ECLI:NL:GHSGR:2012:BY2678

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.109.654.01 en 200.109.655.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Lückers
  • Husson
  • Kamminga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van deugdelijke gronden en petitum

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 10 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een verzoeker, aangeduid als de man, die in hoger beroep is gekomen tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 12 april 2012. De man was niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij daartoe behoorlijk was opgeroepen. De rechtbank had eerder de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en diverse regelingen getroffen met betrekking tot de minderjarigen en alimentatie. De advocaat van de man stelde dat het beroepschrift wel duidelijk was, maar het hof oordeelde dat het beroepschrift niet voldeed aan de wettelijke eisen. Het hof benadrukte dat het beroepschrift een duidelijke omschrijving van het verzoek moet bevatten, wat in dit geval ontbrak. De advocaat van de vrouw voerde aan dat de onduidelijkheid in het beroepschrift haar werkzaamheden belemmerde en dat dit zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Het hof concludeerde dat zowel deugdelijke gronden als het petitum ontbraken, waardoor het niet duidelijk was waartegen het beroep zich richtte. Dit leidde tot de beslissing dat de man niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 10 oktober 2012
Zaaknummer : 200.109.654/01 en 200.109.655/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 09-3722 en FA RK 09-8273
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. C.L. Koets-Bolhuis te ’s-Gravenhage,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
de vrouw,
advocaat mr. F.C. de Wit-Facchetti te Rotterdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 10 juli 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 12 april 2012 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
Op 21 september 2012 is de ontvankelijkheid van het verzoek in hoger beroep, door mr. Lückers als raadsheer-commissaris, mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de advocaat van de man;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
De man is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en heeft de rechtbank voorts, onder meer en uitvoerbaar bij voorraad,
- bepaald dat de minderjarigen:
- [minderjarige 1], geboren [in 1994] te [geboorteplaats];
- [minderjarige 2], geboren [in 2001] te [geboorteplaats],
de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw;
- een zorgregeling vastgesteld tussen de man en de minderjarigen;
- een kinderalimentatie vastgesteld van € 1000,- per kind per maand
- bepaald dat de man met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand tegen kwijting aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren een bedrag van € 2.450,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
- de wijze van verdeling van de beperkte huwelijksgemeenschap naar Italiaans recht vastgesteld.
DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP
1. Het hof stelt voorop dat ingevolge het bepaalde in de artikelen 359 juncto 278 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering het beroepschrift een duidelijke omschrijving van het verzoek moet bevatten, hetgeen wil zeggen dat uit het beroepschrift moet blijken welk verzoek de man in hoger beroep aan het hof voorlegt. Een en ander vloeit voort uit de eis van een goede procesorde , die meebrengt dat een verzoeker de processtukken zodanig moet inrichten dat het voor de wederpartij, alsmede voor de rechter, duidelijk is waartegen het beroep zich richt..
2. De advocaat van de man stelt dat het petitum dan wel ontbreekt, maar dat in het beroepschrift wel duidelijk wordt gemaakt tegen welke aspecten van de bestreden beschikking door de man in hoger beroep is gegaan. Derhalve verzoekt de advocaat de zaak ontvankelijk te verklaren.
3. De advocaat van de vrouw stelt dat het beroepschrift van de man niet voldoet aan de door de wet gestelde vereisten nu de man zijn verzoek niet duidelijk heeft omschreven. Voorts maakt de man onvoldoende duidelijk welke andere beslissing hij, na een vernietiging van de bestreden beschikking, van het hof wenst. De onduidelijkheid van het beroepschrift belemmert de advocaat van de vrouw in haar werkzaamheden. Dit dient volgens de advocaat van de vrouw, behoudens zeer uitzonderlijke omstandigheden tot (ambtshalve) niet-ontvankelijksverklaring van het hoger beroep te leiden.
4. Het hof overweegt dat het beroepschrift niet voldoet aan de door de wet gestelde eisen. Het hof deelt het oordeel van de advocaat van de vrouw dat niet duidelijk waar zij zich tegen dient te verweren. Nu niet alleen deugdelijke gronden ontbreken, maar ook het petitum ontbreekt, is het (niet alleen de advocaat van de vrouw maar) ook het hof niet duidelijk waartegen het beroep van de man zich richt. Gevolg is dat de man in het hoger beroep niet kan worden ontvangen.
5. Dit leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Lückers, Husson en Kamminga, bijgestaan door Verheijen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 oktober 2012.