ECLI:NL:GHSGR:2012:BX6730

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-005198-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met zware mishandeling door het gooien van een hamer

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 6 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1990, werd beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling en het opzettelijk beschadigen van een auto. De feiten vonden plaats op 3 augustus 2011 te Alphen aan den Rijn, waar de verdachte dreigend een hamer in de richting van zijn neef gooide, terwijl deze zich in een auto bevond. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging, wat gevoelens van onveiligheid heeft opgeroepen bij zijn neef en omstanders. Daarnaast heeft hij de auto van zijn neef beschadigd door de hamer tegen de voorruit te gooien. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 20 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft de eerdere vrijspraak van de verdachte voor andere tenlasteleggingen bevestigd, maar heeft de strafmaat aangepast op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. S. Hartog-Zamani, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005198-11
Parketnummer: 09-607925-11
Datum uitspraak: 6 september 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 27 oktober 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1990,
[adres.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 23 augustus 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair en onder 3 primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 03 augustus 2011 te Alphen aan den Rijn althans te Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een hamer tegen de (ruit van de) auto van die [benadeelde partij] heeft gegooid terwijl die [benadeelde partij] zich (op dat moment) in de auto bevond, althans een hamer in de richting van [benadeelde partij] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 03 augustus 2011 te Alphen aan den Rijn [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een hamer tegen de (ruit van de) auto van die [benadeelde partij] heeft gegooid terwijl die [benadeelde partij] zich (op dat moment) in de auto bevond, althans een hamer in de richting van [benadeelde partij] heeft gegooid;
2:
hij op of omstreeks 03 augustus 2011 te Alphen aan den Rijn opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk een hamer tegen de (ruit van de) auto van die [benadeelde partij] te gooien (terwijl die [benadeelde partij] zich in de auto bevond);
3:
hij op of omstreeks 03 augustus 2011 te Alphen aan den Rijn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een aantal personen althans een persoon waaronder/althans aan (zijn neef) [benadeelde partij 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een hamer in de richting van die (zich in zijn (onmiddelijke) nabijheid bevindende) [benadeelde partij 2] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 03 augustus 2011 te Alphen aan den Rijn (zijn neef) [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een hamer in de richting van die (zich in zijn (onmiddelijke) nabijheid bevindende) [benadeelde partij 2] gegooid.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is gelet op de voorhanden bewijsmiddelen zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en onder 3 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. Subsidiair:
hij op 03 augustus 2011 te Alphen aan den Rijn [benadeelde partij] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een hamer in de richting van [benadeelde partij] gegooid;
2:
hij op 03 augustus 2011 te Alphen aan den Rijn opzettelijk en wederrechtelijk een auto, toebehorende aan [benadeelde partij], heeft beschadigd door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk een hamer tegen de ruit van de auto te gooien.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met zware mishandeling.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte van het onder 1 primair en onder 3 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en dat hij ter zake van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling, door dreigend een hamer in de richting van zijn neef te gooien. Ten tijde van het gooien van de hamer stonden nog meer mensen in de buurt die getuige zijn geweest van het gedrag van de verdachte. Door zijn handelen heeft de verdachte gevoelens van onveiligheid opgeroepen bij zijn neef en de buurt.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de beschadiging van een auto doordat de hamer die de verdachte in de richting van zijn neef gooide terecht is gekomen op de voorruit van die auto.
Het hof is - alles overwegende - mede gelet op de generale en speciale preventie dan ook van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt en om verdachte het verwerpelijke van zijn handelen in te scherpen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren werkstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar, mr. A.J.M. Kaptein en mr. P.J. Wurzer, in bijzijn van de griffier mr. S. Hartog-Zamani.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 september 2012.
Mr. A.J.M. Kaptein en mr. P.J. Wurzer zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.