ECLI:NL:GHSGR:2012:BY0168

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.105.724-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Haan-Boerdijk
  • A. van Leuven
  • J. van der Linden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 3 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing van een minderjarige. De grootmoeder van de minderjarige had verzocht om de bestreden beschikking van de kinderrechter te vernietigen en de minderjarige bij haar te plaatsen in het kader van een netwerkplaatsing. De grootmoeder betwistte niet de noodzaak van de uithuisplaatsing, maar stelde dat zij in staat was om voor de minderjarige te zorgen. De kinderrechter had eerder een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van de minderjarige in een pleegzorgvoorziening, die uitvoerbaar bij voorraad was verklaard.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 juli 2012 waren de grootmoeder, de advocaat van de moeder en een vertegenwoordiger van Jeugdzorg aanwezig. De grootmoeder voerde aan dat zij de minderjarige al eerder had opgevangen en dat de minderjarige beter af zou zijn bij haar, gezien de hechting tussen hen. Jeugdzorg daarentegen stelde dat de grootmoeder niet geschikt was als netwerkpleegmoeder, en dat de minderjarige beter af was in een neutraal pleeggezin waar zij de ruimte kreeg om zich te ontwikkelen en contact met haar moeder te onderhouden.

Het hof overwoog dat de grootmoeder in haar beroepschrift niet had aangevoerd dat er geen noodzaak was voor de uithuisplaatsing. Het hof kon daarom niet verder ingaan op de vraag of de minderjarige bij de grootmoeder geplaatst kon worden. Gelet op de omstandigheden en de argumenten van Jeugdzorg, besloot het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en het verzoek van de grootmoeder af te wijzen. De beslissing werd genomen door de rechters M. de Haan-Boerdijk, A. van Leuven en J. van der Linden, met mr. Evertsen als griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 3 oktober 2012
Zaaknummer : 200.105.724/01
Rekestnummer rechtbank : JE RK 11-3640
[de grootmoeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de grootmoeder,
advocaat mr. G.R. Stolk te Rotterdam,
tegen
Stichting Bureau Jeugdzorg Stadsregio Rotterdam te Rotterdam,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[de moeder],
wonende op een bij Jeugdzorg bekend adres,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.A. Bos te Dordrecht.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De grootmoeder is op 23 april 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 23 januari 2012 van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam.
Jeugdzorg heeft op 21 mei 2012 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de grootmoeder:
- op 3 mei 2012 een brief van 2 mei 2012 met bijlagen;
- op 16 juli 2012 een faxbericht van diezelfde datum met bijlagen.
De raad heeft bij brief van 10 mei 2012 zijn rapport van 4 mei 2011 aan het hof overgelegd. Bij brief van 19 juni 2012 heeft de raad aan het hof laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
De zaak is op 18 juli 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de grootmoeder;
- de advocaat van de moeder;
- mevrouw A.W. Cullens namens Jeugdzorg.
Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.
De advocaat van de grootmoeder is – nu hij niet ter zitting is verschenen en de grootmoeder te kennen heeft gegeven bijstand van haar advocaat wil hebben – in de gelegenheid gesteld om een aanvullend geschrift in te dienen, waarop de moeder en Jeugdzorg nog mogen reageren.
De advocaat van de grootmoeder heeft bij brief van 31 juli 2012 een aanvullend geschrift ingediend.
De advocaat van de moeder heeft hierop bij faxbericht van 6 augustus 2012 gereageerd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij beschikking van 5 augustus 2011 van de rechtbank Rotterdam is de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] (verder: de minderjarige) onder toezicht gesteld voor de duur van één jaar en is machtiging verleend tot het doen opnemen en verblijven van de minderjarige in een vorm van pleegzorg tot 6 juli 2012. Deze machtiging is niet binnen drie maanden ten uitvoer gelegd en derhalve van rechtswege vervallen.
Bij de bestreden beschikking is met ingang van 23 januari 2012 een machtiging verleend tot plaatsing van de minderjarige in een voorziening voor pleegzorg tot 5 augustus 2012. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een voorziening voor pleegzorg in de periode van 23 januari 2012 tot 5 augustus 2012.
2. De grootmoeder verzoekt de beslissing van de rechtbank te herzien (het hof leest: de bestreden beschikking te vernietigen) met dien verstande dat het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot plaatsing gedurende dag en nacht in een voorziening voor pleegzorg alsnog wordt afgewezen en dat de minderjarige in haar gezin kan worden opgenomen als netwerkplaatsing.
