreiging gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit seksueel binnendringen. Hij heeft haar vastgepakt, op bed geduwd, en haar meerdere keren geslagen. De verdachte heeft ook een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad, wat een ernstige inbreuk op de veiligheid van de samenleving vormt.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, de ex-vriendin van de verdachte, tot schadevergoeding van € 1.000,00 voor immateriële schade toegewezen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige delicten die een grote impact hebben gehad op het slachtoffer. De verdachte heeft zijn machtsgevoelens boven de belangen van het slachtoffer gesteld, wat heeft geleid tot langdurige emotionele schade voor de aangeefster. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen en de verdachte verplicht om dit bedrag te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een stevige reactie op geweldsdelicten en het belang van de bescherming van slachtoffers in de samenleving. Het hof heeft ook de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte, wat heeft bijgedragen aan de strafmaat.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004853-11
Parketnummer: 10-661084-11
Datum uitspraak: 11 juli 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 6 oktober 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1984,
thans gedetineerd in PI Rijnmond - Gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 27 juni 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van voorarrest, met als bijzondere voorwaarde contactverbod met het slachtoffer [benadeelde partij].
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 18 maart 2011 te Rotterdam door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [benadeelde partij], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], hebbende verdachte die [benadeelde partij] getongzoend en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte meermalen, althans eenmaal (met kracht)
- tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat hij seks wilde en/of dat zij hem moest pijpen en/of
- die [benadeelde partij] heeft vastgepakt en/of op bed heeft geduwd en/of bovenop die [benadeelde partij] is gaan zitten en/of
- die [benadeelde partij] aan de haren heeft getrokken en/of in het gezicht heeft geslagen en/of
- de broek van die [benadeelde partij] heeft uitgetrokken en/of
- de string van die [benadeelde partij] heeft kapotgetrokken en/of (vervolgens) in de mond van die [benadeelde partij] heeft geduwd en/of op die [benadeelde partij] heeft gespuugd en/of
- die [benadeelde partij] (met de vlakke hand) in het gezicht heeft geslagen en/of
- die [benadeelde partij] heeft gedwongen haar broek (weer) uit te trekken en/of (vervolgens) met haar ontblote billen op een stoel te zitten en/of
- die [benadeelde partij] heeft geduwd en/of
- tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat hij haar zou afmaken en door haar kop zou schieten en dat ook met haar vriend zou doen en/of
aldus voor die [benadeelde partij] een dusdanig bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij geen, althans onvoldoende, weerstand kon bieden;
2:
hij op of omstreeks 18 maart 2011 te Rotterdam
ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [benadeelde partij], te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
- tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat hij seks wilde en/of dat zij hem moest pijpen en/of
- die [benadeelde partij] heeft vastgepakt en/of op bed heeft geduwd en/of bovenop die [benadeelde partij] is gaan zitten en/of het gezicht van die [benadeelde partij] heeft gelikt
- die [benadeelde partij] aan de haren heeft getrokken en/of in het gezicht geslagen en/of
- de broek van die [benadeelde partij] heeft uitgetrokken en/of
- de string van die [benadeelde partij] heeft kapot getrokken en/of (vervolgens) in de mond van die [benadeelde partij] heeft geduwd en/of op die [benadeelde partij] heeft gespuugd en/of
- die [benadeelde partij] (met de vlakke hand) in het gezicht heeft geslagen en/of
- die [benadeelde partij] heeft gedwongen haar broek (weer) uit te trekken en/of (vervolgens) met haar ontblote billen op een stoel te zitten en/of
- die [benadeelde partij] heeft geduwd en/of
- tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat hij haar zou afmaken en door haar kop zou schieten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3:
hij op of omstreeks 18 maart 2011 te Rotterdam opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met dat opzet
- die [benadeelde partij] enige uren heeft belet haar woning te verlaten en/of
- die [benadeelde partij] meerdere malen heeft geslagen en/of geduwd en/of
- die [benadeelde partij] heeft bedreigd met de woorden: "Ik schiet je door je kop" althans woorden gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [benadeelde partij] heeft gedwongen haar broek uit te doen en met haar ontblote billen op een stoel te zitten;
