ECLI:NL:GHSGR:2012:BY4715
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- M. Lückers
- A. Husson
- J. Kamminga
- Rechtspraak.nl
Niet tijdige betaling griffierecht in hoger beroep door de vader
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 12 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de niet tijdige betaling van het griffierecht door de vader, verzoeker in hoger beroep. De vader had op 14 mei 2012 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 4 april 2012, waarin was bepaald dat hij een bijdrage van € 250,- per maand moest betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van zijn minderjarige kind. De vader heeft echter het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn van vier weken na indiening van het beroepschrift voldaan, wat volgens de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) leidt tot niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep.
De advocaat van de vader heeft aangevoerd dat de niet tijdige betaling te wijten was aan vakantiedrukte en heeft zich beroepen op de hardheidsclausule van artikel 282a, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De advocaat stelde dat de vader in eerste aanleg geen verweer heeft kunnen voeren omdat het verweerschrift niet was ingediend, wat zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard bij niet-ontvankelijk verklaring.
Het hof overweegt echter dat de vader in de procedure in eerste aanleg de mogelijkheid had om verweer te voeren, maar hiervan geen gebruik heeft gemaakt. Het hof concludeert dat de vader, ondanks de niet-ontvankelijk verklaring, toegang tot de rechter kan blijven zoeken door een verzoek tot wijziging van de bestreden beschikking in te dienen bij de rechtbank. Gezien deze omstandigheden heeft het hof geoordeeld dat de niet-ontvankelijk verklaring van de vader niet leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Uiteindelijk heeft het hof de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep, waarmee de uitspraak van de rechtbank in stand blijft.