ECLI:NL:GHSGR:2012:BY5510

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
22-000615- 12
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van een politieagent door verdachte tijdens rechtmatige uitoefening van diens functie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 15 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van een politieagent. De verdachte, geboren in Colombia in 1987, werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van letsel aan de politieambtenaar tijdens de rechtmatige uitoefening van diens functie op 22 december 2011 te 's-Gravenhage. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de getuigen niet volledig betrouwbaar zijn, aangezien zij niet de gehele interactie tussen de verdachte en de verbalisant hebben waargenomen. Het hof heeft de verklaringen van de aangever, die consistent en op basis van eigen waarneming heeft verklaard, zwaarder laten wegen dan die van de verdachte en de getuigen. De verdachte werd eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meegewogen is in de strafmaat. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 dagen, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 200,- toegewezen. De uitspraak benadrukt het belang van respect voor ambtenaren in functie en de gevolgen van geweld tegen hen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000615-12
Parketnummer: 09-925975-11
Datum uitspraak: 15 november 2012
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 1 februari 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Colombia) op [geboortejaar] 1987,
[adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 november 2012.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 dagen, met aftrek van voorarrest. Voorts is er een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 december 2011 te 's-Gravenhage, opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde partij], politieambtenaar van het korps Haaglanden, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, meerdere, althans (een) slag(en) met gebalde vuist danwel meerdere, althans een klap(pen) tegen het hoofd en/of tegen het lichaam van die [benadeelde partij] heeft gegeven en/of meerdere, althans een duw tegen het lichaam van die [benadeelde partij] heeft gegeven, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 december 2011 te 's-Gravenhage, opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde partij], politieambtenaar van het korps Haaglanden, gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, een slag met gebalde vuist tegen het hoofd heeft gegeven, waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat er moet worden getwijfeld aan de juistheid van de verklaringen van aangever, zijnde een verbalisant. De verdediging meent dat uit die verklaringen van aangever niet de overtuiging kan worden geput dat de verdachte aangever daadwerkelijk heeft geslagen. De verdachte dient om die reden te worden vrijgesproken (eén en ander overeenkomstig de overgelegde pleitnotities).
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Naar het oordeel van het hof zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan aan de juistheid van de verklaringen van de aangever moet worden getwijfeld. Aangever heeft consistent en op basis van eigen waarneming verklaard. Dat de aangever zelf ‘belanghebbende’ is, doet daar niet aan af. Bovendien worden de verklaringen van aangever voor een deel ondersteund door de verklaringen van zijn collega. Weliswaar heeft die collega de daadwerkelijke mishandeling door de verdachte niet kunnen waarnemen, nu zij ten tijde van die mishandeling de achtervolging had ingezet van een andere jongen, maar haar verklaring omtrent hetgeen aan die mishandeling vooraf ging komt overeen met het relaas van aangever. Bovendien heeft zij verklaard dat zij - op het moment dat zij na de achtervolging weer terugkwam - bij aangever rode vlekken aan de rechterkant van zijn gezicht heeft waargenomen en hoorde zij van aangever dat hij zojuist klappen in zijn gezicht had gekregen, hetgeen tevens strookt met de verklaring van aangever.
De verdachte stelt dat de aangever de verdachte heeft mishandeld, maar dat het andersom niet het geval is geweest. Door de verdediging zijn de verklaringen van drie getuigen aangedragen die deze lezing van de verdachte zouden bevestigen.
Het hof overweegt in dit verband als volgt.
Het hof stelt vast mede op grond van de aangifte dat de aangever inderdaad geweld heeft gebruikt tegen de verdachte.
Met betrekking tot het betoog van de verdachte dat hij degene zou zijn geweest die zou zijn mishandeld, overweegt het hof het volgende.
In de eerste plaats stelt het hof vast dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] blijkens hun verklaringen niet de gehele interactie tussen verbalisant en verdachte hebben waargenomen.
In de tweede plaats overweegt het hof dat de getuige [getuige 2] pas in eerste aanleg heeft verklaard dat verdachte zou zijn geslagen door de aangever. Desgevraagd antwoordt hij dat hij dat niet heeft verteld bij de politie, omdat hem dat niet is gevraagd. Deze verklaring voor het weglaten van een zo belangrijk onderdeel van een gebeurtenis tijdens een verhoor door de politie, acht het hof niet geloofwaardig.
In de derde plaats overweegt het hof dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] niet geheel als onafhankelijke getuigen kunnen worden aangemerkt, nu zij in meer of mindere mate bekenden zijn van de verdachte. Deze getuigen kunnen er aldus een belang bij hebben om over het door de verdachte toegepaste geweld te zwijgen.
Tot slot overweegt het hof dat niet valt uit te sluiten dat de drie getuigen hun verklaringen, nu zij die pas enkele weken na de pleegdatum hebben afgelegd, op elkaar en op die van verdachte hebben afgestemd.
Gelet op het bovenstaande hecht het hof meer waarde aan de verklaringen van de aangever en zijn collega dan aan de verklaringen van de verdachte en de drie getuigen. Het hof zal dan ook van deze eerstgenoemde verklaringen uitgaan. Op basis daarvan, in samenhang met het letsel van de aangever, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de hem ten laste gelegde mishandeling van aangever.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 dagen, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan mishandeling van een politieagent. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van die agent en heeft hij blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het ambtelijk gezag en het publieke belang dat door opsporingsambtenaren wordt gediend.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 oktober 2012, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het Reclasseringsadvies (beknopt) van 18 november 2010, opgemaakt en ondertekend door reclasseringsmedewerker F. Mansveld.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 200,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde bedrag van € 200,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 200,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 (veertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van € 200,- (tweehonderd euro) wegens immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij], een bedrag te betalen van € 200,- (tweehonderd euro) wegens immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 (vier) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 22 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. A. Kuijer,
mr. M.I. Veldt-Foglia en mr. C.J. van der Wilt, in bijzijn van de griffier mr. R.W. van Zanten.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 november 2012.