ECLI:NL:GHSGR:2012:BX4778

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.062.660/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. Lückers
  • A. Labohm
  • J. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding straatverbod en proceskostenveroordeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding waarin de man, appellant, zich verzet tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank te Rotterdam. Het vonnis, dat op 2 maart 2010 is gewezen, bevatte een straatverbod en een contactverbod voor de man ten aanzien van de vrouw, geïntimeerde. De voorzieningenrechter had bepaald dat de man zich gedurende één jaar niet binnen 250 meter van de woning van de vrouw mocht bevinden en dat hij geen contact met haar mocht opnemen, onder verbeurte van een dwangsom van € 250,- per overtreding, met een maximum van € 10.000,-. Daarnaast werd de man veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de vrouw, die in totaal € 1.105,48 bedroegen.

De man is in hoger beroep gekomen en heeft drie grieven aangevoerd. Hij vordert vernietiging van het bestreden vonnis en stelt dat de rechtbank ten onrechte het straat- en contactverbod heeft opgelegd. Het hof overweegt dat de aard van de spoedprocedure het mogelijk maakt dat processtukken in een laat stadium kunnen worden overgelegd, mits het beginsel van hoor en wederhoor wordt gerespecteerd. Het hof concludeert dat de eerste grief van de man faalt, omdat de rechtbank de man in de gelegenheid heeft gesteld te reageren op de door de vrouw ingebrachte stukken.

Wat betreft de tweede grief stelt het hof vast dat het straat- en contactverbod inmiddels is verstreken, maar dat de feiten en omstandigheden die door de vrouw zijn aangevoerd, voldoende onderbouwd zijn om het verbod te rechtvaardigen. De derde grief, die betrekking heeft op de proceskostenveroordeling, wordt eveneens verworpen. Het hof oordeelt dat de man terecht als de in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt en dat hij ook in hoger beroep in het ongelijk is gesteld. Het hof bekrachtigt daarom het bestreden vonnis en veroordeelt de man in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector civiel
Zaaknummer : 200.062.660/01
Zaak- rolnummer rechtbank : 343706/KG ZA 09-1252
arrest van de familiekamer d.d. 24 juli 2012
inzake
de man
wonende te Gemeente A,
appellant,
advocaat: mr. W.N. Sardjoe te Den Haag,
tegen
de vrouw
wonende te Gemeente B,
geïntimeerde,
advocaat: mr. P. van Baaren te Rotterdam
Het geding
Bij exploot van 26 maart 2010 is de man in hoger beroep gekomen van het vonnis van 2 maart 2010 door de voorzieningenrechter in de recht¬bank te Rotterdam tussen partijen gewezen.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in het be¬stre¬den vonnis heeft ver¬meld.
Bij memorie van grieven heeft de man drie grieven aangevoerd.
Bij memorie van antwoord heeft de vrouw de grie¬ven bestreden.
Partijen hebben arrest gevraagd en hun procesdossiers aan het hof overgelegd.
Beoordeling van het hoger beroep
1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht, gaat het hof uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten.
2. In het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter:
- de man verboden om met ingang van de dag na die van de betekening van het vonnis en vervolgens gedurende één jaar zich te bevinden in een straal van 250 meter van de woning van de vrouw aan de .. straat in de Gemeente B;
- de man verboden om met ingang van de dag na die van de betekening van het vonnis en vervolgens gedurende één jaar via de telefoon met de vrouw contact op te nemen, dan wel de vrouw berichten te sturen;
- bepaald dat de man ten titel van dwangsom aan de vrouw zal verbeuren een bedrag van € 250,- voor iedere overtreding van voormeld verboden, aan welke dwangsom een maximum wordt verbonden van € 10.000,-;
- de man veroordeeld in de proceskosten ten bedrage van € 1.105, 48 en € 65,50.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3. De man vordert in hoger beroep het bestreden vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende bij arrest uitvoerbaar bij voorraad de vordering van de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren, af te wijzen, dan wel ongegrond te verklaren, met veroordeling van de vrouw in de kosten van het geding in beide instanties;
4. De vrouw betwist de stellingen van de man, concludeert tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, kosten rechtens.
5. In de eerste grief stelt de man dat de rechtbank op de mondelinge behandeling van 27 januari 2010 partijen in de gelegenheid heeft gesteld alsnog stukken over te leggen ter onderbouwing van hun stellingen en hun standpunten nader aan te vullen.
6. Het hof overweegt als volgt. De aard van een spoedprocedure als de onderhavige brengt met zich mee dat nog in een vrij laat stadium van de procedure processtukken kunnen worden overgelegd. Wel dient het beginsel van hoor en wederhoor te worden gerespecteerd. De vrouw heeft daarbij aangevoerd pas vlak voor de zitting de verklaringen te hebben ontvangen. Nu de rechtbank de man in de gelegenheid heeft gesteld te reageren op de door de vrouw nog in het geding gebrachte stukken is het beginsel van hoor en wederhoor in acht genomen. Dit brengt met zich dat de eerste grief van de man faalt.
7. In de tweede grief grieft de man dat de rechtbank de man ten onrechte op straffe van een dwangsom een contact en straatverbod heeft opgelegd voor de duur van één jaar. Nu het straat en contactverbod is opgelegd voor de duur van één jaar na betekening van het vonnis, heeft de man geen belang meer bij deze grief nu deze termijn reeds in maart 2011 verstreken is. Voor het geval van enig belang nog sprake mocht zijn overweegt het hof dat het met de voorzieningenrechter van oordeel is dat de door de vrouw aangevoerde feiten en omstandigheden, ondersteund door de onherroepelijke veroordeling van de man ter zake mishandeling van de vrouw en de door haar overgelegde schriftelijke verklaringen voldoende aannemelijk maken dat de man de vrouw in de periode voorafgaand aan het kort geding stelselmatig heeft lastig gevallen. Ook de spoedeisendheid is met deze feiten en omstandigheden vast komen te staan. Hetgeen de man tegen de onderbouwde stellingen van de vrouw heeft aangevoerd, waarbij ter ondersteuning overzichten van telefonische contactgegevens zijn overgelegd, leidt niet tot een ander oordeel.
8. In de derde grief grieft de man tegen de proceskostenveroordeling. Hij voert aan rauwelijks te zijn gedagvaard, niet in aanmerking te komen voor gefinancierde rechtsbijstand en voert tevens aan dat de zaak in een relationele sfeer ligt. De vrouw voert aan dat de man de proceskostenveroordeling geheel en al aan zichzelf te wijten heeft. Het hof is van oordeel dat de voorzieningenrechter de man terecht als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten heeft veroordeeld. De man is immers na een veroordeling door de politierechter voor mishandeling van de vrouw de vrouw blijven lastig vallen
9. Nu de man ook in hoger beroep in het ongelijk is gesteld zal het hof de man ook veroordelen in de kosten van het hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
Bekrachtigt het bestreden vonnis;
Veroordeelt de man in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van de vrouw tot deze uitspraak begroot op € 1157:
€ 263 griffierecht;
€ 894 salaris advocaat
Te betalen aan de griffier van dit hof, die daarmee zal handelen conform art 243 RV
Dit arrest is gewezen door mrs. Lückers, Labohm en van Leuven en is uitgesproken ter openbare terechtzitti