Rolnummer: 22-003183-11
Parketnummer: 10-611253-09
Datum uitspraak: 20 november 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 22 juni 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van
6 december 2011, 30 oktober 2012 en 6 november 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 3 en 4 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, met de bijzondere voorwaarden als in het vonnis omschreven.
Voorts is de verdachte ter zake van het onder 1, 3 en 4 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, en zijn de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding.
Tevens is het inbeslaggenomen geldbedrag van € 160,-- verbeurd verklaard.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg onder feit 1 gegeven vrijspraak.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 22 augustus 2009 tot en met 23 augustus 2009 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, op of aan de openbare weg, op/nabij het strand van Hoek van Holland, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meer politieambtena(a)r(en) en/of politieambtenaren zoals genoemd in de aangehechte bijlage, welk geweld bestond uit het:
- hoorbaar voor die politieambtena(a)r(en) en/of
schreeuwend aftellen en/of (vervolgens)
- gooien en/of werpen van één of meer glas/glazen en/of
beker(s) bier en/of (met zand gevulde) fles(sen) en/of
lampje(s)/lichtje(s) en/of (een) ste(e)n(en) en/of
(een) hek(ken) en/of (strand)bed(den)/stoel(en) en/of
(een) fiets(en) en/of (andere) (zware) voorwerp(en)
tegen en/of naar en/of in de richting van die
politieambtena(a)r(en) en/of
- schoppen en/of gooien van (los) zand naar en/of in de
richting van die politieambtena(a)r(en) en/of
- zich opdringen aan/tegen en/of (vervolgens)
achtervolgen/achternalopen van die politie-
ambtena(a)r(en) en/of(vervolgens) die
politieambtena(a)r(en) te dwingen achteruit naar en/of
in de richting van (gesloten) (een) (drang)hek(ken) te
lopen en/of (vervolgens)
- omver trappen/schoppen en/of duwen van die/dat
(drang)hek(ken) (waarachter die politieambtena(a)r(en)
schuilden) en/of (vervolgens) die politie-
ambtena(a)r(en) te dwingen (verder) achteruit de duinen
in te lopen en/of
- (daarbij) (dreigend) (luid) scanderen en/of roepen van
de woorden: “Rotterdam Hooligans” en/of “(Kanker)Joden”
en/of “Kutwouten’ en/of “Ik maak je af’ en/of
“Kankerlijers”, althans woorden van gelijke aard en/of
strekking;
Met de in de hierboven genoemde politieambtenaren in het onder 1 ten laste gelegde feit worden bedoeld:
3.
hij op of omstreeks 05 december 2009 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
- twee (handels/gebruikers hoeveelhe(i)d(en))
gripzakje(s), in elk geval ongeveer 1.60 gram, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
en/of
- één (handels/gebruikers hoeveelheid)/gripzakje, in elk
geval ongeveer 0.74 gram, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 05 december 2009 te Rotterdam opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, ongeveer 1.60 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 0.74 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair:
hij op of omstreeks 05 december 2009 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk te verkopen en/of af te leveren en/of te verstrekken (ongeveer) 1.60 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of 0.74 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, opzettelijk die MDMA en/of amfetamine heeft geregeld voor die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of (vervolgens) daarvoor geld heeft gekregen en/of (vervolgens) die MDMA en/of die amfetamine heeft overhandigd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 22 augustus 2009 tot en met 23 augustus 2009 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, op of aan de openbare weg, op/nabij het strand van Hoek van Holland, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meer politieambtena(a)r(en) en/of de politieambtenaren zoals genoemd in de aangehechte bijlage, welk geweld bestond uit het:
- hoorbaar voor die politieambtena(a)r(en) en/of
schreeuwend aftellen en/of (vervolgens)
- gooien en/of werpen van één of meer glas/glazen en/of
beker(s) bier en/of (met zand gevulde) fles(sen) en/of
lampje(s)/lichtje(s) en/of (een) ste(e)n(en) en/of
(een) hek(ken) en/of (strand)bed(den)/stoel(en) en/of
(een) fiets(en) en/of (andere) (zware) voorwerp(en)
tegen en/of naar en/of in de richting van die
politieambtena(a)r(en) en/of
- schoppen en/of gooien van (los) zand naar en/of in de
richting van die politieambtena(a)r(en) en/of
- zich opdringen aan/tegen en/of (vervolgens)
achtervolgen/achternalopen van die
politieambtena(a)r(en) en/of (vervolgens) die
politieambtena(a)r(en) te dwingen achteruit naar en/of
in de richting van (gesloten) (een) (drang)hek(ken) te
lopen en/of (vervolgens)
- omver trappen/schoppen en/of duwen van die/dat
(drang)hek(ken) (waarachter die politieambtena(a)r(en)
schuilden) en/of (vervolgens) die
politieambtena(a)r(en) te dwingen (verder) achteruit de
duinen in te lopen en/of
- (daarbij) (dreigend) (luid) scanderen en/of roepen van
de woorden: “Rotterdam Hooligans” en/of “(Kanker)Joden”
en/of “Kutwouten’ en/of “Ik maak je af’ en/of
“Kankerlijers”, althans woorden van gelijke aard en/of
strekking.
3.
hij op of omstreeks 05 december 2009 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
- twee (handels/gebruikers hoeveelhe(i)d(en))
gripzakje(s), in elk geval ongeveer 1.60 gram, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
en/of
- één (handels/gebruikers hoeveelheid)/gripzakje, in elk
geval ongeveer 0.74 gram, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende amfetamine,
zijnde MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4 primair.
hij op of omstreeks 05 december 2009 te Rotterdam opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, ongeveer 1.60 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 0.74 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen is het hof het volgende gebleken.
