ECLI:NL:GHSGR:2012:BY1987

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-006098-11
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging binnen het gezin met een mes

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 17 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in Turkije in 1976, werd beschuldigd van mishandeling en bedreiging van zijn echtgenote en stiefzoon. De mishandeling vond plaats op 13 december 2009 in Leiderdorp, waar de verdachte zijn echtgenote heeft geduwd, bij de keel heeft vastgepakt en haar pijn heeft gedaan. Daarnaast heeft hij haar bedreigd met een mes, waarbij hij dreigende woorden heeft geuit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaring van de mishandeling en bedreiging, terwijl andere tenlasteleggingen niet bewezen zijn verklaard.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, die kan worden omgezet in 20 dagen hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. Tevens is er een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de eerste aanleg zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot de genoemde straffen. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen, en heeft geoordeeld dat de opgelegde straffen een passende reactie zijn op het gedrag van de verdachte. Het hof heeft daarbij ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in acht genomen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-006098-11
Parketnummer: 09-630076-10
Datum uitspraak: 17 september 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 16 december 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortejaar] 1976,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 3 september 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 en 4 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken van het onder 2 en 4 ten laste gelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 13 december 2009 te Leiderdorp opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, althans een persoon, te weten [benadeelde partij 1],
- heeft geduwd en/of
- bij de keel heeft vastgepakt/vastgegrepen en/of (vervolgens) heeft geknepen in en/of gedrukt tegen de keel en/of hals en/of
- bij/aan een arm heeft vastgepakt/vastgegrepen en/of (vervolgens) die arm heeft (om)gedraaid/verdraaid, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3:
hij op of omstreeks 13 december 2009 te Leiderdorp [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een (opengeklapt) mes in de richting van de buik en/of het lichaam van die zich in zijn, verdachtes, nabijheid bevindende [benadeelde partij 1] (een) stekende beweging(en) gemaakt en/of het mes op/tegen de buik, althans het lichaam, van die [benadeelde partij 1] gezet en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ga zo niet door anders vermoord ik je" en/of "Ik steek je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
en/of
hij op of omstreeks 13 december 2009 te Leiderdorp [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (opengeklapt) mes (uit)gestoken in de richting van die zich in zijn, verdachtes, nabijheid bevindende [benadeelde partij 2] en/of het mes op/tegen de buik, althans het lichaam, van die [benadeelde partij 2] gezet.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig zijn aan het hof overgelegde pleitaantekeningen, op het standpunt gesteld dat de tegenover de politie afgelegde verklaring van [benadeelde partij 1] niet voor het bewijs kan worden gebezigd. Wanneer het hof deze verklaring wel voor het bewijs bezigt verzoekt de raadsman om [benadeelde partij 1] als getuige te doen horen.
Het hof wijst het verzoek tot het horen van [benadeelde partij 1], die in eerste aanleg al door de rechter-commissaris als getuige werd gehoord, af nu de noodzaak daarvan niet is gebleken. Het hof heeft daarbij mede gelet op de kennelijke behoefte van deze getuige - die ook door de verdediging wordt onderkend - om het incident waarvan zij aangifte deed, achter zich te laten.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 13 december 2009 te Leiderdorp opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, te weten [benadeelde partij 1],
- bij de keel heeft vastgepakt en vervolgens heeft geknepen in de keel, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3:
hij op 13 december 2009 te Leiderdorp [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (opengeklapt) mes in de richting van de buik van die zich in zijn, verdachtes, nabijheid bevindende [benadeelde partij 1] gehouden
en
hij op 13 december 2009 te Leiderdorp [benadeelde partij 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een (opengeklapt) mes (uit)gestoken in de richting van die zich in zijn, verdachtes, nabijheid bevindende [benadeelde partij 2].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsman, overeenkomstig zijn aan het hof overgelegde pleitaantekeningen, het verweer gevoerd dat gezien de onwil van [benadeelde partij 1] om haar verklaring, afgelegd bij de politie, te ondertekenen en haar uitdrukkelijke wens tegenover de rechter-commissaris d.d. 2 maart 2011 om haar verklaring bij de politie als ingetrokken te beschouwen, de verklaring van [benadeelde partij 1] niet voor het bewijs kan worden gebezigd.
Het hof is van oordeel dat de door de raadsman genoemde redenen geen aanleiding vormen om de aangifte voor het bewijs uit te sluiten. Immers, in het dossier bevindt zich ook een wél door aangeefster ondertekende verklaring (zie p. 60-63). Bovendien heeft zij in haar verklaring bij de rechter-commissaris geen afstand genomen van hetgeen in de aangifte staat vermeld.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat er dusdanige discrepanties bestaan tussen de verklaringen van
[benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 1] dat die verklaringen daarmee onbetrouwbaar zijn geworden en derhalve niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
Het hof is van oordeel dat - gelet op de aangifte van de aangeefster en de verklaring van [benadeelde partij 2] tegenover de politie d.d. 13 december 2009 - het incident op 13 december 2009 zich eerst tussen aangeefster en de verdachte heeft afgespeeld. Daarbij heeft de verdachte aangeefster [benadeelde partij 2] in de keel geknepen, op welk punt de aangifte wordt ondersteund door de foto's van het letsel van aangeefster, alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2010 waarin wordt gerelateerd dat aangeefster over het vastpakken van de keel ook tegenover een verbalisant heeft verklaard. Andere geweldshandelingen ten opzichte van aangeefster acht het hof niet bewezen. Het hof stelt voorts op basis van het dossier vast dat [benadeelde partij 2] de slaapkamer is binnengekomen nadat dit knijpen in de keel al heeft plaatsgevonden. Het hof acht ten aanzien van die situatie alleen wettig en overtuigend bewezen dat toen de bedreigingen met het mes hebben plaatsgevonden, over welke bedreigingen zowel [benadeelde partij 1] als haar zoon [benadeelde partij 1] hebben verklaard.
De bewijsverweren worden derhalve verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Door de verdediging is een beroep op noodweer gedaan, waartoe is gesteld dat het letsel aan de keel is ontstaan doordat verdachte aangeefster ter verdediging van zichzelf tegen de keel wegduwde. Het hof verwerpt dit verweer, aangezien het hof er blijkens de bewijsmiddelen en de daarop rustende bewezenverklaring vanuit gaat dat het letsel niet is ontstaan door wegduwen, maar doordat de verdachte aangeefster opzettelijk in de keel heeft geknepen.
Er is overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, alsmede tot een voowaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zijn echtgenote in de echtelijke woning mishandeld. Dit is een ernstig feit, waardoor het slachtoffer letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden. Tevens heeft de verdachte zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan de bedreiging van zijn echtgenote en stiefzoon. Door zo te handelen heeft de verdachte gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij de slachtoffers, die zich juist in hun woning veilig moeten kunnen voelen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d, zoals zij heden gelden en de artikelen 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren werkstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. G.P.A. Aler, mr. C.J. van der Wilt en mr. C.M.P. Flint-Van Noort, in bijzijn van de griffier mr. N.R. Achterberg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 september 2012.
Mr. C.M.P. Flint-Van Noort is buiten staat dit arrest te ondertekenen.