ECLI:NL:GHSGR:2012:BY5264

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.105.207-01 en 200.105.208-01
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Stille
  • A. Kamminga
  • J. Stollenwerck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van de huwelijksgemeenschap en vaststelling van kinderalimentatie na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 17 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de afwikkeling van de huwelijksgemeenschap en de vaststelling van kinderalimentatie na de echtscheiding van partijen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.F.M. Gulickx, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Dordrecht van 11 januari 2012. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.J. Naber, heeft een verweerschrift ingediend en tevens incidenteel appel ingesteld. De zaak is op 17 augustus 2012 mondeling behandeld.

Het hof heeft vastgesteld dat partijen in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd en dat de huwelijksgemeenschap is ontbonden op 4 oktober 2011. De man heeft verzocht om een herziening van de alimentatie en een gelijke verdeling van de schulden. Het hof heeft geoordeeld dat de man geen draagkracht heeft om de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie te betalen voor de periode van 18 april 2012 tot 14 augustus 2012, en heeft de bijdrage voor de periode daarna vastgesteld op € 40,- per kind per maand.

Daarnaast heeft het hof de man veroordeeld tot betaling van € 1.750,- aan de vrouw ter zake van overbedeling met betrekking tot de caravan. Het hof heeft bepaald dat beide partijen voor een gelijk deel draagplichtig zijn voor de schulden bij banken, en heeft de bestreden beschikking voor het overige bekrachtigd. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Uitspraak : 17 oktober 2012
Zaaknummer : 200.105.207/01 en 200.105.208/01
Rekestnr. rechtbank : FA RK 11-8021 en FA RK 11-8324
[appellant],
[woonplaats],
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. P.F.M. Gulickx te Breda,
tegen
[geïntimeerde],
[woonplaats],
verweerster, tevens incidenteel verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. H.J. Naber te Dordrecht.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 11 april 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 11 januari 2012 van de rechtbank Dordrecht.
De vrouw heeft op 5 juni 2012 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De man heeft op 12 juli 2012 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- op 17 april 2012 een brief van 13 april 2012 met bijlagen;
- op 27 april 2012 een brief van 26 april 2012 met bijlagen;
- op 8 juni 2012 een brief van 7 juni 2012 met bijlage;
- op 8 augustus 2012 een brief van 7 augustus 2012 met bijlagen;
van de zijde van de vrouw:
- op 12 juli 2012 een brief van 11 juli 2012 met bijlagen.
De zaak is op 17 augustus 2012 mondeling behandeld. Ter zitting zijn verschenen: partijen, bijgestaan door hun advocaten.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank, voor zover thans nog van belang, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de man met ingang van 11 januari 2012 aan de vrouw ten behoeve van de twee minderjarigen een alimentatie zal betalen van € 154,- per kind per maand, bij vooruitbetaling te voldoen en heeft de rechtbank de verdeling van de huwelijksgemeenschap als volgt vastgesteld, respectievelijk de volgende wijze van verdeling gelast:
- gelast partijen tot verkoop van de woning, gelegen aan de woonplaats, bepaalt dat ieder der partijen de helft van de verkoopkosten moet dragen en bepaalt dat ieder der partijen gerechtigd is tot een helft van de eventuele overwaarde respectievelijk rekent aan ieder der partijen de helft van de eventuele schuld wegens onderwaarde toe;
- bepaalt dat ieder der partijen gerechtigd is tot de helft van de opbrengst van de aan de hypotheek gekoppelde polis van levensverzekering, die afgekocht wordt bij levering van de woning;
- bepaalt dat de makelaarskosten moeten worden voldaan ter gelegenheid van levering van de woning aan een derde, alsdan uit de overwaarde en dat, als er geen overwaarde is, ieder van partijen de helft van de kosten dient te dragen;
- verstaat dat tussen partijen is afgesproken dat de man de premies zal blijven betalen van de beurspensioenpolissen en uitvaartpolissen die zijn afgesloten ten behoeve van de kinderen, dat de opbrengst of uitkering van deze polissen ten goede moet komen aan de kinderen en bepaalt dat, als de man de polissen afkoopt, hij de helft van de opbrengst aan de vrouw moet betalen;
- deelt de uitvaartpolis die ten name van de vrouw is gesteld toe aan de vrouw, zonder verrekening;
- veroordeelt de vrouw tot betaling aan de man van € 105,- ter zake van het negatieve saldo op de betaalrekening met banknummer;
- veroordeelt de man tot betaling aan de vrouw van € 2.250,- ter zake van overbedeling van de man met betrekking tot de caravan Hobby KMFE;
- rekent de schuld aan bank van € 792,24 en de schuld aan de bank van € 9.500,- aan de man toe, zonder verrekening.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil zijn de verdeling van de huwelijksgemeenschap, welke door echtscheiding is ontbonden op 4 oktober 2011, alsmede de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (hierna: kinderalimentatie) voor de minderjarigen [minderjarigen] (hierna: de minderjarigen).
