ECLI:NL:GHSGR:2012:BY4770

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.107.739-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. Mink
  • A. van den Wildenberg
  • J. Bos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van straat- en contactverbod na echtscheiding op basis van belangenafweging

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 18 september 2012 uitspraak gedaan in een hoger beroep van een kort geding. De man, appellant, was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam, waarin hem een straat- en contactverbod was opgelegd ten aanzien van de vrouw, geïntimeerde. De partijen waren met elkaar gehuwd en leefden sinds 15 juli 2011 duurzaam gescheiden. De voorzieningenrechter had de man verboden gedurende negen maanden na 16 mei 2012 contact op te nemen met de vrouw en zich te begeven in een bepaald gebied. De man was van mening dat het opgelegde verbod onterecht was en dat er geen reële dreiging van onrechtmatig handelen van zijn kant bestond.

Tijdens de procedure heeft de man aangevoerd dat er slechts één incident had plaatsgevonden, waarbij hij zich mogelijk dreigend had opgesteld. Dit incident vond plaats op 21 maart 2012, terwijl een eerder incident op 16 juli 2011 niet relevant was voor de huidige situatie. De vrouw daarentegen stelde dat zij gerechtvaardigd vreesde voor contact van de man, gezien zijn verleden met geweld en de inhoud van vervelende sms-berichten.

Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat het enkele incident op 21 maart 2012 onvoldoende was om te concluderen dat er een concrete dreiging van onrechtmatig handelen door de man jegens de vrouw bestond. Het hof oordeelde dat de voorzieningenrechter ten onrechte de vorderingen van de vrouw had toegewezen en heeft het bestreden vonnis vernietigd. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Het hof heeft de vorderingen van de vrouw alsnog afgewezen en het in hoger beroep meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector civiel
Rolnummer : 200.107.739/01
Rolnummer rechtbank : 398830/KG ZA 12-247
arrest van de familiekamer d.d. 18 september 2012
inzake
de man,
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. W.J.J. Trooster te Vlaardingen,
tegen
de vrouw,,
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. P. van den Berg te Spijkenisse.
Het geding
Bij exploot van 25 mei 2012 is de man in hoger beroep gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam van 16 mei 2012, gewezen tussen de man als gedaagde en de vrouw als eiseres, hierna: het bestreden vonnis. Het exploot bevat één grief en er zijn vier producties (alle met betrekking tot dan wel zijnde gedingstukken uit de eerste aanleg) overgelegd.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de voorzieningenrechter daaromtrent in het bestreden vonnis heeft vermeld.
Ter rolzitting van 24 juli 2012 heeft de vrouw geconcludeerd voor antwoord.
De man heeft pleidooi verzocht. De zitting inzake het pleidooi is bepaald op 15 augustus 2012 te 11.00 uur.
Ter zitting zijn verschenen: de man en zijn advocaat en de advocaat van de vrouw. Partijen hebben hun standpunten bepleit.
Partijen hebben ter zitting ermee ingestemd dat het hof arrest zal wijzen op het griffiedossier. Het arrest is bepaald op heden.
Feiten
Tussen partijen staat het volgende vast:
- partijen zijn met elkaar gehuwd;
- partijen zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure;
- sedert 15 juli 2011 leven zij duurzaam gescheiden van elkaar.
Beoordeling van het hoger beroep
1. In het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter, uitvoerbaar bij voorraad:
- de man verboden gedurende negen maanden na 16 mei 2012, anders dan via zijn advocaat, persoonlijk, schriftelijk, telefonisch of anderszins contact op te nemen met de vrouw;
- de man verboden gedurende negen maanden na 16 mei 2012 zich te begeven naar en/of zich te bevinden in het gebied, [volgt omschrijving], met dien verstande dat de man zich per auto en zonder te stoppen mag begeven in straten binnen dat gebied, met uitzondering van [de straat], waar het hem niet is toegestaan om zich te begeven, op welke wijze dan ook.
De proceskosten zijn tussen partijen gecompenseerd. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.
2. De man vordert dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het in eerste instantie door de vrouw gevorderde zal afwijzen; kosten rechtens.
3. De vrouw concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van de man in zijn hoger beroep, dan wel tot ongegrondverklaring daarvan, met veroordeling van de man in de kosten van de procedure in beide instanties.
4. Bij het hof is op de ochtend van de zitting een brief met een productie ingekomen van de zijde van de vrouw. De man heeft tegen het overleggen daarvan bezwaar gemaakt. Het hof zal geen acht op deze brief met productie slaan, nu deze in strijd met het bepaalde in artikel 4.2 juncto artikel 2.18 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven is ingediend.
5. De man voert in zijn grief aan dat de voorzieningenrechter de vordering van de vrouw ten onrechte heeft toegewezen en aan de man een straat- en contactverbod heeft opgelegd. De man stelt ter toelichting op deze grief dat zich op 16 juli 2011 een incident heeft voorgedaan waarbij de man, gespannen door de scheidingsmededeling van de vrouw aan hem, een vuurwapen op zich zelf heeft gericht. Na dit incident heeft de man de vrouw nooit opgezocht. Een incident op 21 maart 2012 tussen partijen betrof het door de man met vlakke hand op het raam van de auto slaan toen partijen, ieder in hun eigen auto, stil stonden voor een stoplicht. Zijn auto was beklad met teksten die alleen te maken konden hebben met de echtscheiding en hij wilde de vrouw hierover aanspreken, aldus de man. De man heeft hierover via zijn advocaat zijn spijt betuigd tegenover de vrouw. Desondanks heeft de vrouw hem gedagvaard. De man acht het opgelegde straat- en contactverbod diffamerend, onnodig en onredelijk belastend.
6. De vrouw heeft de grief bestreden. Zij stelt dat de man al eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict waarbij hij een politieagent heeft mishandeld. De vrouw heeft een bonte verzameling van vervelende sms-berichten. De vrouw heeft gerechtvaardigd te vrezen dat de man op enigerlei wijze contact zal opnemen hetgeen voldoende is om een contact- en straatverbod op te leggen. De man heeft zich onlangs jegens de dochter dreigend door middels van een sms-bericht uitgelaten.
7. Het hof oordeelt als volgt. Voor toewijzing van het gevorderde straat- en contactverbod, dat een ernstige inbreuk maakt op het grondrecht van bewegingsvrijheid van de man, dient in elk geval een reële dreiging te bestaan van toekomstig onrechtmatig handelen van de man jegens de vrouw. De vraag of in dat geval een straat- en contactverbod noodzakelijk is moet vervolgens worden beantwoord aan de hand van alle omstandigheden van het geval en met inachtneming van de daarbij betrokken belangen van beide partijen.
8. Het hof stelt vast dat zich slechts één incident tussen partijen heeft voorgedaan waarbij de man zich mogelijk dreigend heeft opgesteld jegens de vrouw, te weten op 21 maart 2012. Hetgeen op 16 juli 2011 is voorgevallen moet – nog daargelaten dat de man zijn gedragingen niet tegen de vrouw richtte – worden bezien in het licht van de toen net ingetreden verbreking van de samenwoning tussen partijen en de hevige emoties waarmee dit gepaard kan gaan. De man heeft toen een huisverbod door de burgemeester opgelegd gekregen en heeft zich daaraan gehouden. Gesteld noch gebleken is dat de man de vrouw na de verbreking van de samenwoning tussen partijen - afgezien van het incident op 21 maart 2012 - heeft opgezocht dan wel contact met haar heeft gezocht, laat staan dat van de man enige dreiging jegens de vrouw is uitgegaan. De vrouw stelt in hoger beroep over een bonte verzameling van vervelende sms-berichten te beschikken, maar deze stelling is, wat daar ook van zij, door de man betwist en door de vrouw niet nader onderbouwd. Indien de man zich al dreigend zou hebben uitgelaten jegens de dochter van partijen, die niet bij de vrouw in huis woont - de man betwist dit – is dit, wat daar ook van zij, niet een onrechtmatig handelen jegens de vrouw.
9. Het hof is van oordeel dat het enkele incident op 21 maart 2012 onvoldoende is voor de conclusie dat ervan moet worden uitgegaan dat er een concrete dreiging van onrechtmatig handelen door de man jegens de vrouw bestond en ook nu zou bestaan die het rechtvaardigt om - naar hun aard vèrstrekkende - verboden als door de vrouw zijn gevorderd, op te leggen. Hetgeen de vrouw overigens nog heeft gesteld kan niet tot een ander oordeel leiden. De voorzieningenrechter heeft ten onrechte de vorderingen van de vrouw toegewezen zodat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen.
10. Gelet op het feit dat partijen echtelieden zijn ziet het hof geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en zal de proceskosten tussen partijen compenseren.
Beslissing
Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis en, opnieuw recht doende:
wijst de vorderingen van de vrouw alsnog af;
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. Mink, Van den Wildenberg en Bos en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 september 2012 in aanwezigheid van de griffier.