GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector civiel
Zaaknummer: 200.108.613/01
Zaaknummer/rolnummer rechtbank: 417558/KORT GEDING ZA 12-411
arrest van de familiekamer d.d. 9 oktober 2012
de vrouw,
appellante,
wonende te [A],
advocaat: mr. D.Th.J. van der Kleij te ’s-Gravenhage,
de man,
wonende in Zwitserland,
geïntimeerde,
advocaat: mr. E.D.A. Geleijns te ’s-Gravenhage
De voortgang van het geding
Het hof verwijst naar zijn arrest van 17 juli 2012, waarbij een comparitie van partijen is gelast.
Het betreft hier een comparitie na aanbrengen, zonder dat de partijen in dit geding hebben gediend van grieven en antwoord.
De comparitie heeft op 8 augustus 2012 plaatsgevonden, alwaar zijn verschenen de partijen in aanwezigheid van hun advocaten. Van het verloop van de comparitie is een proces-verbaal opgemaakt.
Aansluitend zijn van de zijde van de vrouw bij het hof binnengekomen:
brieven van 22 augustus, 3 en 14 september 2012
en van de zijde van de man:
brieven van 11, 19 en 27 september 2012.
De genoemde brieven van de partijen hebben betrekking op de afspraak, gemaakt tijdens de comparitie, dat de partijen het hof zouden inlichten omtrent de afwikkeling van de alimentatieachterstand. De inhoud van de brieven heeft geen betrekking op de inhoud van het voorliggende geschil.
Het gaat in deze zaak, - hier gaat het hof, bij gebreke van grieven en antwoord in dit stadium, vooralsnog van uit -, een hoger beroep in een kort geding, om de vraag of de zorgregeling zo als die tussen de man en de vrouw is vastgelegd in de beschikking van 22 december 2010 van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarbij is bepaald dat de minderjarigen: [...], geboren [in] 1998 te [...], en [..], geboren [in] 2000 te [..], bij de man zullen zijn: één keer in de veertien dagen van vrijdag 19.30 uur tot zondag 19.00 uur, alsmede de helft van de schoolvakanties en algemene feestdagen, (onverkort) dient te worden nagekomen. De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis de vrouw veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling tussen de man en de kinderen zoals deze in genoemde beschikking is vastgelegd, op straffe van een dwangsom. Voorts is, eveneens op straffe van een dwangsom, de vrouw veroordeeld tot medewerking aan het verblijf van de kinderen bij de man in de zomervakantie 2012. Tot slot is de vrouw veroordeeld mee te werken in de ruimste zin van het woord aan telefonisch contact tussen de man en de kinderen.
De beoordeling in dit stadium
Het hof is op basis van hetgeen de partijen over en weer ter zitting hebben verklaard tot het oordeel gekomen dat het noodzakelijk is een deskundige te benoemen die de ouders in de eerste plaats zal begeleiden bij een heroriëntatie op hun rol als ouders met gezamenlijk gezag en gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het welzijn van hun twee kinderen. Voorts acht het hof het, gelet op de bijzondere omstandigheden van dit geval, nodig dat de deskundige, ingeval de ouders niet tot algehele overeenstemming geraken omtrent een zorgregeling, op basis van zijn waarnemingen het hof adviseert omtrent de in het belang van de ouders en de kinderen wenselijk te achten invulling van de zorgregeling. Hoewel het niet gebruikelijk is in een kort geding procedure het advies van een deskundige in te winnen acht het hof dat in deze zaak wel op zijn plaats: de partijen lijken juist nu op een punt te zijn gekomen waarop het in hun streven voor de kinderen beschikbaar te zijn en te blijven dreigt te ontsporen of waarop nog herstel van de ouderlijke betrekkingen te realiseren valt bij inschakeling van professionele begeleiding, gecombineerd met onderzoek. In het belang van de minderjarigen kan een deskundige daarin een nuttige rol vervullen.
De partijen hebben de door het hof gesignaleerde noodzaak onderschreven en hebben zich ter zitting bereid en in staat getoond enige voorlopige afspraken te maken omtrent de contactregeling die tussen de kinderen en de vader zal gelden voor de duur van het ouderschapsonderzoek, althans voor de duur dat één van de ouders de afspraken niet opzegt.
Deze afspraken, gemaakt tussen de partijen, zijn de volgende:
1. Binnen 14 dagen berichten de advocaten het hof omtrent de afwikkeling van de achterstand in de kinderalimentatie en partneralimentatie (de berichtgeving heeft meer tijd in beslag genomen, doch is uiteindelijk op 27 september 2012 afgerond).