2. De man verzoekt het hof om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het hoger beroep gegrond te verklaren en de bestreden beschikking te vernietigen, alsmede om te bepalen:
- dat de gezamenlijke schulden aan bank, welke zijn opgebouwd gedurende het huwelijk, bij gelijke helfte worden verdeeld tussen partijen;
- dat de man de helft van de waarde van de caravan vergoedt aan de vrouw, zijnde een bedrag van € 500,-;
- dat de vrouw aan de man dient te voldoen een bedrag € 377,58 per maand vanwege de door hem betaalde en nog te betalen hypotheeklasten vanaf april 2011, dan wel vanaf
4 oktober 2011, zijnde de datum van de inschrijving van de echtscheiding, tot aan het moment dat de echtelijke woning is verkocht en geleverd aan een derde;
- dat de kinderalimentatie ten laste van de man wordt verlaagd tot nihil per kind per maand, althans tot een in goede justitie te bepalen bedrag per kind per maand;
- een en ander kosten rechtens.
3. De vrouw bestrijdt het beroep van de man en verzoekt het hof de man niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel zijn beroep ongegrond te verklaren en zijn verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen en bij wege van zelfstandig verzoek de verdeling van de gemeenschap vast te stellen conform de wijze waarop de rechtbank in eerste aanleg in de bestreden beschikking de verdeling heeft vastgesteld.
Verdeling huwelijksgemeenschap
4. Het hof stelt allereerst vast dat voor wat betreft de door de rechtbank gelaste wijze van verdeling dan wel vaststelling van de verdeling van de gemeenschap de volgende onderdelen nog in geschil zijn:
- de veroordeling van de man tot betaling aan de vrouw van € 2.250,- ter zake van overbedeling van de man met betrekking tot de caravan Hobby KMFE;
- de toerekening van de schuld aan bank van € 792,24 en de schuld aan bank van € 9.500,- aan de man, zonder verrekening; en
- de door de man betaalde hypotheeklasten ter zake de echtelijke woning ingaande
april 2011, dan wel 4 oktober 2011.
Schulden aan banken
5. De man stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte de schulden aan banken aan hem heeft toegerekend zonder verrekening met de vrouw. De man stelt in eerste aanleg niet te hebben ingestemd met toerekening van de schulden aan hem zonder verdere verrekening met de vrouw. De man vordert dan in hoger beroep ook verdeling bij gelijke helfte tussen partijen van de schulden aan Visa en Interbank. Voorts stelt de man dat hij reeds € 1.400,- heeft afgelost op de schuld van € 10.000,- aan Interbank. Hij wenst dit bedrag aan aflossing te verrekenen met de helft van de waarde van de caravan.
6. De vrouw stelt dat de rechtbank terecht de schulden aan banken aan de man heeft toegerekend, nu de rechtbank de schuld op verzoek van de man ten laste heeft gebracht van zijn draagkracht, hetgeen een lagere alimentatie voor de kinderen tot gevolg heeft. De vrouw acht het derhalve redelijk de schulden aan de man toe te rekenen.
