ECLI:NL:GHSGR:2012:BY2614

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.100.007
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Labohm
  • A. Stollenwerck
  • J. Breederveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schenking en nalatenschap: geschil over inbreng van schenkingen in de nalatenschap van erflater

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage werd behandeld, gaat het om een geschil over de nalatenschap van erflater en de vraag of er schenkingen zijn gedaan die in de nalatenschap moeten worden ingebracht. De appellanten, wonende te [A], [B] en [C], hebben in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 5 oktober 2011. De appellanten hebben vijf grieven geformuleerd en vorderen onder andere de vernietiging van het vonnis en een verklaring dat de geïntimeerde, wonende te [D], moet overgaan tot het inbrengen van geschonken bedragen in de nalatenschap. De advocaat van de appellanten is mr. J. Mulder, terwijl de geïntimeerde wordt bijgestaan door mr. M. Veken.

Tijdens de behandeling van de zaak op 3 augustus 2012 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De kern van het geschil draait om de vraag of erflater aan de geïntimeerde schenkingen heeft gedaan, waaronder een woning en een auto, en of deze in de nalatenschap moeten worden opgenomen. Het hof heeft vastgesteld dat de woning door de geïntimeerde is gekocht van [BV A] en dat erflater niet kan worden aangetoond dat hij de aankoop heeft gefinancierd of dat er sprake is van een schenking. Evenzo is er geen bewijs geleverd dat de auto door erflater aan de geïntimeerde is geschonken.

