ECLI:NL:GHSGR:2012:BX6863

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-001914-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige nicht

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 5 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Dordrecht. De verdachte, geboren in 1974, is beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met zijn nicht, die op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De feiten vonden plaats tussen 1 januari 2004 en 2 mei 2008 in Numansdorp en Strijen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere ontuchtige handelingen, waaronder seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en een gevangenisstraf van 18 maanden. De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat het onmogelijk was dat de verdachte op 19 juli 2007 gemeenschap heeft gehad met het slachtoffer, maar het hof heeft deze verklaring verworpen. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer van € 5.610,00, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen en de verdachte verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001914-11
Parketnummer: 11-500067-09
Datum uitspraak: 5 september 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Dordrecht van 7 april 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1974,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 18 april 2012 en 22 augustus 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij
in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 2 mei 2008 te Numansdorp, gemeente Cromstrijen, en/of Strijen, in elk geval in Nederland met [benadeelde partij] (geboren op [geboortejaar] 1993), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij],
hebbende verdachte;
-die [benadeelde partij] meerdere malen, althans eenmaal over de rug en/of de bil(len) en/of over de borst(en) en/of over de vagina, althans in elk geval over het lichaam gestreeld en/of gewreven en/of
-die [benadeelde partij] ge(tong)zoend en/of
-zich door die [benadeelde partij] laten pijpen en/of
-die [benadeelde partij] gebeft/gelikt (na)bij de vagina en/of -die [benadeelde partij] gevingerd in en/of (na)bij de vagina en/of
-zijn, verdachtes, (stijve) penis in de vagina van die
[benadeelde partij] gebracht en/of gehouden;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
in of omstreeks de periode van 1 januari 2004 tot en met 2 mei 2008 te Numansdorp, gemeente Cromstrijen, en/of Strijen, in elk geval in Nederland met [benadeelde partij] (geboren op [geboortejaar] 1993),
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
hebbende hij, verdachte;
-die [benadeelde partij] meerdere malen, althans eenmaal over de rug en/of de bil(len) en/of over de borst(en) en/of over de vagina, althans in elk geval over het lichaam gestreeld en/of gewreven en/of
-die [benadeelde partij] gezoend en/of
-zich door die [benadeelde partij] laten pijpen en/of
-die [benadeelde partij] gelikt (na)bij de vagina en/of
-de blote vagina van die [benadeelde partij] heeft betast althans aangeraakt.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Verzoek tot het benoemen van een getuige-deskundige en waardering van de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster
Bij pleidooi heeft de raadsman aanhouding van de behandeling van de zaak verzocht, teneinde een getuige-deskundige te benoemen die over de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster kan rapporteren.
Het hof wijst het verzoek tot het benoemen van een getuige-deskundige af. Ook op de zitting van 18 april 2012 deed de raadsman dit verzoek, met eenzelfde onderbouwing als hierboven vermeld. Desgevraagd heeft de raadsman op de zitting van 18 april 2012 aangegeven zeker niet afwijzend te staan tegenover het eventueel horen ter terechtzitting in hoger beroep van aangeefster. De verdediging zou alsdan in de gelegenheid zijn om aangeefster vragen te stellen. Het hof heeft op 18 april 2012 vooralsnog geen aanleiding gezien een deskundige te benoemen. Ter terechtzitting van 22 augustus 2012 is aangeefster zeer uitgebreid als getuige gehoord en is de verdediging ook in de gelegenheid gesteld om vragen aan haar te stellen, van welke gelegenheid de verdediging ook gebruik heeft gemaakt. Het hof heeft zich ter terechtzitting van 22 augustus 2012 zelfstandig een oordeel kunnen vormen omtrent de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster. Naar aanleiding van dit getuigenverhoor zijn er geen -nadere- omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan het hof aanleiding ziet om een getuige-deskundige te benoemen.
Het hof is van oordeel dat de verklaringen van aangeefster, die bevestiging vinden in andere bewijsmiddelen, betrouwbaar zijn en tot het bewijs gebezigd kunnen worden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van [geboortejaar] 2005 tot en met 2 mei 2008 te Numansdorp, gemeente Cromstrijen, en Strijen, met [benadeelde partij] (geboren op [geboortejaar] 1993), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij], hebben de verdachte;
-die [benadeelde partij] meerdere malen, over de rug en de billen en over de borsten en over de vagina, gestreeld en/of gewreven en
-die [benadeelde partij] ge(tong)zoend en
-zich door die [benadeelde partij] laten pijpen en
-die [benadeelde partij] gebeft/gelikt (na)bij de vagina en -die [benadeelde partij] gevingerd in en/of (na)bij de vagina en/of
-zijn, verdachtes, stijve penis in de vagina van die
[benadeelde partij] gebracht en gehouden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsverweer ten aanzien van de verklaring van aangeefster dat zij op 19 juli 2007 gemeenschap heeft gehad met de verdachte
De raadsman heeft namens de verdachte bij pleidooi -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat het - gelet op het door hem ter terechtzitting van 22 augustus 2012 overgelegde tijdschema - onmogelijk is geweest dat de verdachte op 19 juli 2007 gemeenschap zou hebben gehad met aangeefster.
Voorts heeft de raadsman, ter onderbouwing van dit standpunt, gewezen op de verklaring van de getuige [getuige].
Het hof overweegt hiertoe het navolgende.
