GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 26 september 2012
Zaaknummer : 200.104.649/01
Rekestnr. rechtbank : F1 RK 11-182
[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. G.A. Soebhag te Rotterdam,
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J.J.A. Bosch te Rotterdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 2 april 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 30 september 2011 van de rechtbank Rotterdam, aan de man betekend op 6 januari 2012.
De vrouw heeft op 30 mei 2012 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- op 2 april 2012 een brief van diezelfde datum met bijlage;
- op 27 april 2012 een brief van 26 april 2012 met bijlagen.
De zaak is op 13 juli 2012 mondeling behandeld. Ter zitting zijn verschenen: de man, bijgestaan door zijn advocaat. De vrouw en haar advocaat zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is voor zover van belang de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is de verdeling van de gemeenschap vastgesteld als volgt:
aan de man is toebedeeld:
- de inboedel van de echtelijke woning;
- de personenauto Mercedes Diesel 190 met kenteken [X];
- de vrachtauto DAF 2500 met kenteken [Y];
onder de verplichting om volledig voor zijn rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen het flexibel krediet met kredietnummer [Z] van ongeveer € 26.784,12.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de verdeling van de huwelijksgemeenschap.
2. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen, naar het hof begrijpt voor zover het de vastgestelde verdeling van de huwelijksgemeenschap betreft, en, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de gemeenschappelijke schuld ter zake het flexibel krediet met nummer [Z] van circa € 26.784,12 ten minste voor de helft aan de vrouw wordt toebedeeld, althans een door het hof in alle redelijkheid vast te stellen bedrag.
3. De vrouw bestrijdt het beroep van de man en verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het beroep van de man af te wijzen.
4. De man stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte de gehele gemeenschappelijke schuld in de vorm van het flexibel krediet met nummer [Z] van ongeveer € 26.784,12 aan hem heeft toebedeeld. De man betoogt dat, nu dit krediet een gemeenschappelijke schuld betreft die in de huwelijksgemeenschap valt, de vrouw voor de helft van die schuld aansprakelijk is. Dat hij de inboedel van de echtelijke woning, de personenauto met kenteken [X] en de vrachtauto met kenteken [Y] toebedeeld heeft gekregen, doet daar volgens de man niet aan af, nu de totale waarde daarvan slechts enkele duizenden euro’s bedraagt..
5. De vrouw stelt dat de man aansprakelijk is voor de gehele schuld, nu de gelden daarvan alleen aan hem te goede zijn gekomen. Bovendien, zo stelt de vrouw, zijn de personenauto en vrachtauto van aanzienlijke waarde, welke waarde met behulp van een erkende taxateur kan worden vastgesteld.
6. Het hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:99 lid 1 aanhef en onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), zoals dat voor 1 januari 2012 van toepassing was, wordt de gemeenschap van rechtswege ontbonden door het eindigen van het huwelijk. Ingevolge artikel 1:149 lid 1 aanhef en onder c BW eindigt het huwelijk door echtscheiding, overeenkomstig de bepalingen van de tweede afdeling van titel 9.
7. Ingevolge artikel 1:163 lid 1 BW komt de echtscheiding tot stand door de inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand. Gelet hierop wordt de gemeenschap ook op dat moment ontbonden. De sponswerking van de huwelijksgoederengemeenschap blijft bestaan tot aan het moment van de ontbinding van deze gemeenschap.
8. Nu de echtscheidingsbeschikking nog niet is ingeschreven, althans daarvan is het hof niet gebleken, is de tussen partijen bestaande huwelijksgemeenschap nog niet ontbonden. De omvang van de te verdelen gemeenschap was ten tijde van de mondelinge behandeling nog niet vast te stellen. Ook over de waarde van de auto`s kon ter zitting geen enkele relevante informatie worden verstrekt.
9. Ten overvloede overweegt het hof dat schulden niet kunnen worden toegedeeld aan een echtgenoot, aangezien voor schuldoverneming de medewerking noodzakelijk is van de crediteur. Indien een schuld is ontstaan ten tijde van de huwelijksgoederengemeenschap is de hoofdregel dat in beginsel beide echtgenoten draagplichtig zijn voor de gemeenschapsschuld. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. De stelling van de vrouw dat de man aansprakelijk is voor de betreffende geldlening, aangezien de gelden aan hem zijn toegekomen, treft geen doel. De gelden uit hoofde van de geldlening zijn ten goede gekomen aan de huwelijksgemeenschap van partijen. Uit deze gelden zijn de auto`s gekocht, waarmee de huwelijksgemeenschap eveneens is gebaat.
10. Het vorenstaande brengt met zich dat het hof de bestreden beschikking voor wat betreft de vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap zal vernietigen en in zoverre het inleidend verzoek ter zake de verdeling zal afwijzen.
11. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het de vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap betreft en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het inleidende verzoek van de vrouw tot vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Lückers en Mertens-de Jong, bijgestaan door mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 september 2012.