Het hof heeft geconcludeerd dat de appellanten niet in hun bewijsvoering zijn geslaagd en heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. De proceskosten zijn voor rekening van de appellanten, die in het ongelijk zijn gesteld. Dit arrest is gewezen door mrs. Labohm, Stollenwerck en Breederveld en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 augustus 2012.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector civiel
Zaaknummer : 200.100.007
Zaak- rolnummer Rechtbank : 333572 / HA ZA 09-1768
arrest van 14 augustus 2012
inzake
appellant sub 1,
wonende te [A],
en
appellant sub 2,
wonende te [B],
hierna de noemen:
en
appellant sub 3,
wonende te [C],
allen hierna te noemen appellanten,
advocaat: mr. J. Mulder te Rotterdam,
tegen
geïntimeerde,
wonende te [D],
advocaat: mr. M. Veken te Rotterdam.
1. Het geding
Bij exploot van 9 december 2011 zijn appellanten in hoger beroep gekomen van het vonnis van 5 oktober 2011 van de rechtbank Rotterdam tussen partijen gewezen.
Bij memorie van grieven hebben appellanten 5 grieven geformuleerd.
Bij memorie van antwoord heeft geïntimeerde de grieven bestreden.
Op 3 augustus 2012 is de zaak bepleit namens appellanten door mr J. Mulder, en namens geïntimeerde door mr. M. Veken.
Partijen hebben hun procesdossiers aan het hof overgelegd en arrest gevraagd.
2. Beoordeling van het hoger beroep
Algemeen
1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht gaat het hof uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door de rechtbank in het bestreden vonnis.
2. Door appellanten wordt gevorderd: Dat het uw gerechtshof moge behagen bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Te vernietigen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 5 oktober 2011;
2. Voor recht te verklaren dat gedaagde dient over te gaan tot het inbrengen in de nalatenschap van de aan gedaagde geschonken bedragen van fl. 130.000,- en
fl. 20.000,-;
3. Gedaagde te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisers te voldoen het bedrag van € 46.362,40, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der opeisbaarheid, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
4. Met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de kosten van eerste aanleg en hoger beroep, één en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
3. Gezien de onderlinge samenhang tussen de grieven bespreekt het hof de grieven gezamenlijk.
De kern van het geschil
4. De kern van het geschil tussen partijen is of er door erflater aan geïntimeerde schenkingen zijn gedaan, welke schenkingen moeten worden ingebracht in de nalatenschap van erflater.
De woning aan de [adres]
5. Uit het als productie 3 bij de inleidende dagvaarding overgelegde afschrift van de akte van levering van 29 maart 1984 blijkt dat [BV A] aan geïntimeerde heeft verkocht de woning te [gemeente] [adres]. Deze akte vermeldt voorts letterlijk: ”De comparanten verklaarden dat de verkoop en koop is geschied voor de prijs van zestigduizend gulden (fl. 60.000,-), welke som de comparant ter ene zijde, handelend als gemeld, verklaarde van de comparant ter andere zijde, handelend als gemeld, te hebben ontvangen, kwiterende de verkoper de koper mitsdien bij deze zonder enig voorbehoud.”. Het vorenstaande hebben appellanten nogmaals bevestigd in punt 10 van hun memorie van grieven.
6. In punt 26 van hun memorie van grieven stellen appellanten dat twee van de drie appellanten van erflater hebben gehoord dat hij de woning aan geïntimeerde heeft geschonken. Het hof gaat ervan uit dat hiermee is bedoeld de woning aan de [adres]. In punt 28 stellen appellanten dat de geschonken woning bij verkoop voor het overlijden van erflater een waarde had van fl. 130.000,-.
7. In punt 11 van de memorie van grieven stellen appellanten dat erflater de woning kon kopen en ter financiering van de koop heeft hij naar alle waarschijnheid gebruik gemaakt van zijn spaarbewijzen aan toonder ter waarde van fl. 60.000,-.
8. Bij memorie van antwoord heeft geïntimeerde gesteld dat hij de woning te [gemeente] [adres] heeft gekocht van [BV A]. Voorts heeft geïntimeerde in punt 1.5 een verklaring gegeven op welke wijze hij de woning heeft gefinancierd.
9. Het hof overweegt als volgt. Het hof is van oordeel dat uit de voormelde akte onmiskenbaar blijkt dat het geïntimeerde is geweest die de woning te [gemeente] [adres] van [BV A] heeft gekocht en dat hij de koopsom aan verkoper heeft betaald. Het hof baseert zich daarbij op de voormelde productie 3 die door appellanten zelf in het geding is gebracht.
Door [BV A] is immers in de akte verklaard dat zij van geïntimeerde de koopsom heeft ontvangen.
10. Indien appellanten van mening zijn dat de koopsom door erflater aan geïntimeerde is geschonken ter betaling van de koopsom, rust op hen de bewijslast daarvan. In punt 11 van hun memorie van grieven stellen zij dat erflater met betrekking tot de koop naar alle waarschijnlijkheid gebruik heeft gemaakt van de spaarbewijzen. Naar het oordeel van het hof kan uit deze stelling van appellanten – die immers slechts veronderstellingen zijn - niet de conclusie worden getrokken dat erflater de aankoop van de woning ten behoeve van geïntimeerde heeft gefinancierd, danwel de gelden daarvoor aan geïntimeerde heeft geschonken. Ook uit het overige dat appellanten hebben gesteld kan niet worden afgeleid dat erflater de verkrijging van de woning door geïntimeerde feitelijk heeft gefinancierd. Van een schenking door erflater aan geïntimeerde van de meeromschreven woning (in natura) is derhalve niets gebleken, nu deze woning nooit tot het vermogen van erflater heeft behoord. Evenmin is gebleken van een schenking door erflater aan geïntimeerde van de door deze betaalde koopsom.
De auto
11. In punt 33 stellen appellanten dat erflater in 1983 aan geïntimeerde een auto heeft geschonken ter waarde van fl. 20.000,-.
12. In punt 4.9 van zijn conclusie van antwoord heeft geïntimeerde gesteld: ”Zoals reeds door [geintimeerde] is opgemerkt, hadden [appellanten]. wel wat specifieker kunnen zijn met het beschrijven van de omstandigheden van deze schenking. Hoewel [geintimeerde] inmiddels al vijf andere auto`s heeft gehad, kan hij zich net als zijn echtgenote nog goed herinneren dat hij deze auto heeft aangeschaft. Het was immers hun eerste auto. [geintimeerde] en zijn echtgenote hebben de auto samen gekocht bij Autobedrijf [...] te [gemeente]. Van deze (contante) aankoop heeft [geintimeerde] helaas geen bewijs meer.” In zijn memorie van antwoord heeft geïntimeerde verwezen naar hetgeen hij in eerste aanleg heeft gesteld.
13. Het hof overweegt als volgt. Reeds in eerste aanleg heeft geïntimeerde expliciet gesteld dat hij zelf de auto heeft gekocht en naar het hof begrijpt is die auto ook aan hem geleverd.
14. In appel had het op de weg van appellanten gelegen om feiten te stellen en zo nodig te bewijzen dat erflater eigenaar was van de auto en dat hij deze auto aan geïntimeerde heeft geschonken. Door appellanten is geen aankoopnota van de auto in het geding gebracht of enig ander schriftelijk bewijsstuk waaruit blijkt dat erflater eigenaar was van de onderhavige auto. Zodat niet is komen vast te staan dat de auto tot het vermogen van erflater heeft behoord.Tevens heeft het hof ook niet kunnen vaststellen dat de auto door erflater ten behoeve van geïntimeerde is betaald. Het had op de weg van appellanten gelegen om dit aan te tonen te meer daar geïntimeerde expliciet en gemotiveerd heeft verklaard dat hij de auto zelf heeft betaald.
Bedrag van fl. 30.000,-
15. Bij gelegenheid van het pleidooi heeft de raadsvrouwe van appelanten verklaard dat grief 4 geen verdere behandeling behoeft, zodat het hof deze grief als ingetrokken beschouwt..
Bekrachtiging
16. Gezien het hof hiervoor heeft overwogen dient het bestreden vonnis te worden bekrachtigd.
Proceskosten
17. Gezien het feit dat appellanten ook in appel in het ongelijk worden gesteld acht het hof het redelijk en billijk om appellanten in de proceskosten te veroordelen.
3. Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis van 5 oktober 2011 van de rechtbank Rotterdam tussen partijen gewezen;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
veroordeelt appellanten in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van geïntimeerde tot deze uitspraak begroot op € 3.348,= gespecificeerd als volgt:
- € 666,= vastrecht
- € 2.682,= salaris advocaat
Dit arrest is gewezen door mrs. Labohm, Stollenwerck en Breederveld en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 augustus 2012 in aanwezigheid van de griffier.