4:
hij op of omstreeks 18 maart 2011 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten
[benadeelde partij]), meerdere malen, althans éénmaal heeft geslagen in het gezicht en/of die [benadeelde partij] heeft geduwd, terwijl deze [benadeelde partij] op een stoel zat, waardoor deze [benadeelde partij] op haar achterhoofd is gevallen en/of een string van die [benadeelde partij] heeft kapot getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
5:
hij op of omstreeks 20 maart 2011 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 van die wet in de vorm van een pistool van het merk BBM, model Police, kaliber 6.35 mm, van welk pistool de oorspronkelijk dichte loop is uitgeboord/verwijderd en/of vervangen door een loop die dat pistool voor het verschieten van kogelpatronen geschikt maakt
en/of
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten munitie in de zin van artikel 1 van die wet in de vorm van één kogelpatroon kaliber 6.35 mm voorzien van bodemstempel S&B 6.35Br voorhanden heeft gehad;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 18 maart 2011 te Rotterdam door geweld en andere feitelijkheden en door bedreiging met geweld [benadeelde partij], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], hebbende verdachte die [benadeelde partij] getongzoend en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden en die bedreiging hierin dat verdachte,
- tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat hij seks wilde en dat zij hem moest pijpen en
- die [benadeelde partij] heeft vastgepakt en op bed heeft geduwd en bovenop die [benadeelde partij] is gaan zitten en
- die [benadeelde partij] aan de haren heeft getrokken en in het gezicht heeft geslagen en
- de broek van die [benadeelde partij] heeft uitgetrokken en
- de string van die [benadeelde partij] heeft kapot getrokken en (vervolgens) in de mond van die [benadeelde partij] heeft geduwd en op die [benadeelde partij] heeft gespuugd en
- die [benadeelde partij] (met de vlakke hand) in het gezicht heeft geslagen en
- die [benadeelde partij] heeft gedwongen haar broek weer uit te trekken en (vervolgens) met haar ontblote billen op een stoel te zitten en
- die [benadeelde partij] heeft geduwd en
- tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat hij haar zou afmaken en door haar kop zou schieten en dat ook met haar vriend zou doen en aldus voor die [benadeelde partij] een dusdanig bedreigende situatie heeft doen ontstaan dat zij geen, althans onvoldoende, weerstand kon bieden;
2:
hij op 18 maart 2011 te Rotterdam ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om door geweld en andere feitelijkheden en door bedreiging met geweld [benadeelde partij], te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
- tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat hij seks wilde en
- die [benadeelde partij] heeft vastgepakt en op bed heeft geduwd en bovenop die [benadeelde partij] is gaan zitten en het gezicht van die [benadeelde partij] heeft gelikt
- die [benadeelde partij] aan de haren heeft getrokken en
- de broek van die [benadeelde partij] heeft uitgetrokken en
- de string van die [benadeelde partij] heeft kapot getrokken , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3:
hij op 18 maart 2011 te Rotterdam opzettelijk [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met dat opzet
- die [benadeelde partij] heeft belet haar woning te verlaten en
- die [benadeelde partij] heeft geslagen en geduwd en
- die [benadeelde partij] heeft gedwongen haar broek uit te doen en met haar ontblote billen op een stoel te zitten;
4:
hij op 18 maart 2011 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij]), meerdere malen, heeft geslagen in het gezicht en die [benadeelde partij] heeft geduwd, terwijl deze [benadeelde partij] op een stoel zat, waardoor deze [benadeelde partij] op haar achterhoofd is gevallen en een string van die [benadeelde partij] heeft kapot getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
5:
hij op 20 maart 2011 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 van die wet in de vorm van een pistool van het merk BBM, model Police, kaliber 6.35 mm, van welk pistool de oorspronkelijk dichte loop is uitgeboord/ verwijderd en vervangen door een loop die dat pistool voor het verschieten van kogelpatronen geschikt maakt en munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten munitie in de zin van artikel 1 van die wet in de vorm van één kogelpatroon kaliber 6.35 mm voorzien van bodemstempel S&B 6.35Br voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Gevoerde verweren
Feit 2
De raadsman heeft ter zake van de poging tot verkrachting aangevoerd dat er sprake is geweest van vrijwillige terugtred van de zijde van de verdachte.
Het hof verwerpt dit verweer.