2. De contactregeling zal er in de komende periode als volgt uit zien: de kinderen zullen de herfstvakantie 2012 bij de man doorbrengen van zondag 21 oktober 2012 tot en met zondag 28 oktober 2012, waarbij de kinderen de 21e oktober in de middag te rekenen vanaf 12.00 uur zullen worden opgehaald door de man bij de vrouw en zullen worden teruggebracht op zondag 28 oktober vóór 18.00 uur. De vader zal de kinderen in zijn eigen omgeving ontvangen naar zijn keuze. De weekendregeling tot aan de herfstvakantie komt te vervallen.
3. De vader zal op zaterdag 29 september 2012 rond 12.00 uur bij de moeder verschijnen. De ouders zullen met de kinderen gezamenlijk korte tijd, anderhalf a twee uur, iets ondernemen, waarbij de ouders de kinderen ook zullen mededelen dat zij tezamen hebben besloten hun relatie als ouders te gaan verbeteren onder begeleiding van een deskundige. De vader zal aansluitend nog met de kinderen de rest van de middag en de avond doorbrengen tot 21.00 uur. De ouders zullen ieder voor zich een zeer korte evaluatie op papier zetten ten behoeve van de psycholoog.
4. Partijen stemmen in met een verwijzing naar een ouderschapsonderzoeker, bij voorkeur dhr. drs. D. Pront, dan wel bij diens verhindering een andere door het hof aan te wijzen onderzoeker.
5. Deze afspraken hebben een schorsende werking ten aanzien van de eerdere voorzieningen en afspraken rond de kinderen die door de partijen zijn gemaakt cq door de voorzieningenrechter zijn opgelegd, onder aantekening dat ieder van partijen het recht heeft deze afspraken eenzijdig op te zeggen waarmee het schorsende karakter wordt beëindigd.
6. De partijen aanvaarden over en weer dat de geschillen die in de nevenvoorzieningen nog spelen in de bodemzaak (echtscheidingsprocedure), zo nodig uiteindelijk door de rechter worden beslist en datzelfde geldt voor de inmiddels lopende alimentatiekwestie.
Het hof stelt vast dat deze afspraken en de naleving daarvan door de partijen een wezenlijk onderdeel uitmaken van de overweging van het hof om in deze zaak een deskundige te benoemen. Het staat de ouders vanzelfsprekend vrij om tezamen en in overleg met de ouderschapsonderzoeker andere of aanvullende afspraken te maken.
Verdere voortgang van het geding
Gelet op het voorgaande zal het hof overgaan tot de benoeming van een deskundige. Het hof overweegt daartoe nog het volgende:
1. De opdracht behelst niet de beantwoording van diagnostische onderzoeksvragen die door middel van individuele psychodiagnostiek beantwoord moeten worden. Het is niet de bedoeling om via testen en toetsen de ouders en het kind als individu in kaart te brengen. Het hof staat niet voor dat er individuele psychodiagnostiek bij partijen zal worden gedaan. De vragen zien op onderzoek naar en het bevorderen van de mogelijkheden van partijen om met een groeiend vertrouwen in zichzelf en elkaar als ouders te leren omgaan met elkaar na scheiding, op afstand en op die wijze een verantwoord contact tussen de vader en de minderjarigen mogelijk te maken.
2. Het hof zal tot deskundige benoemen:
de heer drs. D. Pront
[..]
3. Het hof zal tevens een raadsheer-commissaris benoemen onder wiens leiding het onderzoek zal plaatsvinden. De deskundige kan zich, indien daartoe aanleiding is, met de raadsheer-commissaris verstaan omtrent het verloop en voortgang van het onderzoek.
4. De advocaat van de moeder dient de deskundige binnen zeven dagen nadat deze beschikking is gegeven te voorzien van afschriften van de processtukken.
5. Het hof zal de behandeling van de zaak aanhouden tot 8 januari 2013 pro forma, teneinde het onderzoek door de deskundige te laten plaatsvinden. Deze krijgt de opdracht onderzoek te verrichten en daarbinnen, zo mogelijk met toepassing van mediationtechnieken, met beide ouders tezamen gesprekken te voeren, met het doel enerzijds het ouderschap na scheiding zodanig vorm te doen geven dat de minderjarigen – gegeven de omstandigheden – zo goed als mogelijk zullen kunnen profiteren van beide ouders en anderzijds het vertrouwen over en weer tussen de ouders in zodanige mate te doen herstellen dat deze zelfstandig tot afspraken kunnen komen omtrent hetgeen hen verdeeld houdt. Het hof acht het wenselijk dat de deskundige de minderjarigen in het onderzoek betrekt. De deskundige heeft zich bereid verklaard dit onderzoek op zich te nemen.