3. Jeugdzorg bestrijdt het beroep en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en mitsdien het verzoek in hoger beroep, strekkende tot vernietiging van die beschikking, af te wijzen.
4. De grootmoeder verzet zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de plaatsing in een voorziening voor pleegzorg noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige en voert daartoe - kort weergegeven - het volgende aan. De grootmoeder heeft haar hele leven ingericht om de belangen van de minderjarige zo goed mogelijk te waarborgen. Omdat de moeder niet voor de minderjarige kon zorgen heeft de minderjarige in de periode van februari 2010 tot eind januari 2012 bij de grootmoeder gewoond. De grootmoeder staat open voor elke vorm van steun en begeleiding en hoopt dat de moeder (haar enige dochter) een keer van haar verslavingsproblematiek af komt en dat de minderjarige weer bij haar moeder kan gaan wonen. De grootmoeder stelt dat haar mate van geschiktheid om de minderjarige te verzorgen en op te voeden onvoldoende is onderzocht. Het feit dat de minderjarige sinds de uithuisplaatsing in een zeer kort tijdsbestek een paar keer is overgeplaatst is volgens de grootmoeder allerminst als rustig en stabiel te kwalificeren. Volgens haar is de minderjarige dan ook – mede vanwege het feit dat de minderjarige en zij erg aan elkaar gehecht zijn geraakt – beter af bij haar.
5. Jeugdzorg is van mening dat de grootmoeder zich in het verleden heeft ingezet om de minderjarige zo goed mogelijk op te vangen in haar gezin. Desondanks is de grootmoeder – na onderzoek door de raad en Flexus Jeugdplein – in verband met zorgen over haar opvoedingsvaardigheden niet geschikt geacht als netwerkpleegmoeder voor de minderjarige. Verder stelt Jeugdzorg dat plaatsing van de minderjarige in een neutraal pleeggezin noodzakelijk is, zodat rust en duidelijkheid weerkeert en er gewerkt kan worden aan de opbouw van contacten met de moeder. Inmiddels heeft de minderjarige een stabiele plek bij een perspectief biedend pleeggezin, waarin zij de ruimte krijgt om zich verder te ontplooien, waarbij haar ontwikkeling gestimuleerd wordt en waarbij ruimte is om contact met haar moeder en haar grootmoeder te onderhouden, aldus Jeugdzorg.
6. De advocaat van de moeder heeft ter zitting verklaard zich aan te sluiten bij het standpunt van Jeugdzorg. De minderjarige wordt goed opgevangen in het pleeggezin en de moeder heeft weer contact met minderjarige. Verder ontwikkelt de minderjarige zich goed in het pleeggezin. De moeder ziet niets in een terugplaatsing van de minderjarige bij de grootmoeder. Volgens de moeder kan de grootmoeder geen goede opvoedingssituatie aan de minderjarige bieden. Verder is de moeder van mening dat de grootmoeder niet voor langere tijd voor de minderjarige kan zorgen. De grootmoeder is vaak ziek en heeft geen hulp, terwijl de minderjarige kwetsbaar is en veel ondersteuning nodig heeft.
7. Het hof overweegt als volgt De grootmoeder heeft een appelschrift ingediend bij het hof waarin zij verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, te bepalen dat de minderjarige in haar gezin kan worden opgenomen in het kader van netwerkplaatsing. Het hof heeft er ter zitting op gewezen dat het door de grootmoeder beoogde (rechts)gevolg van haar hoger beroep, namelijk dat de minderjarige bij haar worden geplaatst, niet een gevolg is dat bij gegrondverklaring van haar beroep kan intreden. Voorts heeft de grootmoeder in haar beroepschrift niet aangevoerd dat er geen noodzaak aanwezig is de minderjarige uit huis geplaatst te houden, dat wil zeggen niet bij de moeder terug te plaatsen. Nu de grootmoeder dienaangaande geen grieven heeft aangevoerd, kan het hof dit punt niet nader onderzoeken. Uit de schriftelijke reactie van de grootmoeder na de mondelinge behandeling blijkt overigens dat de grootmoeder van mening is dat de minderjarige op dit moment niet aan de moeder kan worden toevertrouwd. Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
8. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. De Haan-Boerdijk, Van Leuven en Van der Linden, bijgestaan door mr. Evertsen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 oktober 2012.