In de avond/nacht van zaterdag 22 augustus op zondag 23 augustus 2009 vond op het strand van Hoek van Holland een feest plaats, genaamd “Veronica’s Sunset Grooves”.
Aan het einde van de avond heeft een groep bezoekers zich gekeerd tegen daar aanwezige politieagenten. Zij zijn de politieagenten, die in de minderheid waren, achternagegaan en daarbij is door personen uit die groep gegooid met glazen, bekers bier, met zand gevulde flessen en lampjes naar die politieagenten, zijn er in hun richting teksten als “Rotterdam Hooligans” en “Kanker Joden” gescandeerd en is er hoorbaar schreeuwend afgeteld.
Personen in die groep hebben los zand naar de politieagenten geschopt en uiteindelijk werden de politieagenten gedwongen achteruit te lopen omdat zij werden achtervolgd door personen uit die groep. Nadat de politieagenten zich hadden teruggetrokken achter dranghekken, hebben personen uit die groep die dranghekken omver gehaald, waarna die politieagenten verder achteruit de duinen in zijn achtervolgd.
De verdachte is met de groep mee gelopen in de richting van de politieagenten, waarbij hij zijn armen in de lucht heeft gestoken en daarbij verschillende keren de woorden “Rotterdam” heeft geroepen.
Verdachte heeft daarmee een significante bijdrage geleverd aan het openlijke geweld dat toen plaatsvond tegen de politieagenten.
Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 4 primair bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 3 en 4 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich in de avond/nacht van 22 augustus op 23 augustus 2009 op het strandfeest "Veronica's Sunset Grooves" te Hoek van Holland schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen politieagenten door leuzen te scanderen, de agenten achterna te lopen en ze zo te dwingen achteruit te gaan. Hij maakte deel uit van een groep die naast het scanderen van leuzen en het opdrijven van de agenten, de agenten bekogelde met verschillende voorwerpen. De agenten hebben daarbij voor hun leven gevreesd.
Openlijke geweldpleging is een ernstig strafbaar feit dat niet alleen gevoelens van onveiligheid en angst in het leven roept bij de slachtoffers, maar ook bij degenen die er getuige van zijn. Voor velen is dat wat een plezierig feest had moeten zijn, geëindigd in een vervelende en angstige ervaring.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het handelen en het in bezit hebben van harddrugs.
De verdachte heeft een bijdrage geleverd aan de handel in en het gebruik van harddrugs, waardoor de volksgezondheid wordt bedreigd. De verspreiding van dit middel dient derhalve tegengegaan te worden.
Het hof is van oordeel, dat met name gezien de geringere rol van de verdachte bij het onder 1 bewezenverklaarde en gezien de ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gekomen huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte de navolgende onvoorwaardelijke taakstraf een passende en geboden reactie vormt op de aan de verdachte verweten en bewezenverklaarde strafbare feiten.
Voorts is het hof van oordeel dat daarnaast nog een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur geboden is, teneinde de verdachte te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Naar het oordeel van het hof komt de ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking in de door de advocaat-generaal gevorderde straf.
Het is op deze grond dat het hof een zwaardere straf zal opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd.
Vorderingen tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces hebben de navolgende benadeelde partijen zich gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het ten laste gelegde tot een bedrag van
€ 200,--.
Benadeelde partijen:
1 t/m 45
In eerste aanleg zijn de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, nu de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
In hoger beroep heeft mr. B.S. van der Klauw als gemachtigde van de benadeelde partijen de vorderingen gehandhaafd, een en ander zoals nader is toegelicht in de door haar overgelegde pleitaantekeningen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, een en ander zoals nader is toegelicht in de door hem overgelegde requisitoiraantekeningen.
De vorderingen van de benadeelde partijen zijn door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof is niet komen vast te staan dat bij de benadeelde partijen {namen} de gestelde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde.
Zij dienen derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vordering tot schadevergoeding.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten hebben gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Ten aanzien van de overige vorderingen van de benadeelde partijen is het hof van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vorderingen ter zake van geleden immateriële schade lenen zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag van € 200,--.
De toewijzing van bovengenoemde vorderingen brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers
Nu vaststaat dat de verdachte aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte telkens de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag
€ 200,-- ten behoeve van de slachtoffers.
Ten aanzien van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 160,-- (honderdzestig euro), volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zal het hof de verbeurdverklaring gelasten, nu dit geldbedrag grotendeels uit baten van het onder 4 primair bewezen verklaarde is verkregen.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikelen 9, 22c en 22d, zoals zij heden gelden, en de artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 33, 33a, 36f, 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3 en 4 primair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partijen.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de navolgende benadeelde partijen:
ter zake van het bewezen verklaarde telkens tot het bedrag van € 200,00 (tweehonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partijen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partijen gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van voornoemde slachtoffers een bedrag te betalen van € 200,00 (tweehonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 (vier) dagen hechtenis, telkens met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis die betalingsverplichtingen niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partijen of aan de Staat.
Verklaart de benadeelde partijen {namen}
niet-ontvankelijk in hun vordering tot schadevergoeding.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven geldbedrag van € 160,-- (honderdzestig euro).
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries,
mr. G. Knobbout en mr. M.J.J. van den Honert, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 november 2012.