ECLI:NL:GHSGR:2012:BY2697

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.094.382.01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Stollenwerck
  • A. Husson
  • J. Kamminga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijdrage in kosten van onderhoud en studie jong meerderjarige in het kader van WSNP

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 3 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van een jongmeerderjarige. De jongmeerderjarige, geboren in 1993, was in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 7 juni 2011, waarin de bijdrage van haar vader op nihil was vastgesteld. De jongmeerderjarige voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat zij minderjarig was op het moment van de beschikking, terwijl zij op dat moment al meerderjarig was. Het hof oordeelde dat, hoewel er mogelijk sprake was van een procesrechtelijk gebrek in eerste aanleg, dit verzuim in hoger beroep was hersteld.

In de inhoudelijke beoordeling stelde de jongmeerderjarige dat de draagkracht van haar vader voldoende was om de door haar verzochte bijdrage van € 100,- per maand te voldoen. De vader, die in schuldsanering verkeerde volgens de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP), betwistte de behoefte van de jongmeerderjarige en stelde dat zijn financiële situatie geen bijdrage toeliet. Het hof oordeelde dat de jongmeerderjarige, die in het eindexamenjaar van het gymnasium zat en zelf moeder was geworden, recht had op een bijdrage in haar levensonderhoud en studie. Het hof bepaalde dat de vader vanaf 7 juni 2011 tot 25 mei 2012 een bijdrage van € 100,- per maand moest betalen, maar dat zijn draagkracht na 25 mei 2012, toen hij in de WSNP zat, geen bijdrage meer toeliet. De bestreden beschikking werd vernietigd en de nieuwe bijdrage werd vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 3 oktober 2012
Zaaknummer : 200.094.382/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 11-123
[verzoekster],
geboren [in 1993] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de jongmeerderjarige,
advocaat mr. A.M.E. Derks te Woerden,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A. Dijkstra-Schellekens te Alphen aan den Rijn.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De jongmeerderjarige is op 21 september 2011 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 7 juni 2011 van de rechtbank ’s-Gravenhage.
De vader heeft op 2 juli 2012 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- op 10 augustus 2012 een brief van 9 augustus 2012 met bijlagen.
De zaak is op 23 augustus 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de jongmeerderjarige, bijgestaan door haar advocaat.
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij beschikking van 26 april 2010 is de echtscheiding tussen de vader en de moeder van de jongmeerderjarige uitgesproken en, voor zover thans van belang en uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de vader, met ingang van de dag waarop de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen aan de moeder, die de kinderen verzorgt en opvoedt, zal betalen een bedrag van € 178,- per maand per kind, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
Bij de bestreden beschikking is – uitvoerbaar bij voorraad en voor zover in hoger beroep van belang – de door de vader met ingang van 7 juni 2011 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen, waaronder naar het hof begrijpt de rechtbank ook rekende de ten tijde van die beschikking reeds jongmeerderjarige [naam], op nihil bepaald.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat vast dat de echtscheidingsbeschikking op 6 augustus 2010 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de vader aan de jongmeerderjarige te betalen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie, hierna ook: alimentatie jongmeerderjarige.
2. De jongmeerderjarige verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de vader in zijn verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans dit verzoek af te wijzen, dan wel een zodanig bedrag vast te stellen als in goede justitie door het hof te bepalen vanaf de datum van de beschikking dan wel vanaf een datum als in goede justitie door het hof te bepalen.
3. De vader bestrijdt het beroep en verzoekt het hof, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Procedure
4. Het hof overweegt als volgt. De jongmeerderjarige voert vooreerst een procesrechtelijke grief aan op basis waarvan de rechtbank volgens haar niet tot de bij de bestreden beschikking genomen beslissing had kunnen komen. Volgens haar is de rechtbank er vanaf 28 maart 2011 ten onrecht vanuit gegaan dat zij minderjarig was en derhalve tot de minderjarige kinderen van partijen behoorde. Ten tijde van de mondelinge behandeling in eerste aanleg en ten tijde van het uitspreken van de bestreden beschikking was zij echter reeds meerderjarig. Nu het hoger beroep mede dient om eventuele processuele gebreken in eerste aanleg te herstellen, is het hof van oordeel dat, zo al sprake is geweest van een processueel gebrek in eerste aanleg, dit verzuim in hoger beroep is hersteld. De eerste grief van de jongmeerderjarige zal worden gepasseerd.
Inhoudelijk
