ECLI:NL:GHSGR:2012:BY1907

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-002524-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van rozen door verdachte en medeverdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 1 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1954, werd beschuldigd van diefstal van een aantal rozen, gepleegd op 22 juli 2010 te Boskoop, samen met zijn neef. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, en de vordering van de benadeelde partij werd afgewezen. Het hof overwoog dat de verdachte, door zijn auto te stoppen en te wachten tot zijn neef met de rozen weer instapte, willens en wetens de kans had aanvaard dat zijn neef de rozen zou stelen, wat leidde tot de conclusie van medeplegen. De verdachte was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meegewogen werd in de strafmotivering. De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte geen kosten had gemaakt ter verdediging tegen deze vordering. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de taakstraf voorwaardelijk oplegde voor een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002524-11
Parketnummers: 09-187763-10 en 09-753685-07 (TUL)
Datum uitspraak: 1 oktober 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 17 mei 2011 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1954,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 17 september 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis. Voorts zijn er beslissingen genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij en de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 juli 2010 te Boskoop tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal bloemen (rozen) en/of planten (rozen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 juli 2010 te Boskoop tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal bloemen (rozen) en/of planten (rozen),geheel toebehorende aan [benadeelde partij]
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep van 17 september 2012 heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat - kort gezegd - de verdachte van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu er geen sprake is geweest van medeplegen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte vooraf niet op de hoogte was van het voornemen van zijn neef de rozen te stelen, aangezien zij hier niet over hadden gesproken voordat de verdachte de auto stopte. De verdachte raakte pas op de hoogte van de diefstal op het moment dat zijn neef met de bos rozen weer in zijn auto stapte en zij samen wegreden, zodat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte op de diefstal en de deelneming ontbreekt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep van 17 september 2012 gaat het hof uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
Blijkens de politieverklaring van de verdachte d.d. 23 juli 2010 was hij op 22 juli 2010 samen met zijn neef een stukje gaan rijden in zijn auto. Toen zij in Boskoop rozenstruiken langs de weg zagen staan, vroeg zijn neef hem om de auto even te stoppen. Nadat de verdachte zijn auto langs de kant van de weg had gezet, stapte zijn neef uit en plukte hij een aantal rozen. Vervolgens stapte zijn neef met deze bos rozen weer in de auto van de verdachte en reden zij samen weg.
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden kan het hof het handelen van de verdachte niet anders begrijpen dan dat hij en zijn neef daar met de auto zijn gestopt omwille van de rozen, die zij eerder langs de kant van de weg hebben zien staan. Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn neef, toen deze aan de verdachte zei dat hij de auto moest stoppen, rozen zou stelen, zodat de verdachte, door de auto te stoppen en te wachten tot zijn neef weer was ingestapt en samen weg te rijden waarbij de neef de rozen op zijn schoot had, mede (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de diefstal van de rozen. Aldus is er naar het oordeel van het hof sprake van medeplegen van diefstal. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze samen met zijn neef schuldig gemaakt aan het plegen van een diefstal van een aantal rozen. De verdachte en zijn mededader hebben zich daarbij kennelijk uitsluitend laten leiden door hun eigen financieel gewin en aldus handelende blijk gegeven van een miskenning van het eigendomsrecht van anderen.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 september 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 406,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 80,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Nu de vordering van de benadeelde partij reeds in de zaak tegen de medeverdachte is toegewezen, acht het hof het niet langer noodzakelijk de vordering eveneens in deze zaak toe te wijzen. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve - conform de vordering van de
advocaat-generaal - worden afgewezen.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 1 juli 2008 onder parketnummer 09-753685-07 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
Naar het oordeel van het hof zijn er evenwel geen termen aanwezig voor toewijzing van die vordering. De vordering zal dan ook - conform het standpunt van de
advocaat-generaal - worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c en 22d, zoals zij heden gelden, en op de artikelen 14a, 14b, 14c en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot schadevergoeding af.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te 's-Gravenhage van 17 mei 2011, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 1 juli 2008, parketnummer 09-753685-07, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.C.M. Bruinsma,
mr. S.A.J. van 't Hul en mr. H.A. van Brummen, in bijzijn van de griffier mr. V.C. Kool.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 oktober 2012.
Mr. H.A. van Brummen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.