7. Het hof overweegt als volgt. Partijen waren in algehele gemeenschap van goederen gehuwd, zodat op grond van de hoofdregel van destijds artikel 1:94 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek de gemeenschap - de huwelijksgemeenschap is ontbonden vóór 1 januari 2012 - in beginsel de schulden van ieder van partijen omvat. Tussen partijen is niet in geschil dat de beide onderhavige schulden gemeenschapsschulden zijn. In beginsel zijn beide echtgenoten in hun onderlinge verhouding ieder voor de helft van een gemeenschapsschuld draagplichtig, tenzij zij in hun onderlinge verhouding anders zijn overeengekomen, dan wel de feiten en omstandigheden met zich brengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat beide partijen ieder voor een gelijk deel draagplichtig zijn.
8. Nu geen sprake is van de hiervoor vermelde uitzonderingen zijn partijen na ontbinding van de gemeenschap ieder voor de helft draagplichtig voor de schulden bij banken, schulden die zijn ontstaan voor de ontbinding van de huwelijksgemeenschap op 4 oktober 2011. Dit leidt in zoverre tot vernietiging van de bestreden beschikking. Het hof overweegt daarbij nog ten overvloede dat indien de man meer dan de helft van deze gemeenschapsschulden draagt, hij ter zake daarvan een regresvordering op de vrouw heeft. Het hof zal tegen die achtergrond bij de berekening van de draagkracht van de man ter zake van de kinderalimentatie dan ook slechts rekening houden met de helft van de door de man gestelde aflossingen op deze gemeenschapsschulden, zijnde een bedrag van € 75,- (helft van € 150,-).
Caravan Hobby KMFE
9. De man stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte de waarde van de caravan heeft begroot op € 4.500,-. Volgens de man is de daadwerkelijke waarde van de caravan € 2.500,-, omdat hij voor dit bedrag inmiddels een bod op de caravan heeft ontvangen. Nu hij geen woning meer heeft en in de caravan woonachtig is, kan de caravan pas verkocht worden nadat hij geschikte woonruimte heeft gevonden. De maandelijkse lasten voor de caravan bedragen € 500,-. Ter zitting heeft de man echter aangegeven dat de caravan inmiddels is verkocht voor € 4.000,- en dat de vrouw wat hem betreft recht heeft op een bedrag van € 1.750,- zijnde de helft van € 4.000,- minus de helft van de stallingkosten van € 500,-.
10. De vrouw stelt dat het redelijk is dat de rechtbank de caravan tegen een waarde van € 4.500,- aan de man heeft toebedeeld, nu de man aanvankelijk, in zijn verzoekschrift in eerste aanleg, ook van een dergelijke waarde is uitgegaan. Indien en voor zover de man de caravan aan zijn ouders zou hebben geschonken na ontbinding van de gemeenschap dan dient de caravan of aan de man te worden toebedeeld voor € 4.500,- en dient hij de vrouw een overbedelingsvergoeding te betalen of dient de man de schade die hij de gemeenschap heeft toegebracht te vergoeden. Ter zitting heeft de vrouw evenwel aangegeven dat zij zich kan vinden in de door de man gerealiseerde verkoopprijs van € 4.000,-. Zij betwist echter de hoogte van de stallingkosten.
11. Het hof overweegt als volgt. Nu de caravan is verkocht voor € 4.000,- en de vrouw zich kan vinden in die verkoopprijs, zal het hof de waarde van de caravan vaststellen op € 4.000,-. Hoewel de vrouw de door de man gestelde stallingkosten van
€ 500,- bij gebrek aan wetenschap heeft betwist, acht het hof het redelijk om rekening te houden met een bedrag aan stallingkosten van € 500,-. Het hof zal dan ook de man veroordelen tot betaling aan de vrouw van € 1.750,- ter zake van overbedeling van de man met betrekking tot de caravan Hobby KMFE.
