ECLI:NL:GHSGR:2012:BY1963

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-002011-10
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot invoer van cocaïne vanuit Suriname naar Nederland

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 4 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in Suriname in 1968, werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot invoer van cocaïne. De verdachte en zijn medeverdachten hebben zich schuldig gemaakt aan het organiseren van de invoer van cocaïne vanuit Suriname naar Nederland. Dit omvatte het benaderen van medeverdachten, het regelen van paspoorten en vliegtickets, en het geven van instructies over het smokkelen van de drugs. De verdachte heeft de medeverdachten gehuisvest en hen naar Schiphol gebracht voor hun vlucht naar Suriname. De invoer van de cocaïne is uiteindelijk niet gelukt, maar het hof oordeelde dat dit te wijten was aan omstandigheden buiten de wil van de verdachte. Het hof achtte de verdachte schuldig aan de poging tot invoer van cocaïne en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van 24 maanden. Het hof weigerde het verweer van de raadsman dat de verdachte niet voldoende betrokken was bij de uitvoering van het misdrijf, en oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. De uitspraak benadrukt de ernst van de poging tot invoer van drugs en de bijbehorende risico's voor de gezondheid en de samenleving.

Uitspraak

rolnummer 22-002011-10
parketnummer 09-754191-09
datum uitspraak 4 oktober 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 18 maart 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op
[geboortejaar] 1968,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
[adres in het buitenland]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 24 maart 2011, 11 augustus 2011, 26 april 2012 en 20 september 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering - ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2009 tot en met 28 augustus 2009 te Schiedam en/of Leiden en/of Maassluis en/of Schiphol en/of elders in Nederland en/of te Suriname, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem en/of zijn medeverdachten voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen en/of vervoeren van een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een of meer hoeveelheden van (een) materia(a)l(en) bevattende (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
- [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] benaderd om vanuit Suriname cocaïne naar Nederland te vervoeren, en/of
- [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] een betaling in het vooruitzicht gesteld voor het smokkelen van cocaïne vanuit Suriname naar Nederland, en/of
- voor [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] een paspoort/paspoorten en/of visum/visa aangevraagd en/of betaald, en/of
- voor [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] vliegtickets geboekt en/of betaald, en/of
- [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (in afwachting van hun vlucht naar Suriname) gehuisvest, en/of
- [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] gebracht naar Schiphol, en/of
- [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (in afwachting van de retourvlucht naar Nederland) gehuisvest in Suriname, en/of
- aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] instructies gegeven over en/of die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ingelicht over de wijze waarop die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] die drugs zouden vervoeren en/of hoe die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] zich moesten gedragen tijdens dit vervoer en/of bij de douane,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2009 tot en met 28 augustus 2009 te Schiedam en/of Leiden en/of Maassluis en/of Schiphol en/of elders in Nederland en/of te Suriname tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, in elk geval een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn, en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of of een ander gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s), opzettelijk
- [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] benaderd om vanuit Suriname cocaïne naar Nederland te vervoeren, en/of
- [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] een betaling in het vooruitzicht gesteld voor het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne, en/of
- voor [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (een) paspoort(en) en/of een visum/visa aangevraagd en/of betaald, en/of
- voor [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] vliegtickets geboekt en/of betaald, en/of
- [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (in afwachting van hun vlucht naar Suriname) gehuisvest, en/of
- [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] (in afwachting van hun retourvlucht naar Nederland) gehuisvest in Suriname, en/of
- aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] instructies gegeven over en/of die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ingelicht over de wijze waarop die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] die drugs zouden vervoeren en/of hoe die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] zich moesten gedragen tijdens dit vervoer en/of bij de douane, en/of
