GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 22 augustus 2012
Zaaknummer : 200.104.534/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 11-7463
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat eerst mr. drs. M.JG. Schroeder thans mr. drs. C.M. Schouten te ‘s-Gravenhage,
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M. Perfors te Leiden.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te ’s-Gravenhage,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 29 maart 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 30 december 2011 van de rechtbank ‘s-Gravenhage.
De moeder heeft op 22 mei 2012 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel, ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- op 12 april 2012 een brief van diezelfde datum met bijlagen.
De raad heeft bij brief van 6 april 2012 aan het hof laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
De zaak is op 11 juli 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
De hierna te noemen minderjarige [naam] is in raadkamer gehoord.
HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking en naar de beschikking van 28 maart 2008 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
Bij beschikking van 28 maart 2008 van de rechtbank ’s-Gravenhage is bepaald dat de vader de na te nomen minderjarige iedere zaterdag van 11.00 uur tot 20.00 uur bij zich zal hebben.
Bij bestreden beschikking is - met wijziging in zoverre van de beschikking van 28 maart 2008 van de rechtbank ‘s-Gravenhage - bepaald dat de minderjarige bij de vader zal zijn eenmaal per veertien dagen op zondag van 13.00 uur tot 19.00 uur, met uitzondering van de zondagen dat hij een orkestuitvoering heeft. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Zo staat vast dat de moeder alleen het gezag over de minderjarige heeft .
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil is de vaststelling van een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige [naam], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (verder: de minderjarige).
2. De vader verzoekt het beroep gegrond te verklaren, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende:
- het bij de rechtbank gedane verzoek van de moeder alsnog af te wijzen;
- een omgangsregeling gedurende de vakantietijd vast te stellen op basis van 50 procent;
- het welbevinden van de minderjarige te laten onderzoeken door een onafhankelijk deskundige.
Nu blijkt dat in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen van de met het gezag belaste moeder in strijd zijn met die van de minderjarige, verzoekt de vader het hof, in het belang van de minderjarige een bijzondere curator te benoemen op de voet van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek. Kosten rechtens.
2. De moeder verweert zich daartegen en verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad:
in principaal appel:
de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, althans zijn verzoeken af te wijzen;
in incidenteel appel:
de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de vader de omgang met de minderjarige te ontzeggen. Kosten rechtens.
3. De vader verzoekt primair de moeder in haar voor het eerst bij wege van incidenteel gedane verzoek niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair verzet hij zich daartegen.
4. De vader voert het volgende aan. De minderjarige is een getalenteerd violist en bezoekt de .. school. De minderjarige heeft een erg druk programma bestaande uit school en muziekstudie. Dit drukke programma behoeft echter een uitgebalanceerde omgang met de vader niet in de weg te staan. Het is de moeder die obstakels opwerpt om de omgang tussen de vader en de minderjarige te frustreren. Tevens maakt de vader zich zorgen over de muzikale begeleiding die door oma aan de minderjarige wordt geboden. De minderjarige wordt te hard gepusht en maakt een sombere indruk. De minderjarige wil graag contact met de vader hebben, maar wordt door de moeder beïnvloed, hetgeen heeft geleid tot zijn verklaring bij de rechtbank dat de minderjarige minder contact met de vader wil hebben. De rechtbank heeft teveel gewicht aan deze verklaring toegekend. De vader vreest dat de minderjarige zowel qua taken als emotioneel overbelast wordt. De vader verzoekt derhalve het welbevinden, zowel geestelijk als lichamelijk, van de minderjarige te laten onderzoeken door een onafhankelijk deskundige.
5. De moeder verweert zich daartegen als volgt. Partijen zijn uit elkaar gegaan toen de minderjarige vier jaar oud was. De omgang tussen de vader en de minderjarige is altijd grillig verlopen. De vader hield zich niet aan de tijden of zegde de omgang af. Van vakanties met de minderjarige is nooit sprake geweest. De minderjarige heeft een druk weekprogramma, maar kiest hier uitdrukkelijk zelf voor. De minderjarige is zeer gemotiveerd een excellent violist te worden. De schaarse vrije tijd die de minderjarige heeft wil hij zelf kunnen invullen. De minderjarige heeft geen behoefte aan een opgelegde omgangsregeling met zijn vader en heeft op dit moment zelfs helemaal geen behoefte meer aan contact met de vader. De minderjarige is boos op zijn vader en voelt zich door hem niet begrepen en erkend. De vader staat niet open voor de mening van de minderjarige en maakt de moeder en haar familie zwart, waardoor hij de minderjarige in een loyaliteitsconflict brengt. De omgang brengt een aanmerkelijke onrust voor de minderjarige mee. Er is geen aanleiding het welbevinden van de minderjarige te laten onderzoeken. Het gaat goed met de minderjarige en er zijn geen aanwijzigen die op het tegendeel wijzen.