In het door de raadsman overgelegde schema is vermeld dat de verdachte op 19 juli 2007 om 11.22 uur zou zijn geflitst bij hectometerpaal 20.5.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 22 augustus 2012 is [getuige] als getuige gehoord. Deze getuige heeft -zakelijk weergegeven- verklaard dat hij op donderdag 19 juli 2007 rond de koffiepauze van 10.00 uur een werkoverleg had met de verdachte in 's-Gravendeel. Daarna zouden hij en de verdachte samen in één auto naar een nieuw project in Barendrecht rijden. De verdachte moest echter eerst nog langs zijn huis in Numansdorp waardoor de getuige met zijn eigen auto vanuit 's-Gravendeel is vertrokken om naar Barendrecht te gaan en de verdachte met zijn eigen auto uit 's-Gravendeel is vertrokken. Tegen 12.00 uur ontmoette de getuige de verdachte in Barendrecht, aldus de getuige.
Het hof stelt vast dat de getuige geen exacte tijdstippen kon noemen: de getuige kon alleen aangeven dat er zoals gebruikelijk iedere donderdag rond 10.00 uur een werkoverleg met de verdachte was in 's-Gravendeel, en dat er op 19 juli 2007 om 12.00 uur een overleg was met de verdachte in Barendrecht. De getuige verklaarde voorts dat hij naar aanleiding van het verzoek van de verdachte -verdachte deed hem dit verzoek omstreeks april 2012- om als getuige een verklaring af te leggen zijn agenda had geraadpleegd, maar dat daarin geen tijdstippen stonden vermeld.
Ook indien er van uitgegaan wordt dat de verdachte (ook) op 19 juli 2007 om 11.22 uur is geflitst -blijkens proces-verbaal bevindingen is de auto van de verdachte alleen op 12 juli 2007 geflitst- dan nog is het niet onmogelijk dat er sprake is geweest van gemeenschap tussen de verdachte en aangeefster op 19 juli 2007 in Numansdorp. Het precieze tijdstip waarop de verdachte die ochtend weer naar zijn huis in Numansdorp is gereden staat niet vast en is evenmin aannemelijk geworden. De afstanden tussen voornoemde plaatsen zijn niet groot. Het is derhalve zeer wel mogelijk dat de verdachte in de loop van de ochtend met aangeefster in zijn huis in Numansdorp is geweest, waarna hij naar zijn afspraak in Barendrecht is gegaan.
In dit verband verdient voorts opmerking dat aangeefster uitdrukkelijk heeft verklaard dat de verdachte die dag zijn werk had onderbroken voor hun samenzijn op 19 juli 2007 en dat hij maar kort de tijd had. Voorts vindt de verklaring van aangeefster bevestiging in de politieverklaring d.d. 31 oktober 2008 van de vriendin van aangeefster, [getuige 2]. De vriendin heeft, onder vermelding van eveneens door aangeefster genoemde details, verklaard dat zij van aangeefster heeft gehoord dat de verdachte en aangeefster op een donderdag, ongeveer een week na de bruiloft van de verdachte op 7 juli 2007, korte tijd naar het woonhuis van de verdachte zijn gegaan en daar gemeenschap hebben gehad in de middagpauze van de verdachte. Op die bewuste dag heeft [getuige 2] aangeefster zowel daarvoor als daarna gesproken.
Het hof verwerpt het verweer.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het primair bewezen verklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft, mede gelet op zijn uit het leeftijdsverschil voortvloeiende overwicht, door het verrichten van ontuchtige handelingen zeer ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het nog jonge slachtoffer. De verdachte heeft zijn eigen lustgevoelens laten prevaleren boven de gevoelens en het welzijn van het slachtoffer. Bovendien heeft hij het vertrouwen dat het slachtoffer in hem had - de verdachte was de oom van het slachtoffer en hij wist dat zij verliefd op hem was - op zeer grove wijze geschonden. Het is een feit van algemene bekendheid dat jeugdige slachtoffers van seksueel misbruik nog zeer lang de psychische gevolgen ondervinden van hetgeen hen is aangedaan. In deze zaak is zulks ook gebleken. Aangeefster is al zeer langdurig in behandeling voor de psychische gevolgen van het seksueel misbruik.
Het hof is van oordeel dat - gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten - een gevangenisstraf als door de rechtbank opgelegd in beginsel passend is.
Echter, gelet op de omstandigheden dat de verdachte in 2009 11 dagen heeft vastgezeten, de voorlopige hechtenis van de verdachte toen is opgeheven, de verdachte is ontslagen door zijn werkgever en thans weer een andere vaste baan heeft gevonden, alsmede gelet op het tijdsverloop in de onderhavige zaak sedert de bewezen verklaarde feiten hebben plaatsgevonden (meer dan vier jaren), acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet langer passend en geboden.
Voorts heeft het hof bij de hierna op te leggen straf rekening gehouden met het gegeven dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 augustus 2012 niet eerder veroordeeld is voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden schade als gevolg van het aan de verdachte primair ten laste gelegde tot een bedrag van € 5.610,00, bestaande uit € 610,00 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag van € 5.610,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde. Deze vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 mei 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat eveneens aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 2 mei 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 5.610,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c en 22d, zoals zij heden gelden, en de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderd veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderd twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren werkstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 5.610,00 (vijfduizend zeshonderd tien euro) bestaande uit € 610,00 (zeshonderd tien euro) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], een bedrag te betalen van € 5.610,00 (vijfduizend zeshonderd tien euro) bestaande uit € 610,00 (zeshonderd tien euro) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 63 (drieënzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2008 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser,
mr. I.P.A. van Engelen en mr. P.H. Holthuis, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 september 2012.
Mr. P.H. Holthuis is buiten staat dit arrest te ondertekenen.