- een of meer paspoorten (van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]), en/of een of meer vliegtickets (voor [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]), en/of een of meer woningen (voor de tijdelijke huisvesting van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]), en/of een of meer hoeveelhe(i)den geld (bestemd voor [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]), en/of een of meer telefoons voorhanden gehad.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 juli 2009 tot en met 28 augustus 2009 te Schiedam en Leiden en Schiphol en elders in Nederland en te Suriname, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door hem en zijn medeverdachten voorgenomen misdrijf om opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland te brengen een hoeveelheid cocaïne,
- [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft benaderd om vanuit Suriname cocaïne naar Nederland te vervoeren, en
- [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een betaling in het vooruitzicht heeft gesteld voor het smokkelen van cocaïne vanuit Suriname naar Nederland, en
- voor [medeverdachte 1] een paspoort en voor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] visa heeft aangevraagd en betaald, en
- voor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vliegtickets heeft geboekt en betaald, en
- [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in afwachting van hun vlucht naar Suriname heeft gehuisvest, en
- [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft gebracht naar Schiphol, en
- [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (in afwachting van de retourvlucht naar Nederland) heeft gehuisvest in Suriname, en
- aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] instructies heeft gegeven en die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft ingelicht over de wijze waarop die [medeverdachte 1] en
[medeverdachte 2] die drugs zouden vervoeren en hoe die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich moesten gedragen tijdens dit vervoer en bij de douane,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Namens de verdachte is overeenkomstig de overgelegde en aan het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 september 2012 gehechte pleitaantekeningen bepleit dat de verdachte van het hem primair en subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
In de kern weergegeven heeft de raadsman daartoe het volgende aangevoerd:
- De verklaringen van de getuigen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn - om redenen als nader in de pleitaantekeningen omschreven - onvoldoende betrouwbaar om voor het bewijs te kunnen worden gebezigd;
- De enkele omstandigheid dat de verdachte ten behoeve van de getuigen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vliegtickets bij een reisbureau heeft besteld, is onvoldoende om een - voor een strafbare poging vereist - begin van uitvoering tot het invoeren van drugs aan te nemen;
- Op grond van de zich in het dossier bevindende stukken kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof is - in overeenstemming met het standpunt van de raadsman - van oordeel dat de rol van de getuigen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de onderhavige zaak noopt tot het betrachten van de nodige behoedzaamheid bij het bezigen van hun verklaringen voor het bewijs.
Het hof stelt vast dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zowel tegenover de politie als ten overstaan van de rechter-commissaris in hoofdlijnen gelijkluidende en consistente verklaringen hebben afgelegd, waarbij zij ook zichzelf - in strafrechtelijke zin - hebben belast. Beide getuigen hebben op 26 april 2012 ten overstaan van de raadsheer-commissaris verklaard dat eerder door hen afgelegde verklaringen juist zijn. Bovendien vinden de verklaringen van de getuigen steun in getapte telefoongesprekken, alsmede in de verklaring van de getuige [getuige].
Het hof is dan ook - evenals de rechtbank - van oordeel dat de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] - ondanks hun rol in de onderhavige zaak - voldoende betrouwbaar zijn en mitsdien voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
Voor zover die verklaringen discrepanties bevatten, zijn die naar het oordeel van het hof niet van dien aard dat zij afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van de voor het bewijs gebezigde verklaringen.
Op grond van de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], in samenhang bezien met de voor het bewijs gebezigde getapte telefoongesprekken, kan ten aanzien van de verdachte en diens medeverdachten het volgende worden vastgesteld.
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn door de medeverdachte Ledes benaderd met het verzoek om cocaïne vanuit Suriname naar Nederland te vervoeren. Voor het vervoeren van de cocaïne heeft zowel de verdachte als de medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een betaling in het vooruitzicht gesteld. Omdat [medeverdachte 1] niet in het bezit was van een paspoort heeft de medeverdachte via een spoedprocedure een paspoort voor haar geregeld en betaald.
De medeverdachte Boschman heeft [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] opgehaald bij Station Leiden Centraal en hen naar een woning in Schiedam gebracht, alwaar zij in afwachting van hun vlucht naar Suriname zouden verblijven. Tijdens de rit naar die woning heeft de medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] instructies gegeven over hoe zij zich bij de douane moesten gedragen. Voorts heeft hij hun verteld dat de drugs in koffers met dubbele bodem zouden worden gesmokkeld.
In de woning in Schiedam heeft de verdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] nogmaals uitgelegd wat de bedoeling was, namelijk dat zij in Suriname andere koffers zouden krijgen met een dubbele bodem die niet door de douane zou worden ontdekt. De verdachte heeft de visa voor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] geregeld en bij Erco reizen tickets voor hen geboekt en betaald.
