ECLI:NL:GHSGR:2012:BX6858

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-004554-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot inbraak in container aan boord van een schip met onrechtmatige bewijsverkrijging

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 27 augustus 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht. De verdachte is beschuldigd van een poging tot inbraak in een container aan boord van een schip, waarbij hij op 6 september 2011 in Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening goederen heeft willen stelen. De verdachte is aangehouden in een garagebox, waar de politie onrechtmatig is binnengetreden, wat heeft geleid tot een schending van zijn huisrecht. Het hof heeft vastgesteld dat het bewijsmateriaal dat tegen de verdachte is gebruikt, onrechtmatig is verkregen, waardoor belangrijke rechtsbeginselen zijn geschonden. Dit leidde tot de uitsluiting van het bewijsmateriaal en de vrijspraak van het eerste ten laste gelegde feit. Het hof heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tweede feit, namelijk de poging tot diefstal, en heeft hem daarvoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis is afgewezen, omdat de opgelegde straf in samenhang met het voorarrest van de verdachte als voldoende werd beschouwd. Het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004554-11
Parketnummers: 11-860548-11 en 11-860011-10 (TUL)
Datum uitspraak: 27 augustus 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht van 21 september 2011 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1980,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 13 augustus 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder het 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is een beslissing genomen ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 september 2011 te Dordrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een container (op het schip M.T.S. Vega) heeft weggenomen een of meerdere do(os)(zen) Cup-a-Soup en/of pak(ken) koffie en/of fles(jes) bier en/of een accuboormachine (merk Hitachi, inclusief een extra accu en/of lader) en/of een gereedschapskist (merk Makita) inhoudende: een accuboormachine en/of een (extra) accu en/of oplader, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 06 september 2011 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een container (op het schip de Biesbosch) weg te nemen etenswaren en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan de [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die container te verschaffen en/of die weg te nemen etenswaren en/of goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met dat oogmerk (het hangslot van) die container heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Blijkens het proces verbaal van aanhouding d.d. 9 september 2011, PL1810 2011691582-2, hebben de opsporingsambtenaren [opsproringsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] de verdachte aangehouden in een garagebox. Daar hebben zij de verdachte aangetroffen, liggend op een matras. De verdachte heeft hen gezegd dat hij het huis uit was, zijn spullen had meegenomen en die nacht in de garagebox had geslapen. Door de opsporingsambtenaren is tevens een tas aangetroffen waarin blijkens mededeling van de verdachte zijn kleding zat. Vervolgens hebben de opsporingsambtenaren de garagebox doorzocht en hebben zij voorwerpen aangetroffen waarvan enige bij het onder 1 ten laste gelegde misdrijf waren ontvreemd. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte desgevraagd verklaard dat hij in de garagebox sliep en daar al een tijdje verbleef.
Naar het oordeel van het hof dient de garagebox, nu deze gelet op het voorgaande een ruimte betrof waar zich daadwerkelijk het privé-huiselijk leven van de verdachte afspeelde, te worden aangemerkt als woning in de zin van de Algemene wet op het binnentreden (Awbi).
Niet is gebleken dat de verdachte toestemming heeft gegeven zijn woning binnen te treden. Volgens artikel 2, eerste lid van de Awbi, is voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner een schriftelijke machtiging vereist, behalve "indien ter voorkoming of bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen terstond in de woning moet worden binnengetreden" (artikel 2, lid 3 Awbi). Het hof constateert dat zich in het dossier geen schriftelijke machtiging tot binnentreden bevindt, terwijl het dossier naar 's hofs oordeel ook geen aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat ten tijde van het binnentreden sprake was van "ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen".
Het hof stelt gelet op het voorgaande vast dat de politie onrechtmatig in de woning van de verdachte is binnengetreden en hiermee zijn huisrecht heeft geschonden. Derhalve is sprake van een (onherstelbaar) vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Nu naar 's hofs oordeel het bewijsmateriaal ter zake feit 1 door het verzuim is verkregen en door de onrechtmatige bewijsgaring belangrijke rechtsbeginselen in aanzienlijke mate zijn geschonden, zal het hof overgaan tot uitsluiting van het door het verzuim verkregen bewijsmateriaal, alsmede al hetgeen als vrucht daarvan kan worden beschouwd.
Gelet op het vorenstaande ontbreekt het bewijs dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, zodat het hof hem daarvan zal vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 06 september 2011 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een container op het schip [benadeelde partij 2] weg te nemen etenswaren en/of goederen, toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot die container te verschaffen door middel van verbreking, met dat oogmerk het hangslot van die container heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep dient te worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een container aan boord van een schip. Een dergelijk feit brengt doorgaans naast financiële schade ook overlast voor de slachtoffers met zich. Derhalve dient hiertegen strafrechtelijk te worden opgetreden.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 augustus 2012, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter te Dordrecht van 26 maart 2010 onder parketnummer 11-860011-10 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met bevel dat een gedeelte van die gevangenisstraf, groot twee maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. De vordering is derhalve gegrond.
Naar het oordeel van het hof zijn er gelet op de duur van de in de onderhavige strafzaak op te leggen straf, bezien in samenhang met de tijd die de verdachte in de onderhavige zaak reeds in voorarrest heeft doorgebracht, evenwel geen termen aanwezig voor toewijzing van die vordering. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Dordrecht van 14 september 2011, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Dordrecht van 26 maart 2010, parketnummer 11-860011-10, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Dit arrest is gewezen door mr. G.P.A. Aler, mr. R.M. Bouritius en mr. M. Moussault, in bijzijn van de griffier mr. M.Th.A. de Ridder.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 augustus 2012.
Mr. R.M. Bouritius is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.