ECLI:NL:GHSGR:2012:BY4710

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.108.393/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Lückers
  • A. Husson
  • J. Kamminga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid hoger beroep in omgangsregeling tussen vader en Jeugdzorg

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 12 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van een verzoek van de vader inzake een omgangsregeling met zijn minderjarige kinderen. De vader had op 15 juni 2012 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage, die op 13 maart 2012 was gegeven. De rechtbank had bepaald dat de vader vier keer per jaar omgang met zijn kinderen zou hebben, maar had het verzoek van de vader om een omgangsregeling met een van zijn kinderen afgewezen.

Tijdens de behandeling van de ontvankelijkheid op 16 augustus 2012 was alleen de advocaat van de vader aanwezig, terwijl Jeugdzorg, de verweerster, niet was verschenen. De advocaat van de vader voerde aan dat de termijnoverschrijding voor het indienen van het hoger beroep deels te wijten was aan de rechtbank, omdat de beschikking pas op 16 maart 2012 was verzonden. Hij stelde dat de verwarring over de verzenddatum van de beschikking de termijnoverschrijding had veroorzaakt.

Het hof overwoog echter dat een advocaat geacht wordt op de hoogte te zijn van de relevante termijnen en de gevolgen van termijnoverschrijding. De argumenten van de advocaat werden niet als verschoonbaar beschouwd, omdat de rechtszekerheid met betrekking tot rechterlijke uitspraken voorop staat. Het hof besloot daarom dat de vader niet-ontvankelijk was in zijn hoger beroep, wat betekent dat zijn verzoek niet in behandeling werd genomen.

Deze uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van hoger beroep en de verantwoordelijkheden van advocaten in het proces.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 12 september 2012
Zaaknummer : 200.108.393/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 11-7926
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. P.J. de Bruin te Rotterdam,
tegen
de Stichting Bureau Jeugdzorg te Naaldwijk,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: Jeugdzorg.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 15 juni 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 13 maart 2012 van de rechtbank ‘s-Gravenhage.
Op 16 augustus 2012 is de ontvankelijkheid van het verzoek in hoger beroep mondeling behandeld. Ter zitting was aanwezig de advocaat van de vader. Jeugdzorg is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is bepaald dat de minderjarige [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats], en de vader vier maal per jaar omgang met elkaar zullen hebben, te weten twee bezoeken van een uur op het kantoor van Jeugdzorg in aanwezigheid van een tolk en een medewerker van Jeugdzorg en twee bezoeken van anderhalf uur buiten op het kantoor van Jeugdzorg, eveneens in aanwezigheid van een medewerker van Jeugdzorg. Het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling van de vader met de minderjarige [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats], is afgewezen.
DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP
1. De vader heeft niet eerder dan op 15 juni 2012 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 13 maart 2012. Nu de vader in eerste aanleg verzoeker was, geldt voor hem een beroepstermijn van drie maanden na de dag van de uitspraak (artikel 806 in samenhang met artikel 805 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). Aangezien de uitspraak is gedaan op 13 maart 2012, liep de beroepstermijn af op 13 juni 2012.
2. De advocaat van de vader stelt dat de termijnoverschrijding (groten)deels te wijten is aan de rechtbank, nu de bestreden beschikking door de rechtbank niet eerder dan op 16 maart 2012 is verzonden en van deze verzenddatum aantekening is gemaakt op de bestreden beschikking. De advocaat van de vader stelt dat het datumstempel van de rechtbank verwarring wekt en risico op fouten veroorzaakt. Nu de termijnoverschrijding mede aan de rechtbank te wijten is, is het te verstrekkend de vader niet-ontvankelijk te verklaren.
3. Het hof overweegt als volgt. Een advocaat moet op grond van zijn deskundigheid en kennis ten aanzien van de procedure in beroep zonder meer geacht worden op de hoogte te zijn van de hier aan de orde zijnde termijn en van de verstrekkende gevolgen die de wet verbindt aan overschrijding daarvan. Dat, zoals door de advocaat van de vader is aangevoerd, op de beschikking tevens is aangegeven op welke datum deze verzonden is, brengt daarom niet mee dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, temeer daar de beroepstermijn de rechtszekerheid met betrekking tot de onherroepelijkheid van rechterlijke uitspraken dient.
4. Dit leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Lückers, Husson en Kamminga, bijgestaan door Hogendoorn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 september 2012.