5. De jongmeerderjarige stelt zich in haar tweede grief op het standpunt dat de draagkracht van de vader voldoende is om de door haar verzochte bijdrage te kunnen voldoen. Het enkele feit dat de vader voorshands niet feitelijk aflost op zijn schulden is volgens haar onvoldoende om met de alimentatieverplichting geen rekening te houden. De jongmeerderjarige stelt dat zij behoefte heeft aan een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud en studie.
6. De vader stelt zich - kort gezegd - op het standpunt dat de behoefte van de jongmeerderjarige onduidelijk en niet nader onderbouwd is. Verder laat zijn draagkracht, gelet op zijn inkomen en schuldenlast, geen betaling van een bijdrage toe. Hij is met ingang van 21 mei 2012 toegelaten tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (hierna: WSNP).
Behoefte jongmeerderjarige
7. Het hof is uit de stukken en het besprokene ter zitting gebleken dat de jongmeerderjarige thans in het eindexamenjaar van het gymnasium zit. Zij is inmiddels zelf moeder geworden en verblijft in een tienermoederhuis. Zij ontvangt van haar voormalige partner geen bijdrage voor hun kind. De jongmeerderjarige ontvangt een “tegemoetkoming scholieren” en een aanvullende bijstandsuitkering. Dat de jongmeerderjarige daarnaast nog behoefte heeft aan een door de vader te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud en studie is, gelet op bovengenoemde omstandigheden, voldoende komen vast te staan.
Draagkracht vader
8. De jongmeerderjarige heeft ter terechtzitting haar verzoek gewijzigd en beperkt, in die zin dat zij thans een bijdrage van € 100,- per maand verzoekt.
9. Blijkens de beschikking van dit hof van 16 november 2011 ter zake een geschil tussen de ouders over de kinderalimentatie hebben de vader en de moeder van de jongmeerderjarige ter zitting van 23 september 2011 overeenstemming bereikt over de alimentatiebijdragen ten behoeve van de jongmeerderjarige en haar twee minderjarige broers. Overeengekomen is toen dat de vader met ingang van 7 juni 2011 een bijdrage ten behoeve van de drie kinderen zou voldoen van € 100,- per maand per kind. Nu de jongmeerderjarige op 28 maart 2011 meerderjarig was geworden, heeft het hof de beschikking van de rechtbank slechts gewijzigd voor zover het de bijdrage voor de twee jongste minderjarigen betrof. De ouders hadden aangegeven contact te zullen opnemen met de advocaat van de jongmeerderjarige voor nader overleg over de hoogte van de vast te stellen bijdrage voor de jongmeerderjarige.
10. De vader heeft ter zitting erkend dat de minnelijke regeling tussen de ouders is gebaseerd op het feit dat hem in het kader van het toen lopende gemeentelijke schuldsaneringstraject ruimte is gelaten voor de betaling van een bijdrage driemaal € 100,- per maand voor de drie kinderen. Gelet daarop is het hof van oordeel dat de vader ook in staat moet worden geacht om met ingang van 7 juni 2011 tot (zoals hierna wordt overwogen) de aanvangsdatum van de WSNP, zijnde 25 mei 2012, met een bedrag van € 100,- per maand bij te dragen in de kosten van levensonderhoud en studie van de jongmeerderjarige. Dat de afspraak van de vader om € 100,- per maand te betalen aan de jongmeerderjarige niet is nagekomen door toedoen van de moeder, zoals ter zitting door de vader is verklaard, doet hieraan niet af.
11. Het hof is gebleken dat de vader met ingang van 25 mei 2012 is toegelaten tot de WSNP. Het hof neemt in aanmerking dat de vader blijkens de van de zijde van de vader overgelegde beslissing van de rechter-commissaris ter zake het vrij te laten bedrag, gedurende de tijd waarin de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing is, slechts kan beschikken over het op voet van artikel 295 lid 2 van de Faillissementswet (hierna: Fw) door de rechter-commissaris vastgestelde vrij te laten bedrag. Dit bedrag is niet verhoogd met een component voor de voldoening van de onderhoudsbijdrage ten behoeve van de jongmeerderjarige. Het vrij te laten bedrag ligt, gelet op het daarbij van toepassing verklaarde artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, beneden het bijstandsniveau. Dientengevolge beschikt de vader, behoudens bijzondere omstandigheden, niet over draagkracht om onderhoudsbijdragen te betalen. Van bijzondere omstandigheden is naar het oordeel van het hof in deze zaak niet, althans onvoldoende gebleken. .
12. Het verweer van de jongmeerderjarige tegen de incidentele grieven van de vader behoeft in onderhavige zaak geen nadere bespreking, nu deze grieven van de vader zien op een andere procedure tussen de vader en de moeder en los staan van onderhavige procedure.
13. Uit dit alles volgt dat de draagkracht van de vader een bijdrage toelaat van € 100,- per maand voor de periode van 7 juni 2011 tot 25 mei 2012. Met ingang van 25 mei 2012 laat zijn draagkracht geen bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van de jongmeerderjarige toe zolang de vader in de WNSP zit. De bestreden beschikking zal worden vernietigd.
14. Mitsdien wordt als volgt beslist.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en opnieuw beschikkende:
bepaalt de door de vader aan de jongmeerderjarige te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud en studie voor de periode van 7 juni 2011 tot 25 mei 2012 op € 100,- per maand, en met ingang van 25 mei 2012 op nihil voor de duur van de schuldsanering;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stollenwerck, Husson en Kamminga, bijgestaan door Lekahena als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 oktober 2012.