Op 15 augustus 2009 heeft de verdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar Schiphol gebracht en hen geholpen bij het inchecken. Eenmaal aangekomen in Suriname zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] opgevangen door familieleden van de verdachte. Vervolgens zijn zij door diezelfde familieleden naar een woning gebracht, alwaar zij tot aan hun retourvlucht naar Nederland hebben verbleven.
Op 28 augustus 2009 zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar Nederland teruggevlogen. Bij aankomst op Schiphol stond de verdachte hen op te wachten.
Vanaf het moment dat de verdachte en zijn medeverdachten er achter waren gekomen dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] door tussenkomst van de Nederlandse ambassade naar Nederland waren teruggekeerd, hebben zij onderling veelvuldig telefonisch contact gehad.
Uit die telefoongesprekken, waarin veelal van versluierd taalgebruik sprake is, kan worden afgeleid dat zowel de verdachte als de medeverdachten ervan op de hoogte waren dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] onverrichter zake uit Suriname waren teruggekeerd. Nadat [medeverdachte 2] uit Suriname was teruggekeerd, heeft zij zelf telefonisch contact met de verdachte opgenomen, omdat zij volgens eigen zeggen "veel had uit te leggen".
Op grond van de hierboven staande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, acht het hof bewezen dat er tussen de verdachte en de medeverdachten sprake was van een - voor medeplegen als bedoeld in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht vereiste - nauwe en bewuste samenwerking die was gericht op het invoeren van cocaïne vanuit Suriname in Nederland.
Dat die invoer geen doorgang heeft gevonden, is slechts aan omstandigheden buiten verdachtes wil te danken geweest. Op grond van de zich in het dossier bevindende verklaringen kan immers worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich op advies van de mentor van [medeverdachte 1], die op de hoogte was van het feit dat [medeverdachte 1] in Suriname was om van daaruit drugs naar Nederland te vervoeren, bij de Nederlandse Ambassade hebben gemeld, waarna zij door ambtenaren van de Surinaamse recherche zijn opgehaald.
Van vrijwillige terugtred door de verdachte is geen sprake; het verweer van de raadsman op dit punt snijdt geen hout.
De raadsman heeft betoogd dat ten aanzien van de verdachte uitsluitend bewezen kan worden verklaard dat hij tickets voor de reis naar Suriname heeft geboekt en betaald. Die enkele omstandigheid is in de visie van de raadsman onvoldoende om een - voor een strafbare poging vereist - begin van uitvoering tot het invoeren van drugs aan te nemen.
Nu het hof wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte als medepleger bij alle bewezen verklaarde handelingen - die in onderlinge samenhang bezien een begin van uitvoering als bedoeld in artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht vormen - betrokken is geweest, mist het betoog van de raadsman feitelijke grondslag en dient het te worden verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte en zijn mededaders hebben zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan een poging tot invoer van cocaïne. Dat die invoer geen doorgang heeft gevonden, is slechts aan omstandigheden buiten verdachtes wil te danken geweest. Dit is een ernstig feit, waarbij de verdachte en zijn mededaders geen oog hebben gehad voor de gezondheidsrisico's verbonden aan het - op invoer logischerwijs te volgen- gebruik van cocaïne en voor de daarmee gepaard gaande criminaliteit en zich kennelijk uitsluitend hebben laten leiden door hun zucht naar financieel gewin.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
De raadsman heeft verzocht om teruggave aan de verdachte van de bij diens aanhouding in beslag genomen voorwerpen, te weten een geldbedrag en mobiele telefoons.
Het is het hof niet gebleken dat de door de raadsman genoemde voorwerpen in het kader van het Wetboek van Strafvordering in beslag zijn genomen. Het hof ziet dan ook geen aanleiding op het verzoek van de raadsman te beslissen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 45 en 47 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. A.A. Schuering,
mr. C.M. le Clercq-Meijer en mr. H.C. Wiersinga, in bijzijn van de griffier mr. G. Schmidt-Fries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 oktober 2012.