ECLI:NL:GHSGR:2012:BX6832

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-005852-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van de verdachte over het voorhanden hebben van bankpassen van een ander en de bewijsvoering van opzetheling

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 2 augustus 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in Frankrijk in 1969 en thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voor het voorhanden hebben van bankpassen die niet op zijn naam stonden, terwijl hij wist dat deze door misdrijf waren verkregen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 november 2011 ABN Amro bankpassen op naam van een benadeelde partij voorhanden had, samen met een bedrag van € 260,- in bankbiljetten en een flipperkaart. De verdachte werd aangehouden omdat hij geen geldig legitimatiebewijs kon tonen. Tijdens zijn aanhouding werden de bankpassen aangetroffen in de cel waar hij was geplaatst. Het hof oordeelde dat de verdachte leugenachtig had verklaard over het bezit van de bankpassen en dat hij wist dat deze afkomstig waren van een misdrijf. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de andere tenlastegelegde feiten, maar heeft hem wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voor opzetheling. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om het vonnis te vernietigen en een hogere straf op te leggen, toegewezen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005825-11
Parketnummer: 09-901012-11
Datum uitspraak: 2 augustus 2012
VERSTEK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 23 november 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Frankrijk) op [geboorteplaats] 1969,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 19 juli 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest.
Ten aanzien van het in beslag genomen geld en de bankpassen en credit card van ABM Amro is de teruggave aan de rechthebbende gelast. Ten aanzien van de in beslag genomen flipperkaart is gelast dat deze zal worden onttrokken aan het verkeer.
Voorts is de gevangenhouding van de verdachte bevolen (apart geminuteerd).
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 november 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een tas (met inhoud, waaronder bankpassen, een telefoon, een rijbewijs en een ID-kaart) en/of een fiets en/of huissleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door de deur van die woning te openen met enig niet tot opening van het slot van die deur bestemd werktuig (stuk plastic/flipperen) en/of die woning is/zijn binnengegaan;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 november 2011 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, bankpassen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die bankpassen wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 05 november 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (meermalen) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een geldautomaat (telkens) heeft weggenomen een geldbedrag (een totaalbedrag van 840 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of de ABN AMRO, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of (telkens) de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door (telkens) gebruik te maken van een niet op naam van verdachte en/of zijn mededaders staande bankpas(sen) en/of pincode(s).
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraken
Het hof heeft met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, vastgesteld dat de verdachte op 5 november 2011 ABN Amro bankpassen op naam van [benadeelde partij 1] voorhanden heeft gehad en dat bij de insluitingsfouillering van de verdachte bankbiljetten met een totaalbedrag van € 260,- zijn aangetroffen, alsmede een plastic kaartje waarover ambtshalve bekend is dat deze kaartjes worden gebruikt om sloten van toegangsdeuren open te 'flipperen'. Bij de diefstal van de goederen toebehorende aan [benadeelde partij 1] uit diens woning aan de [adres] te 's-Gravenhage zijn echter, nadat aldaar door een medewerker van de Forensische Opsporing sporenonderzoek is verricht, geen sporen veiliggesteld. Ook overigens is niet komen vast te staan dat de verdachte als (mede)dader betrokken is geweest bij die woninginbraak.
Het hof heeft voorts ter zake van het onder 2 ten laste gelegde vastgesteld dat uit de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gekomen dat het niet de verdachte, maar een andere persoon is geweest die op 5 november 2011 met de bankpassen op naam van [benadeelde partij 1] geld uit een geldautomaat heeft weggenomen. Dat de verdachte uren nadien tezamen met die persoon is aangetroffen en bedoelde bankpassen voorhanden had, is naar het oordeel van het hof onvoldoende bewijs voor de vaststelling dat de verdachte als (mede)dader bij genoemde diefstal betrokken is geweest.
Derhalve is het hof - anders dan de advocaat-generaal - van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte van deze feiten behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 05 november 2011 te 's-Gravenhage, bankpassen voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die bankpassen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
Het hof heeft aan de hand van het proces-verbaal van aanhouding d.d. 5 november 2011 vastgesteld dat de verdachte op 5 november 2011 terzake het niet kunnen tonen van een geldig legitimatiebewijs is aangehouden en overgebracht naar het politiebureau voor de voorgeleiding bij een hulpofficier van justitie. Aan het bureau gekomen is de verdachte in een ophoudcel geplaatst ter afwachting van zijn voorgeleiding. De cel werd, voordat de verdachte hierin geplaatst werd, door de dienstdoende verbalisant nagekeken en deze bleek leeg te zijn. De verbalisant heeft aan de verdachte medegedeeld dat er geen spullen van andere personen in de ophoudcel liggen en dat als er spullen gevonden zouden worden, deze van hem zouden moeten zijn. De verdachte heeft de cel ook bekeken en tegenover de verbalisant verklaard: "Er liggen geen achtergebleven spullen in de cel". Vervolgens werd de verdachte gedurende 40 seconden in deze cel opgehouden. Bij het uit de cel halen van de verdachte bleken er op de grond in de cel drie ABN Amro bankpassen te liggen op naam van [benadeelde partij 1]. De verdachte heeft hieromtrent verklaard dat die passen niet van hem zijn en dat de passen er al lagen.
Op grond hiervan acht het hof bewezen dat de verdachte de ABN Amro bankpassen op naam van [benadeelde partij 1] op
5 november 2011 voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft zich in de ophoudcel op het politiebureau van de ABN Amro passen willen ontdoen.
Door eerst te verklaren dat er geen spullen zijn achtergebleven in de cel en vervolgens dat de bankpassen al in de cel lagen, heeft de verdachte voorts leugenachtig verklaard en zodoende getracht te bemantelen dat hij zich van de bankpassen heeft willen ontdoen. Aldus acht het hof bewezen dat de verdachte bij het voorhanden krijgen van de niet op zijn naam staande passen wist dat deze van enig misdrijf -naar uit de aangifte is gebleken van diefstal- afkomstig waren.
Enige andere verklaring voor het bezit van bankpassen op andermans naam, waarom een dergelijk bezit schreeuwt, is door de verdachte niet gegeven.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Opzetheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft niet op zijn naam staande bankpassen voorhanden gehad terwijl hij wist dat deze door misdrijf waren verkregen. Aldus heeft de verdachte indirect inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander en bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 juli 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder ook voor vermogensdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals het gold ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. C.M. le Clercq-Meijer,
mr. A.A. Schuering en mr. T.E. van der Spoel, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 augustus 2012.