ECLI:NL:GHSGR:2012:BX6853

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-005380-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met brandstichting van medewerkers Sociale Zaken en Werkgelegenheid te Rotterdam

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 29 augustus 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van bedreiging met brandstichting van drie medewerkers van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SoZaWe) te Rotterdam. De feiten dateren van 25 mei 2010, toen de verdachte het gebouw van SoZaWe binnenging met twee aan elkaar getapete plastic flessen en een aansteker. Hij dreigde de boel in brand te steken, wat leidde tot gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, hoewel hij het wederrechtelijke van zijn handelen inzag, niet volledig in staat was om zijn wil in vrijheid te bepalen, wat leidde tot de conclusie dat hij enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarbij het vonnis van de rechtbank werd vernietigd. De verdachte was eerder onherroepelijk veroordeeld voor andere strafbare feiten, maar niet voor geweldsdelicten. De strafmaat is bepaald op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd, die een gevangenisstraf had geëist van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. Het hof heeft echter besloten tot een kortere onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest.

De uitspraak benadrukt de ernst van bedreiging met brandstichting, vooral in een openbare instelling, en de impact die dergelijke gedragingen hebben op de slachtoffers. Het hof heeft de gedragingen van de verdachte als zodanig gekwalificeerd dat deze redelijke vrees voor de slachtoffers konden opwekken, wat essentieel was voor de bewezenverklaring van de bedreiging.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005380-11
Parketnummer: 10-741187-10
Datum uitspraak: 29 augustus 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 4 november 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1960,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de laatste terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 15 augustus 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde vrijgesproken.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 mei 2010 te Rotterdam ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een gebouw (waarin de publieke instelling Sociale Zaken en Werkgelegenheid is gevestigd) gelegen aan de Librijesteeg 4, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar te duchten was, met dat opzet in twee, althans één, plastic fles(sen) met daarin de brandbare vloeistof(fen) ethanol en/of lampenolie, althans een brandbare vloeistof, heeft geknepen, waardoor die brandbare vloeistof uit die fles(sen) is gespoten en/of (vervolgens) een brandende aansteker, althans open vuur, op korte afstand van die brandbare vloeistof heeft gebracht, terwijl hij, verdachte, zich in dat gebouw bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 25 mei 2010 te Rotterdam meermalen, althans eenmaal, [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of één of meer onbekend gebleven personen die zich bevonden in een gebouw (waarin de publieke instelling Sociale Zaken en Werkgelegenheid is gevestigd) gelegen aan de Librijesteeg heeft bedreigd met brandstichting, immers heeft verdachte meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk voornoemde perso(o)n(en) dreigend de woorden toegevoegd:"ik steek de boel in brand" en/of "ik ga dat kankergebouw in brand steken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak feit 1
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 mei 2010 te Rotterdam [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] die zich bevonden in een gebouw (waarin de publieke instelling Sociale Zaken en Werkgelegenheid is gevestigd) gelegen aan de Librijesteeg heeft bedreigd met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde personen dreigend de woorden toegevoegd: "Ik steek de boel in brand", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe aangevoerd - kort samengevat - dat de bedreiging niet onder zodanige omstandigheden is gedaan dat bij de betrokkenen redelijke vrees kon ontstaan dat de verdachte daadwerkelijk het gebouw waarin de betrokkenen zich bevonden in brand zou steken. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte op 25 mei 2010 in Rotterdam het gebouw waarin de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid is gevestigd is binnengegaan met in zijn ene hand twee aan elkaar getapete plastic flessen - die, naar later bleek, gevuld waren met lampolie respectievelijk Bio-ethanol - en in zijn andere hand een aansteker. Vervolgens heeft de verdachte gezegd: "Ik steek de boel in brand", of woorden van gelijke strekking. Doordat de verdachte in de flessen kneep, kwam er vloeistof uit de flessen. De verdachte heeft daarbij ook zijn aansteker doen ontbranden, waardoor deze een open vlam gaf.
Voornoemde gedragingen van de verdachte zijn naar het oordeel van het hof van dien aard en onder zulke omstandigheden gedaan dat deze in het algemeen de redelijke vrees dat de verdachte daadwerkelijk het gebouw waarin de betrokkenen zich bevonden in brand zou steken, kon opwekken. Aldus dienen deze gedragingen, zeker ook in onderlinge samenhang bezien als bedreiging te worden gekwalificeerd.
Dat niet uit alle zich in het dossier bevindende verklaringen van de bedreigden expliciet blijkt dat de bedreiging op hen een zodanige indruk heeft gemaakt dat er ook daadwerkelijk vrees bij hen is opgewekt maakt het voorgaande niet anders nu het ontstaan van daadwerkelijke vrees volgens vaste jurisprudentie voor de bewezenverklaring van bedreiging geen noodzakelijk vereiste is. Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met brandstichting.
Strafbaarheid van de verdachte
Het hof heeft acht geslagen op het de verdachte betreffende rapport van dr. A. van der Donk, gz-psycholoog, d.d. 30 juli 2010. Uit dat rapport blijkt dat er bij de verdachte sprake is van alcoholafhankelijkheid, antisociale persoonlijkheidstrekken, tekorten in de frustratietolerantie en beperkingen in de impulscontrole. Dat was ook zo ten tijde van het ten laste gelegde en dat beïnvloedde deels de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde. De verdachte heeft het wederrechtelijke van zijn handelen ingezien, maar is niet geheel in staat is geweest, in vergelijking tot de gemiddelde normale mens, zijn wil in vrijheid te bepalen. De psycholoog adviseert het hof de verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Het hof neemt voormelde conclusie over en maakt deze tot de zijne. Het hof is van oordeel dat het bewezen verklaarde feit aan de verdachte in enigszins verminderde mate kan worden toegerekend.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde en dat de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan alsook op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een drietal medewerkers van de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SoZaWe) te Rotterdam omdat - zo blijkt uit zijn verklaring - hij zijn klantmanager van SoZaWe niet te spreken kreeg. De verdachte is het gebouw waarin de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid is gevestigd binnengegaan met in zijn ene hand twee aan elkaar getapete plastic flessen en in zijn andere hand een aansteker en heeft daarbij gezegd dat hij 'de boel' in brand zou steken, of woorden van gelijke strekking. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan. Een dergelijk misdrijf veroorzaakt veelal gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers. Dit klemt te meer nu betrokkenen werkzaam waren bij een openbare dienst. Niet kan worden aanvaard dat personen door middel van bedreiging proberen bepaalde zaken bij dergelijke instellingen gedaan te krijgen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 31 juli 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, niet zijnde geweldsdelicten.
Het hof heeft bij de bepaling van de strafmaat tevens de conclusie van de psycholoog betrokken.
Alles overwegende is het hof van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. T.E. van der Spoel,
mr. R.C. Langeler en mr. A. Kuijer, in bijzijn van de griffier mr. H. Biemond.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 augustus 2012.
Mr. T.E. van der Spoel is buiten staat dit arrest te ondertekenen.