Rolnummer: 22-003381-11
Parketnummer: 09-757061-11
Datum uitspraak: 19 september 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 juli 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1956,
thans gedetineerd in PI Noord Holland Noord, Amerswiel te Heerhugowaard.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 9 mei 2012 en 5 september 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het primair, eerste cumulatief/alternatief, ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het primair, tweede cumulatief/alter-natief, ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achtenveertig maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij en is een schadever-goedingsmaatregel opgelegd als vermeld in het vonnis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is - na wijzigingen van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een horloge (Omega type DeVille) en/of een of meer (gouden) ring(en) en/of
9300 euro, in elk geval een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- plakken van tape over de mond en/of om het hoofd van die [benadeelde partij] en/of
- vastbinden van de voeten;
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], in elk geval een of meer anderen op of omstreeks
1 januari 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening hebben/heeft weggenomen een horloge (Omega type DeVille) en/of een of meer (gouden) ring(en) en/of 9300 euro, in elk geval een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of die (mede)dader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- plakken van tape over de mond en/of om het hoofd van die [benadeelde partij] en/of
- vastbinden van de voeten,
welk feit verdachte opzettelijk heeft uitgelokt door in of omstreeks de periode van 1 december 2010 tot en met 1 januari 2011 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, met dat opzet inlichtingen te verstrekken over de aanwezigheid van geld in de woning van die [benadeelde partij] en/of de wijze en/of het (geschikte) moment waarop dat geld van die [benadeelde partij] kon worden afgenomen;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [verdachte], in elk geval een of meer anderen op of omstreeks 1 januari 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening hebben/heeft weggenomen een horloge (Omega type DeVille) en/of een of meer (gouden) ring(en) en/of 9300 euro, in elk geval een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of die (mede)dader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- plakken van tape over de mond en/of om het hoofd van die [benadeelde partij] en/of
- vastbinden van de voeten,
bij/tot het plegen van welk feit verdachte op een (of meer) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 december 2010 tot en met 1 januari 2011 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door inlichtingen te verstrekken over de aanwezigheid van geld in de woning van die [benadeelde partij] en/of de wijze en/of het (geschikte) moment waarop dat geld van die [benadeelde partij] kon worden afgenomen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair, eerste cumulatief/alternatief, is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan -overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal- behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair, tweede cumulatief/alternatief, ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], op of omstreeks 1 januari 2011 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening hebben weggenomen een horloge (Omega type DeVille) en een gouden ring en een geldbedrag toebehorende aan [benadeelde partij], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken , welk geweld bestond uit het:
- plakken van tape over de mond en om het hoofd van die [benadeelde partij] en
- vastbinden van de voeten,
welk feit verdachte opzettelijk heeft uitgelokt door in of omstreeks de periode van 1 december 2010 tot en met 1 januari 2011 te 's-Gravenhage, met dat opzet inlichtingen te verstrekken over de aanwezigheid van geld in de woning van die [benadeelde partij] en de wijze en het (geschikte) moment waarop dat geld van die [benadeelde partij] kon worden afgenomen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw - overeenkomstig haar pleitnota en hier kort en zakelijk weergegeven - bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken aangezien alle door de medeverdachte [medeverdachte 1] afgelegde verklaringen als onbetrouwbaar van het bewijs moeten worden uitgesloten. Indien dit standpunt niet wordt gevolgd, dan moeten in elk geval de voor de verdachte belastende verklaringen (de "oude" verklaringen) die [medeverdachte 1] heeft afgelegd van het bewijs worden uitgesloten nu deze verklaringen niet betrouwbaar zijn.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft geconstateerd dat [medeverdachte 1] gedurende het onderzoek van de politie en het onderzoek ter terecht-zitting, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, wisselende verklaringen heeft afgelegd over zijn eigen rol bij de overval op [benadeelde partij], alsmede over de rol daarbij van de verdachte. Deze constatering leidt het hof evenwel niet tot de conclusie dat de verklaringen van [medeverdachte 1], meer in het bijzonder zijn verklaringen bij de politie en de rechter-commissaris (de "oude" verklaringen), van het bewijs moeten worden uitgesloten.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [medeverdachte 1] niet overtuigend kunnen uitleggen waarom hij bij de politie en de rechter-commissaris, in strijd met de waarheid, belastend heeft verklaard over de rol van de verdachte.