6. Het hof overweegt als volgt. Ter zitting is gebleken dat de relatie tussen de ouders verstoord is en er sprake is van een wederzijds wantrouwen tussen de ouders. Tijdens het kinderverhoor heeft de minderjarige er blijk van gegeven zich op dit moment een omgangsregeling met de vader niet voor te kunnen stellen. Het hof acht het schadelijk voor de relatie tussen de minderjarige en de vader wanneer er op dit moment een gedwongen omgangsregeling wordt opgelegd. Het hof acht het van belang dat de ouders eerst trachten hun onderlinge geschillen te overbruggen en een normale verstandhouding op te bouwen. Indien de ouders in staat zijn elkaar te accepteren en te respecteren, zal bij de minderjarige het vertrouwen groeien in het (herstel van het) contact met de vader en kan de minderjarige zich in alle ontspannenheid en vrijheid aansluiten bij het herstellende contact tussen de ouders.
7. Ter zitting is met partijen overeengekomen dat een bijzondere curator zal worden benoemd die de opdracht zal krijgen partijen te begeleiden in hun poging om in het belang van de minderjarige een begin van een normale onderlinge verstandhouding op te bouwen. Het hof overweegt met betrekking tot de benoeming van een bijzondere curator in deze zaak het navolgende. De wetgever heeft bij de invoering van de Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding beoogd te bevorderen de bijzondere curator vaker te laten benoemen in scheidings- en omgangszaken. In de kamerstukken is het als volgt uiteengezet. De positie van het kind in de procedure dient te worden verbeterd indien het kind in een echtscheidingsprocedure onderwerp wordt van de strijd tussen zijn ouders. De bijzondere curator kan, zo stelt de wetgever, de ouders helpen om een ouderschapsplan op te stellen door het belang van het kind bij het ouderschapsplan te verwoorden. Het kind kan – in overeenstemming met zijn leeftijd en rijpheid, door de bijzondere curator ondersteund worden bij het voeren met gesprekken met zijn ouders over het ouderschapsplan. De wetgever acht het dan ook denkbaar dat een rechter een bijzondere curator benoemt. De bijzondere curator kan dan de stem van het kind naar voren brengen. Indien alle inspanningen niet tot een deugdelijk resultaat leiden, kan de bijzondere curator zo nodig vragen een regeling te treffen op grond van, in dit geval, artikel 1:253a BW (Kamerstukken II, vergaderjaar 2004-2005, 30 145, nr. 3, p. 7 , Memorie van Toelichting en Kamerstukken II, vergaderjaar 2006-2007, 30 145, nr. 6, p. 22, Nota naar aanleiding van het verslag). Het hof ziet in deze zaak, gelet in het bijzonder op de wijze waarop de minderjarige zich in het kinderverhoor heeft uitgesproken, aanleiding de minderjarige middels de bijzondere curator de gelegenheid te bieden zich jegens zijn ouders uit te spreken. Van daar uit kunnen de betrekkingen tussen de ouders wellicht tot rust worden gebracht en kan zicht komen op een door alle betrokkenen ondersteunde oplossing. Ingeval dat laatste nog niet haalbaar zou blijken zal de bijzondere curator zijn visie op het geschil aan het hof kenbaar kunnen maken.
8. Het hof zal derhalve een bijzondere curator benoemen. Mr G.E. van der Pols heeft zich bereid verklaard de taak van de bijzondere curator op zich te nemen.
9. Dit leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
benoemt tot bijzondere curator over de minderjarige [naam], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]:
Mr G.E. van der Pols,
kantoorhoudende te:
Boergoensevliet 168
3082 KX Rotterdam
tel. nr. 010-4281344;
bepaalt dat partijen het hof vóór na te melden pro formadatum berichten of een nadere mondelinge behandeling is gewenst of dat de zaak schriftelijk kan worden afgedaan;
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de omgang aan tot 27 oktober 2012 pro forma;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Leuven, Van Kempen, Linsen-Penning de Vries, bijgestaan door mr. Braat als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzit¬ting van 22 augustus 2012.