ECLI:NL:GHSGR:2012:BY5171

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.104.325/01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Labohm
  • A. van de Poll
  • J. Breederveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en de geldigheid van een ouderschapsplan

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 24 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie die de vader aan de moeder dient te betalen voor hun minderjarige kind. De vader, die in hoger beroep is gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam, verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de kinderalimentatie op nihil te stellen of op een lager bedrag dan € 300,- per maand. De vader stelt dat de rechtbank niet is uitgegaan van de juiste gegevens en dat de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie niet in overeenstemming is met de wettelijke maatstaven. Hij verwijst naar een ouderschapsplan dat door beide ouders is ondertekend, waarin zij zijn overeengekomen dat de kosten van de verzorging en opvoeding van het kind bij helfte worden verdeeld.

De moeder is niet verschenen tijdens de zitting, en het hof heeft vastgesteld dat zij op de juiste wijze is opgeroepen. De vader heeft zijn financiële situatie toegelicht, maar de moeder heeft nagelaten om haar financiële gegevens te verstrekken, waardoor het hof niet in staat was om de behoefte van het kind en de draagkracht van de moeder vast te stellen. Het hof concludeert dat de overeengekomen kinderalimentatie niet in strijd is met de wettelijke maatstaven, omdat de moeder geen inzicht heeft gegeven in haar financiële situatie. Het hof vernietigt de bestreden beschikking en wijst het verzoek van de moeder tot vaststelling van kinderalimentatie af.

Deze uitspraak benadrukt het belang van het verstrekken van financiële gegevens door beide ouders in alimentatiezaken, en dat het ontbreken van deze gegevens kan leiden tot afwijzing van verzoeken om kinderalimentatie.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 24 oktober 2012
Zaaknummer : 200.104.325/01
Rekestnummer rechtbank : F2 RK 11-1799
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J. Nieuwstraten te Rotterdam,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 23 maart 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 28 december 2011 van de rechtbank Rotterdam.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- op 26 juli 2012 een brief van 25 juli 2012 met bijlagen.
De zaak is op 7 september 2012 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
De moeder is niet verschenen. Het beroepschrift van de vader is door de griffie van dit hof per aangetekende post op 5 april 2012 toegezonden aan mr. H.E. Borgman, de advocaat van de moeder in eerste aanleg. Bij faxbericht van 11 april 2012 heeft mr. Borgman de verhinderdata van hem en de moeder toegezonden. Bij brief van 10 juli 2012 is de moeder per adres van mr. Borgman opgeroepen. De griffier heeft op 30 augustus 2012 telefonisch contact gehad met mr. Borgman. Hij heeft verklaard de aan hem gerichte processtukken - waaronder het beroepschrift en de oproep - aan de moeder te hebben gezonden. Voorts heeft hij verklaard dat de moeder op de hoogte is van de datum van de zitting.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de vader aan de moeder met ingang van 2 november 2011, als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [de minderjarige], geboren [in] 2005 te [geboorteplaats] (verder: de minderjarige), voor wat betreft de na 28 december 2011 te verschijnen termijnen telkens bij vooruitbetaling zal uitkeren € 300,- per maand.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. Het hof is van oordeel dat de moeder conform de wettelijke vereisten tijdig en op de juiste wijze is opgeroepen.
2. In geschil is de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige (hierna ook: kinderalimentatie).
3. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet dit toelaat:
I. te bepalen dat de kinderalimentatie op nihil wordt gesteld, dan wel op een in goede justitie te bepalen bijdrage die lager ligt dan € 300,- per maand;
II. voor het geval er een bijdrage door het hof zal worden vastgesteld, te bepalen dat de ingangsdatum van de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie niet eerder zal worden gesteld dan de datum van de beschikking.
4. De vader stelt zich in zijn eerste en enige grief op het standpunt dat de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie niet in overeenstemming is met de wettelijke maatstaven, aangezien de rechtbank niet is uitgegaan van de juiste gegevens. Ter onderbouwing voert de vader het volgende aan. Kort voor indiening van het inleidend verzoekschrift door de moeder hebben de ouders een ouderschapsplan opgesteld, waarin zij een co-ouderschapsregeling en verdeling van de kosten van de minderjarige bij helfte alsmede verdeling van de kinderbijslag zijn overeengekomen. De rechtbank heeft met dit ouderschapsplan geen rekening gehouden, omdat het niet door de moeder aan de rechtbank is overgelegd. Gelet op dit ouderschapsplan is er geen grond voor de moeder om met ingang van 2 november 2011 kinderalimentatie ten laste van de vader te bepalen. Voor zover daar wel een grond voor aanwezig is, stelt de vader dat de ingangsdatum niet eerder kan worden bepaald dan de datum van de beschikking. Bij gebreke van gegevens over het inkomen van de moeder, bestrijdt de vader de behoefte van de minderjarige. Van de moeder mag verwacht worden dat zij, aangezien zij tijdens de relatie van partijen werkzaam was, een aandeel in de kosten van de minderjarige voldoet. Als laatste betoogt de vader dat hij geen draagkracht heeft om bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige.
5. Het hof overweegt als volgt. In het door partijen op 14 oktober 2011 getekende ouderschapsplan zijn partijen, onder meer, als volgt overeengekomen:
“Al de kosten verbonden aan de verdere verzorging en opvoeding gedurende de minderjarigheid van het kind worden door de ouders bij helfte verdeeld.
Kinderbijslag zal verdeeld worden tussen ouder 1 en ouder 2.”
6. Het hof heeft niet kunnen vaststellen of de in het ouderschapsplan overeengekomen onderhoudsbijdrage niet voldoet aan de wettelijke maatstaven. Het hof overweegt daartoe als volgt. De vader heeft in hoger beroep inzage verstrekt in zijn financiële situatie, maar de moeder heeft dit, ondanks dat zij daartoe in de gelegenheid is gesteld, nagelaten, zodat het voor het hof niet mogelijk is om de behoefte van de minderjarige alsmede de draagkracht van de moeder vast te stellen. Bij gebreke van die financiële gegevens moet het ervoor worden gehouden dat de door partijen overeengekomen kinderalimentatie niet in strijd is met de wettelijke maatstaven. Het had op de weg van de moeder gelegen om inzicht te verschaffen omtrent haar financiële situatie. Het hof zal dan ook de bestreden beschikking vernietigen en het inleidend verzoek van de moeder, tot vaststelling van een kinderalimentatie met ingang van 2 november 2011 van € 300,- per maand, afwijzen.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschikkende:
wijst het inleidende verzoek van de moeder alsnog af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Van de Poll en Breederveld, bijgestaan door mr. De Klerk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 oktober 2012.