Het hof acht de verklaringen van [medeverdachte 1] bij de politie en de rechter-commissaris betrouwbaar, nu deze wat betreft de voorbereiding van de overval en/of de overval zelf en/of hetgeen zich kort daarna heeft afgespeeld, op wezenlijke onderdelen worden ondersteund door de verklaringen van de dochter van de verdachte ([getuige 1]), medeverdachte [medeverdachte 3] en diens vriendin [getuige 2], de vader van [medeverdachte 1] en de broer van [medeverdachte 3].
Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep - en ook niet bij eerdere gelegenheden - geen aannemelijke verklaring kunnen geven voor het veelvuldig telefonisch contact tussen haar en [medeverdachte 1] op 2 januari 2011 tussen 01.57 uur en 04.56 uur. Dat [medeverdachte 1] haar gedurende zo lange tijd en veelvuldig heeft gebeld om te vertellen dat hij de verdachte niet kon komen ophalen (pleitnota, p. 6) acht het hof onaannemelijk.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
De raadsvrouw heeft voorts als verweer opgeworpen dat van uitlokking geen sprake kan zijn omdat:
a. [medeverdachte 1] wellicht het plan voor de overval reeds had;
b. niet vastgesteld kan worden dat de verdachte met de informatie tot de overval heeft willen aanzetten;
c. [medeverdachte 1] de bewuste informatie reeds had.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De door [medeverdachte 1] afgelegde verklaringen bij de politie en de rechter-commissaris geven geen enkel aanknopingspunt voor de veronderstelling dat [medeverdachte 1] zelf reeds het plan voor de overval had. Ook elders in het dossier is daarvoor geen aanknopingspunt te vinden.
Uit de verklaringen van [medeverdachte 1] kan worden begrepen dat de verdachte met de gegeven informatie [medeverdachte 1] heeft willen bewegen tot het plegen van de overval.
Ook de stelling dat [medeverdachte 1] al van de aanwezigheid van het geld in de woning van [benadeelde partij] en het geschikte moment om dat geld af te nemen op de hoogte was, vindt geen steun in het dossier.
Het hof verwerpt ook dit verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het primair, tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk uitlokken van diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair, tweede cumulatief/alternatief, ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achtenveertig maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van € 11.350,- en oplegging van een schadevergoedings-maatregel als vermeld in de vordering.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan uitlokking van een overval in de woning van haar toenmalige werkgever. De verdachte heeft de toenmalige partner van haar dochter op de hoogte gebracht van de omstandigheid dat haar werkgever veel geld in zijn woning had en de verdachte heeft voorts verteld op welke wijze en op welk moment de overval kon worden gepleegd.
Hierbij hebben de mededaders van de verdachte geweld tegen het slachtoffer gebruikt.
Deze gebeurtenis is door het slachtoffer als zeer bedreigend ervaren. De verdachte en haar mededaders hebben zich bij hun handelen enkel laten leiden door de zucht naar geldelijk gewin en volstrekt geen oog gehad voor de mogelijke gevolgen voor het slachtoffer, die mocht verwachten in zijn eigen woning veilig te zijn.
Voorts overweegt het hof dat dit soort ernstige feiten doorgaans tevens angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid in de maatschappij teweeg brengt, hetgeen het hof de verdachte aanrekent.
In het voordeel van de verdachte heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 12.350,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg gevorderde bedrag van € 12.350,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 11.350,-, en niet-ontvankelijkverklaring voor het overige, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij genoegzaam heeft aangetoond dat tot een bedrag van € 11.350,- materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag -hoofdelijk- worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 11.350,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair, eerste cumulatief/alternatief, ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair, tweede cumulatief/alternatief, ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf, rekening houdend met de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] terzake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van € 11.350,00 (elfduizend driehonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte voorts de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde partij], een bedrag te betalen van € 11.350,00 (elfduizend driehonderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 91 (eenennegentig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat daarmee haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee haar verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door
mr. L.F. Gerretsen-Visser, mr. W.P.C.M. Bruinsma en
mr. I.P.A. van Engelen,
in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 september 2012.