6. Het hof acht het wenselijk dat zo spoedig mogelijk het ouderschapsonderzoek zal worden aangevangen. Het hof heeft de deskundige reeds op 9 augustus 2012 per e-mail op de hoogte gesteld over het te gelasten deskundigenonderzoek en hem verzocht om zo spoedig mogelijk aan te vangen met het onderzoek.
7. Het hof wenst dat de deskundige bij het uit te voeren onderzoek de volgende vragen betrekt:
a. Hoe is de relatie van de ouders met elkaar, in het bijzonder: is er een patroon in de wijze waarop zij met elkaar omgaan herkenbaar en is deze omgang voor verbetering vatbaar ?
b. In hoeverre is ieder van de ouders in staat om bij de uitvoering van een zorg- en opvoedingsregeling rekening te houden met de behoeften van de minderjarigen ?
c. In hoeverre zijn de ouders in staat elkaar ruimte te bieden voor contact, zorg- en opvoedingstaken met en voor de minderjarigen ?
d. Wat betekent dit voor de zorg- en opvoedingsregeling voor de minderjarigen met de ouder die de minderjarige niet dagelijks verzorgt?
e. In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van de minderjarige?
8. De deskundige dient het hof te rapporteren over het verloop en de resultaten van het onderzoek. Tevens dient de deskundige – bij gebreke van overeenstemming tussen de vader en de moeder – de gestelde vragen te beantwoorden.
9. Indien de advocaten en/of deskundige vragen hebben over de procedure kunnen zij zich wenden tot mevrouw A.W.M. Verheijen, bereikbaar op het e-mailadres: [..].
10. Bij toepassing van de artikelen 195 en 199 Rv komen de kosten van een deskundigenbericht in dagvaardingsprocedures ten laste van partijen. In procedures die worden ingeleid met een verzoekschrift zijn die bepalingen in artikel 284 lid 1 Rv van overeenkomstige toepassing verklaard, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet. Indien het in het belang van het kind nodig is dat een ouderschapsonderzoek plaatsvindt, biedt deze bepaling het hof de ruimte een deskundige aan te wijzen zonder partijen hiervoor een voorschot te vragen en in debet te stellen. Het hof is van oordeel dat de onderhavige zaak aan dit criterium voldoet en zal derhalve bepalen dat de kosten, tot een maximumbedrag van € 4.500,- inclusief verschotten en de BTW, ten laste van het rijk zullen komen. De deskundige dient te declareren aan de hand van een tijdsverantwoording en op basis van een uurtarief (of een gedeelte daarvan) van € 107,50 per uur exclusief BTW.
houdt de verdere behandeling van de zaak aan tot 8 januari 2013 pro forma, ter fine als voormeld;
gelast een deskundigenonderzoek;
benoemt tot deskundige de heer drs. D. Pront, voornoemd;
verzoekt de deskundige zo spoedig mogelijk het onderzoek aan te vangen;
bepaalt dat de kosten van de deskundige door de griffier zullen worden betaald en ten laste van ’s Rijks kas zullen komen, een en ander met inachtneming van het hiervoor bepaalde;
benoemt tot raadsheer-commissaris, onder wiens leiding het onderzoek zal plaatsvinden: mr. C.A.R.M. van Leuven en bij diens ontstentenis: mr. E.A. Mink;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zal zenden;
bepaalt dat de advocaat van de vrouw binnen één week na de datum van deze beschikking een afschrift van de processtukken ter beschikking van de deskundige zal stellen en dat de ouders alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
bepaalt dat de deskundige tijdig voor de hierboven vermelde pro forma datum het hof zal rapporteren over het verloop en de resultaten van het ouderschapsonderzoek;
bepaalt dat uit het deskundigenbericht moet blijken dat de ouders door de deskundige in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken en verzoeken te doen, met vermelding van de inhoud van de eventuele opmerkingen en verzoeken;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. van Leuven, Van den Wildenberg en Mink en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2012 in aanwezigheid van de griffier.