ECLI:NL:GHSGR:2012:BY4722

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.103.947/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Lückers
  • A. Husson
  • J. Kamminga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van hoger beroep in familierechtelijke zaak met betrekking tot hoofdverblijfplaats van minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 12 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep. De vader, verzoeker in hoger beroep, had op 5 maart 2012 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage van 1 december 2011. De advocaat van de vader ging ten onrechte uit van de verzenddatum van de beschikking, 7 december 2011, en meende dat het hoger beroep tijdig was ingesteld. De advocaat van de moeder betwistte deze stelling en wees erop dat de wet duidelijk voorschrijft dat het hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak moest worden ingesteld.

Het hof overwoog dat een advocaat geacht wordt op de hoogte te zijn van de relevante termijnen en de gevolgen van overschrijding daarvan. De veronderstelling van de advocaat van de vader dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, werd door het hof verworpen. De wet is duidelijk en de rechtszekerheid met betrekking tot de onherroepelijkheid van rechterlijke uitspraken is van groot belang.

Uiteindelijk verklaarde het hof de vader niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, waarmee de eerdere beschikking van de rechtbank in stand bleef. Deze uitspraak benadrukt het belang van het tijdig instellen van hoger beroep en de verantwoordelijkheden van advocaten in dit proces.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 12 september 2012
Zaaknummer : 200.103.947/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 10-9010
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. B. Anik te Bussum
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. N.M. Zeeman te Zoetermeer.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 5 maart 2012 bij het gerechtshof Arnhem in hoger beroep gekomen van een beschikking van 1 december 2011 van de rechtbank ‘s-Gravenhage.
Bij beschikking van 15 maart 2012 heeft het gerechtshof Arnhem zich onbevoegd verklaard te oordelen over de bestreden beschikking en de zaak, in de stand waarin deze zich bevond, doorverwezen naar dit hof.
Op 16 augustus 2012 is de ontvankelijkheid van het verzoek in hoger beroep mondeling behandeld. Ter zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door mr. O. Kibaroglu-Batur, een kantoorgenoot van de advocaat van de vader;
- mr. R. Paardekooper, een kantoorgenoot van de advocaat van de moeder.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. Bij die beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, bepaald dat de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats], de hoofdverblijfplaats heeft bij de moeder.
DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET HOGER BEROEP
1. De vader heeft niet eerder dan op 5 maart 2012 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 1 december 2011. Nu de vader in eerste aanleg verzoeker was, geldt voor hem een beroepstermijn van drie maanden na de dag van de uitspraak (artikel 806 in samenhang met artikel 805 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). Aangezien de uitspraak is gedaan op 1 december 2011, liep de beroepstermijn af op 1 maart 2012.
2. De advocaat van de vader stelt dat hij voor het berekenen van de beroepstermijn is uitgegaan van de verzenddatum van de bestreden beschikking, te weten 7 december 2011. De advocaat van de vader verkeerde derhalve in de veronderstelling dat het hoger beroep tijdig was ingesteld.
3. De advocaat van de moeder bestrijdt de stelling van de advocaat van de vader en wijst erop dat de wet niets te raden overlaat: het hoger beroep had binnen drie maanden na de dag van uitspraak moeten worden ingesteld.
4. Het hof overweegt als volgt. Een advocaat moet op grond van zijn deskundigheid en kennis ten aanzien van de procedure in beroep zonder meer geacht worden op de hoogte te zijn van de hier aan de orde zijnde termijn en van de verstrekkende gevolgen die de wet verbindt aan overschrijding daarvan. Dat, zoals door de advocaat van de vader is aangevoerd, op de beschikking tevens is aangegeven op welke datum deze verzonden is, brengt daarom niet mee dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, temeer daar de beroepstermijn de rechtszekerheid met betrekking tot de onherroepelijkheid van rechterlijke uitspraken dient.
5. Dit leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Lückers, Husson en Kamminga, bijgestaan door Hogendoorn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 september 2012.