Lasten hypothecaire geldlening
12. De man stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte de door hem betaalde lasten van de hypothecaire geldlening niet mee heeft genomen in de verdeling. De man meent een regresrecht te hebben op de vrouw nu hij sinds april 2011, doch in ieder geval
4 oktober 2011, alle lasten van de hypothecaire geldlening ter zake van de echtelijke woning heeft voldaan en nog steeds voldoet.
13. De vrouw stelt dat de door de man betaalde lasten van de hypothecaire geldlening terecht niet zijn meegenomen in de verdeling. Deze lasten zijn immers in mindering gebracht op de draagkracht van de man waardoor de kinderalimentatie op een lager bedrag is uitgekomen dan anders het geval was geweest. Bovendien heeft de man het woongenot van de woning, die voor de helft aan de vrouw toebehoort, en heeft de man nimmer een vergoeding voor het gebruik van de woning betaald.
14. Het hof overweegt als volgt. De man heeft zich in eerste aanleg nog op het standpunt gesteld dat indien hij bij uitsluiting gerechtigd is om in de echtelijke woning te wonen hij bereid is de lasten van de echtelijke woning tot het moment waarop de woning is verkocht geheel op zich te nemen en dat hij gelet daarop geen draagkracht heeft enige alimentatie te betalen. Tegen die achtergrond is het hof van oordeel dat de rechtbank bij de verdeling terecht geen rekening heeft gehouden met de door de man betaalde lasten van de hypothecaire geldlening. Overigens heeft de man in eerste aanleg ook nimmer verzocht die door hem betaalde lasten bij de verdeling te betrekken en is inderdaad met de betaling van deze lasten bij de berekening van de draagkracht rekening gehouden, waardoor de man aanzienlijk minder draagkracht heeft. De grief faalt.
Verdelingsvoorstel
15. De man stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte zijn verdelingsvoorstel van 30 november 2011 niet mee heeft genomen in de bestreden beschikking.
16. Het hof overweegt als volgt. De rechter die de verdeling op de voet van artikel 3:185 lid 1 BW vaststelt heeft daarbij een discretionaire bevoegdheid, is niet gebonden aan hetgeen partijen over en weer hebben verzocht/gevorderd ter zake van de verdeling zelf en hij behoeft niet expliciet in te gaan op al hetgeen partijen daarbij aanvoeren. Gelet hierop behoefde de rechtbank derhalve het verdelingsvoorstel van de man niet (in zijn geheel) mee te nemen in haar beschikking.
Kinderalimentatie
Draagkracht man
17. De man stelt zich op het standpunt dat hij, gelet op zijn inkomsten en lasten, geen draagkracht heeft de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie te betalen. Voorts is de man van mening dat ook de vrouw, gelet op haar inkomen – het hof leest: draagkracht – , in staat moet zijn een bijdrage te leveren in de kosten van levensonderhoud van de kinderen.
18. De vrouw betwist, bij gebrek aan wetenschap, dat de man geen draagkracht zou hebben de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie te betalen. Voorts stelt de vrouw dat zij niet meer draagkracht heeft dan de rechtbank heeft aangenomen. Haar inkomen is gelijk aan de bijstandsnorm.
19. Ter zitting in hoger beroep is tussen partijen vast komen te staan dat de man in ieder geval draagkracht heeft de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie tot 18 april 2012 te betalen. In geschil is derhalve enkel nog de door de man te betalen bijdrage ingaande
18 april 2012, zijnde de datum waarop de man een WW-uitkering is gaan genieten.
20. Voorts is ter zitting vast komen te staan dat de echtelijke woning is verkocht en dat de overdracht van die woning op 14 augustus 2012 heeft plaatsgevonden. De daardoor ontstane hypothecaire restschuld bedraagt € 18.000,-. Partijen lossen ieder op deze schuld maandelijks € 200,- af, ingaande 31 augustus 2012. De man huurt met ingang van 14 augustus 2012 een woning voor € 669,-. Hij komt niet in aanmerking voor huurtoeslag.