Uit de verklaringen van de aangeefster blijkt dat de verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij seks met haar wilde hebben. Vervolgens is zij in de slaapkamer door de verdachte vastgepakt en op het bed gegooid. De verdachte is boven op haar gaan zitten en heeft daarbij haar handen vastgehouden. Ook heeft hij aan haar haren getrokken en haar gezicht gelikt. Op enig moment heeft de verdachte de broek van de aangeefster uitgetrokken en haar string kapot getrokken. Hij zag toen het touwtje van een tampon zitten en zei tegen de aangeefster dat zij hem moest pijpen omdat zij ongesteld was, aldus de aangeefster.
Het hof is van oordeel dat een externe omstandigheid, te weten het feit dat de aangeefster ongesteld was, er voor heeft gezorgd dat de verdachte zijn pogingen om - onder dwang - gemeenschap met haar te hebben heeft gestaakt. In zo'n situatie kan niet gesteld worden dat er sprake is geweest van vrijwillige terugtred.
Feit 5
De raadsman heeft aangevoerd dat de doorzoeking in de woning van de moeder van de verdachte op 18 maart 2011 onrechtmatig is geweest, omdat de moeder de reikwijdte van de door haar gegeven toestemming niet heeft kunnen overzien.
Het hof verwerpt dit verweer.
Blijkens het proces-verbaal van de politie van 20 maart 2011 is de politie, naar aanleiding van de aanhouding van de verdachte, onder meer op verdenking van het voorhanden hebben van een vuurwapen, naar de woning gegaan waar hij met zijn moeder woont. De moeder heeft de verbalisanten toegang tot de woning verschaft en vervolgens toestemming gegeven de woning te doorzoeken. Op de vraag of zij wist of haar zoon in het bezit was van een vuurwapen en waar dit zich zou kunnen bevinden heeft ze laten zien waar het vuurwapen verstopt was en het vuurwapen aan de verbalisanten overhandigd, met een door haar gegeven toelichting. Gelet op de door de verbalisanten gerelateerde gang van zaken acht het hof het niet aannemelijk dat de moeder van de verdachte de reikwijdte van de door haar gegeven toestemming tot een doorzoeking van de woning niet zou hebben overzien.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
verkrachting.
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot verkrachting.
het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van voorarrest, met als bijzondere voorwaarden verplicht reclasseringscontact en contactverbod.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting door tongzoenen, poging tot verkrachting en mishandeling van [benadeelde partij], zijnde de ex-vriendin van de verdachte. Dit is gebeurd in de woning van het slachtoffer.
Met zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Hij heeft zijn eigen lust- en machtsgevoelens gesteld bovenhet belang van het slachtoffer en zich daarbij volstrekt niet bekommerd om haar gevoelens.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan de vrijheidsberoving van het slachtoffer. Hij heeft haar belet haar woning te verlaten teneinde haar kind van school te halen. Door aldus te handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en bewegingsvrijheid van het slachtoffer.
Voor het slachtoffer moeten de gebeurtenissen buitengewoon vernederend, kwetsend en beangstigend zijn geweest. Daarbij kan als feit van algemene bekendheid worden aangenomen, dat slachtoffers van dit soort delicten vaak langdurig te lijden hebben van de tengevolge van deze delicten opgelopen trauma's en de daardoor veroorzaakte emotionele schade, zoals ook blijkt uit de slachtofferverklaring en het verslag d.d. 16 september 2011 van de maatschappelijk werkster van het slachtoffer.
Daarnaast heeft de verdachte een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Tegen onbevoegd wapenbezit dient krachtig te worden opgetreden; het stijgend aantal slachtoffers van vuurwapengeweld in de samenleving en de (mede) daardoor veroorzaakte gevoelens van onveiligheid in de samenleving onderstrepen de noodzaak hiervan.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 juni 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Het opleggen van reclasseringscontact acht het hof niet geïndiceerd.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 5.500,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.500,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 1.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 maart 2011 tot aan de dag der algehele voldoening. Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 1.000,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 maart 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63, 242, 282 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [benadeelde partij].
Beveelt dat voormelde voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] terzake van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 maart 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 18 maart 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. S.A.J. van 't Hul,
mr. D. Jalink en mr. M.J.J. van den Honert, in bijzijn van de griffier M. van der Mark.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 juli 2012.
mr. M.J.J. van den Honert is buiten staat dit arrest te ondertekenen.