21. Het hof heeft, gelet op het voorgaande, de stukken en het verhandelde ter zitting, de draagkracht van de man opnieuw berekend.
Inkomen
22. Het hof houdt bij deze berekening rekening met een inkomen op grond van de Werkloosheidswet van € 122,74 bruto per dag voor de periode 18 april 2012 tot 18 juni 2012 en met een inkomen van € 114,56 bruto per dag voor de periode ingaande 18 juni 2012, zoals dit volgt uit productie 38 overgelegd door de man bij brief van 7 augustus 2012. Voorts houdt het hof rekening met een inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet. Tot slot houdt het hof aan de inkomenszijde voor de periode tot 14 augustus 2012 rekening met de helft van het eigenwoningforfait van € 1.212,- en de helft van de rente op de hypothecaire geldlening van € 9.061,92 per jaar, nu de man mede-eigenaar is en de zogeheten ‘eigenwoningregeling’ nog van toepassing is.
Lasten
23. Het hof houdt bij de berekening van de draagkracht rekening met de volgende maandelijkse lasten:
- een bijstandsnorm alleenstaande;
- voor de periode 18 april 2012 tot 14 augustus 2012 woonlasten van € 776,- (bestaande uit € 755,- rente hypothecaire geldlening + € 136,- premie levensverzekering + € 95,- lasten eigenaarsforfait - de gemiddelde basishuur van € 210,-);
- voor de periode ingaande 14 augustus 2012 woonlasten van € 669,- zijnde de huur;
- premie ziektekostenverzekering van € 137,36 zoals dit blijkt uit productie 46 overgelegd door de man bij brief van 7 augustus 2012;
- kosten omgangsregeling van € 75,-
- aflossing schulden van € 75,-, zijnde de helft van de maandelijkse aflossing op de schuld bij de banken en
- premies van polissen van € 41,-.
24. Het hof acht het niet redelijk en billijk om ingaande 31 augustus 2012 bij de berekening van de draagkracht van de man rekening te houden met een aflossing op de schuld ter zake de voormalig echtelijke woning van € 200,- per maand. Immers, indien hiermee wel rekening zou worden gehouden dan zou de man geen draagkracht hebben enige kinderalimentatie te betalen, met als gevolg dat die aflossing voor bijna de helft indirect wordt afgewenteld op de vrouw en de minderjarigen en zij voor dat gedeelte in feite mee betalen aan de aflossing van de man. Het hof betrekt daarbij de omstandigheid dat ook de vrouw € 200,- per maand aflost op de schuld.
25. Uit het voorgaande volgt dat de man voor de periodes 18 april 2012 tot 18 juni 2012 en
18 juni 2012 tot 14 augustus 2012 geen draagkracht heeft enige alimentatie te betalen. Voor de periode ingaande 14 augustus 2012 heeft de man draagkracht om een kinderalimentatie van € 40,- per maand per kind te betalen, hetgeen in overeenstemming is met de wettelijke maatstaven. Dit leidt in zoverre tot vernietiging van de bestreden beschikking.
26. Het hof is van oordeel dat de vrouw, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, geen draagkracht heeft enige bijdrage in de kosten van de minderjarigen te leveren. Overigens levert de vrouw deze bijdrage reeds indirect nu zij de dagelijkse zorg over de minderjarigen heeft.
27. Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding voor de [minderjarigen] voor de periode 18 april 2012 tot 14 augustus 2012 op nihil en voor de periode ingaande 14 augustus 2012 op € 40,- per kind per maand, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen;
veroordeelt de man om aan de vrouw terzake van overbedeling te betalen een bedrag van € 1.750,-;
bepaalt dat partijen voor een gelijk deel draagplichtig zijn voor de schulden bij Visa en Interbank en derhalve gehouden zijn de helft van deze schulden te voldoen;
verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan 's hofs oordeel onderworpen voor het overige;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Stille, Kamminga en Stollenwerck, bijgestaan door
mr. Van der Kamp als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2012.